Waan
De dood heeft zich eindelijk ontfermd over mevrouw Fransen. Ze was vierentachtig.
Het werd tijd. Wij kenden mevrouw Fransen ruim tien jaar. Op een dag rees zij op
uit de menigte en deelde mij mee dat zij mijn muze was die mij alles wat ik op
papier zette influisterde. Dat had ze besloten. Want mevrouw Fransen leefde in
een waan. De rol die zij zichzelf in mijn leven had toebedeeld, leidde tot
bizarre complicaties. Zij was een gulzig afneemster van radio- en
televisieprogramma's en zij meende dat mijn vrouw en ik haar via Hilversum en
Bussum voortdurend boodschappen zonden. Op een avond om elf uur werd er gebeld.
Zij stond voor de deur met een koffer en zei: ‘Hier ben ik dan.’
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg ik.
‘Maar je vrouw heeft me toch in dat liedje op Veronica gevraagd of ik bij jullie
in kom wonen?’ zei ze.
‘Mijn vrouw zingt nooit,’ antwoordde ik.
‘Dat is 't toppunt,’ riep ze. ‘'t Lijkt hier wel een gekkenhuis.’
Kort daarop kreeg ik een brief van haar uit Londen. Ze had uit de Lucy Ball show begrepen dat ik haar daar wilde ontmoeten. Al een paar
dagen zat ze in een hotel te wachten. ‘Waarom kom je niet? Ik heb geen geld om
hier nog langer te blijven,’ schreef ze. Haar familie zorgde dat ze weer
terugkwam. Twee dagen later belde ze op een ochtend toen ik niet thuis was, bij
ons aan. Mijn vrouw deed open. Op plechtige toon zei ze: ‘Wilt u tegen uw man
zeggen dat ik niet met hem kan trouwen? Ik ben te oud.’
‘Ik zal de boodschap overbrengen,’ zei mijn vrouw.
Nog geen week later belde ze me op uit Scheveningen.
‘Waarom ben je niet gekomen?’ vroeg ze droevig. ‘Ik heb de hele dag op het strand
gelopen. Ik ben doodmoe. Ik heb maar 'n hotel genomen.’
‘Ga maar gauw slapen,’ zei ik.
Aanvankelijk vond ik dit alles, net als u, erg tragisch. Maar in de laatste jaren
kwam ik tot de overtuiging dat het helemaal niet tragisch was - tenminste niet
voor haar. Want wij gaven haar leven inhoud. Bijna elke dag kwam ze met de tram
naar ons toe, om iets in