Het bestaan
Laatst zei mijn vrouw opeens: ‘Ik word gewoon gek in dit huis.’
‘Waarom nou?’ vroeg ik.
‘'t Is hier elke dag zo'n bende,’ pruttelde ze. ‘Je kunt nooit eens even zitten,
altijd móét er iemand iets. Ik ben bekaf 's avonds.’
‘Ach ja, het leven is moeilijk,’ zei ik maar.
‘Hè, spaar me je aforismen van een dubbeltje,’ riep ze geërgerd. ‘'t Leven is
heus niet overál zo. Er bestaan ook rustige huizen, waar iedereen niet zo
schreeuwt. En nu we het er toch over hebben - er zijn mannen die hun vrouwen
ontbijten op bed brengen. Herhááldelijk. Dat heb jij in al die jaren nog nooit
gedaan.’
‘Nou, ik wil morgenochtend wel...’ begon ik.
‘Dat doe je immers tóch niet,’ zei ze bitter.
Daar had ze gelijk in. Ik heb het namelijk al meer beloofd, maar ik hoor de
wekker niet. Het is trouwens zinloos om 's avonds onder invloed van de maan te
beschikken over een deel van je leven dat je in slapende toestand zult moeten
opleveren. Aarzelend vroeg ik: ‘Wat wil je dan?’
‘Ik zou best eens een nachtje in een hotel willen slapen,’ zei ze dromerig.
‘Lekker vroeg erin. En lang uitpitten. En dan ontbijt op bed...’
Het was een van die dreams that money can buy. Ik telde mijn
geld en zei: ‘Doe het.’
‘Zou je het niet gek vinden?’ vroeg ze.
‘Nee, waarom...’
Zo kwam het dat we haar de volgende avond lang nawuifden, toen ze met een heel
petieterig koffertje op stap ging om, misschien honderd meter verder in de stad,
die lange aanloop tot dat ontbijt op bed te gaan nemen. Nauwelijks was zij uit
het gezicht verdwenen of het hele gezinsverband viel aan brokken uiteen. Er werd
bijvoorbeeld wel theegedronken, maar zonder schoteltjes, en binnen het uur stond
in alle hoeken van de kamer iets op de vloer, waardoor het interieur de sfeer
kreeg welke heerst bij mensen die gaan emigreren en al zo'n beetje aan het
pakken zijn. Aan arbeid viel niet meer te denken, want allerlei vrienden hadden
het geroken en kwamen om