tot de late avond in het café dat toebehoort aan een oud, gelaten
op de dood wachtend echtpaar. Ze reikt tot mijn middenrif. Haar lichaam heeft
nog plannen waarvan, als ze zijn verwerkelijkt, de mannen zullen opkijken. Maar
nu behandelen de jongens die hier komen drinken of zo maar wat opscheppen, haar
achteloos, als hun kleine zusje thuis. Adelina heeft een mager, ernstig hoofdje
waarin van alles omgaat als ze de kopjes wast of de glazen vult of met kisten
vol flessen sleept. Want ze is altijd bezig op een vanzelfsprekende manier,
waarschijnlijk omdat haar versloofde moeder het haar, zo lang ze leeft, heeft
voorgedaan in een der met vaal was - goed vlaggende krotten, die toeristen
benutten als typische achtergrond van een groepsfoto voor het album waaraan de
visite straks zal moeten geloven. Adelina heeft ongetwijfeld veel te veel
broertjes en zusjes, verwekt door haar kleine, viriele, met zijn gore trui
vergroeide vader, die knoestig werk verricht en zo nu en dan staakt zonder dat
het helpt.
In haar nog onvolgroeid lijfje draagt zij een compleet moederhart. Dat kun je
zien aan de liefde waarmee ze een door een pa meegebrachte kleuter in het café
optilt en wat rondzeult tot de oude patroon haar terugsnauwt naar haar nimmer
aflatende plichten.
Ook mij bemoedert ze, al begint ze natuurlijk niet aan tillen.
Omdat ik haar bloementaal niet spreek, beschouwt ze me als een gebrekkige, die
met alles geholpen moet worden. Reeds als ik binnenkom roept zij met een
bemoedigend lachje wat ik, naar ze vermoedt, gebruiken wil. Het klopt altijd. Ze
heeft me al duidelijk gemaakt dat ik geen grote espresso moet nemen, maar een
kleine, omdat die ingrijpender smaakt.
Dat is waar.
Maar haar poppenmoederszorgen gaan nog verder. Tot gisteren verstrekte het café
Italiaanse suikerzakjes waarop, om onverklaarbare redenen, Franse schilderijen
stonden afgebeeld. Een beroemd zelfportret van onze eigen Van Gogh, bij
voorbeeld. Had-ie dat nu maar geweten toen hij zijn oor afsneed. Zou hij het
toch gedaan hebben als zijn broer hem tijdig had geschreven: ‘Kop op, Vincent -
je komt nog eens op de suikerzakjes in Naxos.’
Ik vrees het wel. Je moet een stier zijn á la Picasso om rustig te blijven
doorschilderen als je Guernica reeds boven iedere theetafel in Buitenveldert is
aangeland.
Adelina had vanmorgen bij het serveren van mijn koffie een triomfantelijk lachje.
Blijkbaar waren de Franse schilderijen op. Ze legde nu een suikerzakje op tafel,
waarop een gekleurde vlinder stond afgebeeld. En omdat ze wilde dat ik het
begrijpen zou, hief ze haar armen in de lucht en maakte