‘Had dan liever een snorkel voor ons gekocht,’ zeggen de jongens, als ze uit het
water komen. Maar dat doet hij niet, want zijn vakantie wordt verpest door zijn
constante vrees dat zij zullen verdrinken. 's Ochtends aan het ontbijt hoor je
hem al bang bezig: ‘Een ruw zeetje vandaag, jongens! O, je kunt er gerust in
gaan hoor, gerust. Maar niet te ver. Want hij trekt lelijk. En als jullie een
bootje huren, dan kun je er gerust afspringen om te zwemmen, hoor, gerust, maar
als er maar een in de boot blijft, anders drijft hij te ver weg, zie je. Ik heb
eens in een boek gelezen...’
‘Churchill, die bijna verzoop,’ zegt een der jongens verveeld. De ander eet
zwijgend door, vindt alles absurd en waardeloos wat deze God that
failed zit te wauwelen. Later op de ochtend zijn ze met het bootje diep
in zee en springen er allebei af, want ze zwemmen als ratten.
‘Zie je nou - zie je nou?’ zegt de man tegen zijn vrouw. Hij staat tot de enkels
in het water; op zijn buik heeft de zon een paarse rorschachtest geschroeid.
‘Je moet er niet zoveel over praten,’ vindt de vrouw.
‘Jongens!’ roept hij.
Hij wenkt zinloos - ze zien hem toch niet.
‘Als je er zo over zeurt, doen ze het juist,’ zegt de vrouw. Hij knikt
versomberd. En heeft, een paar dagen later, al zóveel geleerd dat hij witjes
zwijgt als de jongens 's avonds in hun badbroekjes naar zee trekken, omdat ze
ook wel eens in het donker willen zwemmen.
‘Veel genoegen, hoor,’ roept hij zelfs.
Maar als ze verdwenen zijn, gaat hij stilletjes achter de badhokjes zitten kijken
hoe dit gruwelijk avontuur in het nachtzwarte water afloopt. Nee, het vaderschap
is géén sinecure. Eigenlijk is hij alleen maar gelukkig tijdens het eten, want
dan glimlacht hij neer op zijn bordje, als een vrouw die haar kind baadt.