het
leren buis...! Hij kwam de stenen trap op en ging het postkantoor weer binnen.
Zijn groot, rond gezicht stond nors; in het voorbijgaan had hij haar even
aangekeken.
‘Hij gaat terug om te zoeken,’ dacht juffrouw Wolsma. Ze ging zo haastig als haar
ogen het toelieten het trapje af en liep naar de stoeprand om over te
steken.
‘Hé hé juffrouw, wacht u eens even,’ klonk het achter haar.
Het was vergeefs geweest. Ze zouden het haar weer afnemen. En misschien kreeg ze
nog straf ook - een maand niet uit om te wandelen, zoals laatst dat mens van
Rees, toen ze een sierspeldje had weggenomen in die winkel.
‘Wou u nu zomaar overlopen?’
Het was een agent met een witte pet op.
‘U moet toch op het verkeer letten,’ zei hij vriendelijk.
Aan zijn arm kwam ze bij de tram en reed, de tas op haar knieën, tot de halte bij
het huis. De angst was over, maar de wilde blijdschap keerde toch niet terug.
Wel zat ze prettig te beprakkiseren wat ze nu eens kopen zou. Iets lekkers. Iets
lekkers om in bed op te eten, want als de anderen het merkten moest je ervan
méédelen en dan was het zo weg. Bij de etalage van de mooie banketbakkerswinkel,
waar ze zo vaak stond te dromen, gaf ze haar ogen lang de kost. Toen ging ze
naar binnen en zei, bijna plechtig: ‘Dag juffrouw. Ik wil twee ons kersenbonbons
en nog een ons van die kleine flikjes met muisjes.’
Het was een fijn gezicht het te zien klaarmaken - net als vroeger, toen ze nog
een gezin had.
‘Ziet u wel - dat is twee gulden dertig bij elkaar, alstublieft.’
Ze legde het tientje op de toonbank en begon de zakjes in haar tas te bergen.
Onderin.
‘Wat doet u nou, mevrouwtje?’ vroeg de juffrouw vriendelijk.
‘Wilt u dáármee betalen? Dat is een reclamebriefje.’
En de portemonnee van de toonbank nemend, vervolgde ze: ‘Wacht, laat ik u eens
even helpen... kijk, hier hebben we al geld... vier gulden... ik neem er drie,
ziet u wel? En dan krijgt u nog zeventig centen van me terug...’
Met een achteloos gebaar schoof ze het blauwe papiertje van de toonbank. Wazig
zag juffrouw Wolsma hoe het even door de lucht dwarrelde en naast haar voeten op
de vloer neerkwam.