‘Dat vind ik nou leuk,’ sprak hij moedeloos. Hij had een oud hoofd gekregen,
zodat ik denken moest aan de onsterfelijke woorden van Elias: ‘Portier c'est
mourir un peu.’
‘Kom er even in,’ noodde hij.
‘He ja...’ zei mijn vrouw.
Binnen was het niet zo dol als we ons van toen herinnerden. De band wilde naar
huis, de dansende paren eigenlijk ook en de barkeeper loosde onafgebroken
levensbloesem als: ‘Ach meneer, leer mij de mensen kennen, het gaat toch zeker
allemaal om de ping ping,’ waarbij de saxofoon maanziek om hulp riep.
‘Dacht je nog lang te blijven?’ vroeg ik mijn vrouw.
Maar ze keek net over mij heen en riep opklarend: ‘Frits! Néé maar...’
Er stond een echtpaar op de leeftijd des onderscheids achter mij en alleen de man
toonde zich blij verrast. Ik had niet de eer en de vrouw kennelijk evenmin, maar
mijn bruid en die knaap kenden elkaar blijkbaar uit een tijd, toen wij nog
gewone voorbijgangers waren.
De band zette weer in.
‘Een tango,’ zei de man dweperig. ‘Zullen we het nog eens proberen...?’
Even later zat ik met het vreemde mens aan de kant te kijken hoe ze
circuleerden.
‘Hebt u ook kindertjes?’ vroeg ze.
‘Ja, twee,’ antwoordde ik.
‘Een hele zorg, he?’ vond ze.
‘Ja, voor hen ook,’ zei ik. Maar dat viel niet goed, want ze bleek het ernstige
type en ging dapper met me aan de gang over de problematiek van het
grootbrengen, of we op een studieweekend op Woudschoten waren. Persoonlijk ben
ik in zo'n gesprek niet op mijn best, want het opvoeden beschouw ik als een
typische vaardigheid van schoolopzieners en internaatsnonnen. Wie bemint kan er
niets van en beseft hoogstens, dat kinderen hun ouders langzaam maar zeker
opeten, een door de hemel gewild kannibalisme, waarbij gasten en spijzen
gelijkelijk genieten.
‘Het begrip leiding is in dit verband zo interessant, want zo'n jonge, ongevormde
geest...’
Terwijl zij aldus zat op te bieden tegen al die tango's, zag ik, met één oog over
haar schouder heen, dat de bruid goed uit de voeten kwam met Frits.
‘Ze houden het uit, he?’ zei ik eindelijk.
‘Dát wel...’ bevestigde ze bits.
‘Zullen we óók eens?’ sloeg ik voor.
‘Nee, dank u,’ zei ze op een toon of ze er niets van verwachtte.