Maar de drank viel niet goed meer, maakte hem somber in plaats van blij, bracht
hem aan het staren. Hij raapte het propje weer op en liep zonder groet de kroeg
uit. In de mist langs de grachten sjokkend, viel alles tegelijk over hem heen -
zijn onmacht om te werken, zijn vlucht uit huis, het walmend grijs van de
winteravond, de stekeligheden uit de kritiek en de weltschmerz der jenever.
Onder de lichtkap van een lantaarn streek hij het knipsel glad en las het nog
eens helemaal door.
‘Het is waar. Ik ben niks meer,’ zei hij hol tegen de mist en dikke
krokodillentranen gleden traag over zijn wangen.
Hoe lang liep hij zo, in zichzelf pratend, vuist schuddend, klaaglijk grommend?
‘Alles moet anders worden,’ bezwoer hij het duister. Hij zou weggaan uit dit
rotland, naar Frankrijk, Italië, Spanje... Lydia begreep zulke dingen. Die ging
wel zolang met het kind bij haar moeder. ‘Ja!’ zei hij telkens. ‘Ja.’ Hij stond
bij de schouwburg nu en zwenkte een kroegje binnen, waar veel acteurs en
schilders kwamen. Het was er leeg; bij het buffet zat alleen een dichter met een
voluptueus meisje. Ze groetten stijf toen hij binnenkwam en bij het raam ging
zitten. Terwijl hij moe achteroverleunde, zag hij dat de dichter het meisje iets
influisterde. Ze lachten geniepig, samen.
‘Bier!’ riep de schilder.
Toen het gebracht was, dronk hij het achter elkaar uit en voelde zich
kwalijker.
‘Nog een!’ beval hij grimmig.
De dichter stond op en liep het café door, dat lachje om zijn mond. Toen hij bij
het raam kwam, keek hij de schilder even aan en vroeg: ‘Zó... is het
afgelopen?’
‘Geen denken aan, mannetje!’ riep de ander, met de vlakke hand op het tafeltje
slaand. Hij wou zijn reisplannen uitschreeuwen maar voelde opeens dat ze niet
door zouden gaan. Verbaasd keek de dichter hem aan.
‘Nou, wind je maar niet zo op,’ zei hij. ‘Ik mag toch zeker wel vragen of het al
afgelopen is? 't Is over elven. Of kóm je niet uit de schouwburg?’
‘Nee,’ antwoordde de schilder. ‘Ik lóóp maar wat, vanavond.’
‘Kom dan bij ons zitten,’ inviteerde de ander. En met warmte: ‘Ik