stemming van iemand
die uit een heerlijke droom wakker schrikt, omdat zijn bed vol water is gelopen.
Beneden in de gang stond een nog voor driekwart gevulde fles witte wijn. Ik deed
'm in mijn tas en stapte in de taxi, met iets meer zekerheid. Want zo'n mild
afterdinneroptimisme moet je bijhouden, anders zakt de bodem eruit en wordt het
dof dutten.
‘Hier ben ik al,’ riep ik, toen ik aan de rand van de stad het gebouw binnentrad.
De mensen wáren er nog en de voorzitter bleek niet eens zo erg kwaad. Hij voerde
mij naar een toneeltje, waar, achter de nog gesloten gordijnen, een tafeltje en
een stoel gereedstonden.
‘Ik open over twee minuten,’ zei hij en verdween.
Er moest snel gehandeld worden. Op het tafeltje stond zo'n sierlijk waterstel van
groen glas. Ik greep de kan, deed een raam open en goot 'm leeg.
‘Héé!’ riep een voorbijganger, die nog net opzij had kunnen springen.
‘Sorry,’ zei ik en sloot het raam.
Nu schonk ik de wijnfles leeg in de kan, legde de benodigde boekwerkjes op tafel
en ging zitten.
‘Kan 't?’ kwam de voorzitter vragen. Ik knikte. Terwijl hij voor het gordijn het
openingswoord sprak, schonk ik een van de groene glazen vol en nam een slok. De
afterdinnerstemming, die een beetje was ingedut, werd onmiddellijk wakker van
deze douche en riep ondernemend: ‘En wat gaan we nou eens doen?’
‘Een lezing houden,’ zei ik.
‘Hè nee...’ pruilde hij.
‘Onze vereniging,’ sprak de voorzitter, ‘voert al vier jaar met succes de strijd
voor een waardiger ontspanning dan het domme gedrink in kroegen en het
cultuurloze gehos in danszalen. We zien de drank...’
‘Hè, laten we nou weer weggaan,’ zeurde de afterdinnerstemming.
‘Hier is nog één slok,’ zei ik.
De voorzitter was uitgepraat en kwam weer achter het doek.
‘Ik wou u nog even zeggen hoe de avond is ingedeeld,’ sprak hij, ‘we wilden
graag...’