Bijna
De twee vrouwen die in het café theedronken, waren allebei middelbaar en
corpulent. Ze droegen nette kleren, maar buiten mededinging. De ene vrouw zei:
‘Abortus. De krant staat er vol van. 't Schijnt te mogen, nou.’
‘Nog niet,’ zei de andere. ‘Maar ze eisen 't.’
De eerste vrouw haalde haar mollige schouders op.
‘Van mij mag 't, hoor,’ zei ze. ‘Maar ik begrijp die meiden niet. Ze hebben toch
zeker de pil? D'r zijn wel vijftig verschillende. Nou, lâan ze 'm dan slikken.
Dan hoeven ze de dokters niet lastig te vallen. Die hebben 't toch al zo
druk.’
De andere vrouw glimlachte.
‘Mijn buren, hè, die hebben een dochter,’ zei ze. ‘Toen ze achttien was komt ze
thuis en zegt: “Moe, ik ben zwanger.” D'r moeder zegt: “Kind, je hebt toch de
pil? Waarom heb je die dan niet ingenomen?” Toen zegt ze: “Vergeten...” Ja,
vergeten! Dat maak je mij niet wijs. Ze wou die knaap gewoon voor het blok
zetten. En dat is d'r mooi gelukt ook, want hij heeft haar getrouwd en hij zit
nou met haar en de baby erg ontevreden in zo'n dure vogelkooi in Amstelveen. Die
pil is mooi, hoor. Maar als 'n meisje 'm vergeten wil, dan vergeet ze 'm.’
De eerste vrouw knikte.
‘Nou ja,’ zei ze. ‘Er wordt over allerlei dingen heel anders gedacht dan vroeger.
Misschien is het wel goed. Ik weet het niet...’ En zichzelf onderzoekend: ‘Is 't
al half drie?’
‘Nee, nog vijf minuten ervoor. Waarom?’
‘Ik heb hier om half drie afgesproken met me dochter,’ zei de eerste vrouw.
‘Hoe gaat 't met haar?’
‘O jofel. Ze heeft nou drie jongetjes, met een jaar tussenruimte. Die hoeft geen
abortus. Maar ja, er kunnen natuurlijk omstandigheden zijn...’
Ze zweeg even en keek peinzend voor zich uit. Toen vervolgde ze: ‘In de oorlog,
hè. Ik woonde met me man en me zoontje in de Jordaan. Armoe. Hij had geen vast
werk meer. En hij zat in de on-