Brood voor de vogeltjes
(1974)
Een interview
Vorige week woensdag ging 's middags de telefoon. Ik nam de hoorn op en riep mijn
naam. Aan de andere kant klonk enige tijd gekraak. Toen sprak een heldere
jongensstem: ‘O ja, meneer. Het gaat om de schoolkrant, ziet u?’
‘Wat is er dan met de schoolkrant?’ vroeg ik.
‘We moeten een interview met u komen maken.’
Er werd niet bij vermeld van wie het moest. Maar ik heb een zwak voor
schoolkranten omdat ik, in lang vervlogen tijden, zelf in de redactie van zo'n
moeilijk levend orgaan gezeten heb. In mijn agenda kijkend, zei ik: ‘Volgende
week dinsdagmiddag zou 't wel kunnen.’
Aanvankelijk antwoordde de jongen niet. Ik hoorde hem, langs de hoorn heen, aan
iemand melden: ‘Volgende week dinsdag, zegt-ie.’
De ander, tot wie hij zich richtte, antwoordde met een voor mij onverstaanbaar
gemompel. Toen kwam de heldere stem terug: ‘Dat is te laat, meneer.’
Het klonk zorgelijk.
‘Is er dan haast bij?’ vroeg ik.
Zachtjes hoorde ik hem zeggen: ‘Of er dan haast bij is...’
En luider: ‘Ja, meneer. Er is haast bij.’
‘Nou, kom dan maar zondagmiddag,’ riep ik.
‘Zondagmiddag, zegt-ie,’ fluisterde hij. De ander overlegde geruime tijd. Daarop
hoorde ik: ‘Zondag is goed, meneer. Waar woont u?’
Ik noemde mijn adres. Hij herhaalde het en vroeg toen, kennelijk op last van de
onbekende op de achtergrond, die de leiding blijkbaar vast in handen had: ‘Is
dat in Amsterdam, meneer?’
‘Ja, dat is in Amsterdam,’ antwoordde ik. ‘Dus ik reken op zondagmiddag. Om vijf
uur.’
‘Hij rekent op zondagmiddag, om vijf uur,’ zei hij met zijn tweede stem. En na
blijkbaar de zegen te hebben ontvangen: ‘Goed meneer, we komen zondagmiddag om
vijf uur.’
Ik legde de hoorn op het toestel en schreef het net op in mijn agenda,