Nu heeft men in Parijs voor alles een vrijblijvende doch warme belangstelling.
Als het ventje de eerste plaat ontrolt en boven zijn hoofd houdt, gaan ze
allemaal om hem heen staan - de typografen, de meisjes, de kelners, ja, zelfs de
dikke baas komt ervoor van achter zijn buffet gelopen. Alleen de zeeman slaapt
door. Hij heeft gelijk, als alle slapers, want het is een heel nare plaat, met
twee beren erop, die wreed en zielloos staan te wachten op u en mij in zo'n
onafzienbaar sneeuwbos, waar je nooit en nooit meer uitkomt.
‘Mooi,’ zegt het meisje van de zeeman naïef. Ze heeft er wel zin in.
De meningen worden nu uitgewisseld. De typografen spotten maar een beetje met de
beren, een magere vrouw met een paarse hoed op plaatst haar beringde handen als
kokertjes voor de ogen, om diepte in het woud te krijgen en de baas neemt een
hoekje van de plaat tussen duim en vinger en meldt welwillend ter zijde: ‘C'est
beau, comme papier...’
Omdat niemand geld biedt, ontrolt het mannetje nu ook de tweede. Het is een in
moede, dorre kleuren gedrukte afbeelding van een grijze zuil, waarboven wel
twintig raven hun vleugels uitslaan tegen een lucht vol dreigend onheil.
‘Die is ook leuk,’ vindt de blonde.
Het mannetje, een vriendelijke verkopersgrijns op het gezicht, keert de boven
zijn hoofd uitgestrekte nachtmerrie behulpzaam naar alle kanten, lenig bewegend
als een misdienertje.
‘Waar wou je 'm hangen?’ vraagt de baas.
‘Boven me bed,’ antwoordt de blonde, ernstig, zoals vrouwen in winkels
overleggen.
De dikke man werpt nog een schattende blik op de afbeelding. Met onverklaarbare
stelligheid beslist hij: ‘Dan zijn de beren beter.’
Maar ze wil per se de zuil. Tweehonderd francs kost-ie. De zeeman wordt ervoor
gewekt. Zijn mond slaat toe als zijn ogen opengaan. Even zie ik zijn lodderig
gezicht ontsteld vertrekken bij het zien van al die vogelen des doods. Dan
graait hij het geld al uit zijn zak en staat geeuwend op.
Gelijk een geweer draagt ze de rol over haar schouder als ze met hem weggaat. Bij
de deur zegt ze nog blij tegen de anderen: ‘Ik hang 'm meteen op.’