Ze is zo uitbundig blij met me dat ik denk: Wat is daar nou zo enig an? D'r is
niks an.
Dat komt door haar tsjilpende overdrijving, die je dwingt de zaak nuchter te
bekijken - en dan blijft er niet veel over.
Maar goed, ze zijn nu eenmaal zo, die twee, en met elkaar doen ze ook een beetje
temerig. Al vijfentwintig jaar vormen ze in onze kring zo'n beetje het ideale
paar. U weet wel - nooit een hard woord. Nooit gebroken glaswerk. ‘We zijn
eigenlijk nog altijd verliefd op elkaar’ en meer van zulke flauwekul.
Het maakt je een beetje wee, maar je krijgt er ook een licht
minderwaardigheidsgevoel van.
Hun zilveren bruiloft hebben ze, drie maanden terug, mild blijde gevierd. Geen
dolle boel, natuurlijk. 't Was een soort Kerstmis in september. Ze wilden een
gezamenlijk geschenk. Een gashaard. Vooruit, een gashaard. We hebben allemaal
wat gestort bij een vriendin, die inzamelde.
Ik een tientje.
Goed, wat is helemaal een tientje?
Maar nu heb ik gisteren vernomen dat Henry vorige maand van Aleid is weggelopen
en nu samenhokt met een juffrouw van drieëntwintig.
Ik kan het me best voorstellen.
Maar tóch voel ik me genept. Ik ben wel voor meer genept, dat doet me niks.
Maar van dat éne tientje voor die gashaard heb ik spijt.