Eindelijk keek hij naar de vrouw en schudde van
neen.
‘Kom maar,’ riep ze, haar tasje openend, ‘ik heb wel.’
De man keerde door het volle café naar het tafeltje terug.
‘Hier, een gulden en een kwartje,’ zei de vrouw, ‘ik heb 't nét.’
De man nam het geld van haar aan, keek even naar zijn portemonnaie, stak 'm naast
zijn zijzak, raapte 'm licht hijgend van de vloer op en liep weer naar de
automaat.
Je zag hem het geld in de gleuf doen.
Daarna ging hij op zijn hurken zitten, keek lange tijd naar de hoog opgetaste
rookwaren en trok ten slotte aan een laatje. Het gaf niet mee. Hij deed het nog
eens en nog eens en nog eens, op het laatst zó krachtig, dat het toestel dreigde
om te tuimelen. Het hielp allemaal niet. Zich oprichtend keek hij vragend naar
de vrouw.
‘Op dat knopje drukken,’ riep ze.
Hij moest er enige tijd naar zoeken, vond het en drukte. Het geld keerde terug in
het bakje. De man stak er een van zijn mollige vingers in en schoof het naar
zich toe. Het kwartje ving hij, maar de gulden viel op de grond.
Nu heb je guldens en guldens.
De ene blijft gewoon plat op de grond liggen.
Maar de andere gaat iets ondernemen.
Dit was een dartele gulden, die als een snel wiel-