Poppen
Het Musée Grévin zet de groten dezer aarde in wassen verstarring achter een hekje
te kijk. Charles Trenet, de Paus en de heer Pierre Larousse, schepper van de
beroemde encyclopedie - ze zijn allemaal present in het griezelige stadium
tussen confectiepop en lijk, dat aan een panopticum altijd iets
huiveringwekkends geeft.
Wie op zondagmiddag mee-schuifelt met de provincialen, wordt vanzelf de trap
opgedragen, die uitmondt in het Palais des Mirages, dat ze, als iedereen binnen
is, solide achter je dicht doen. Met een paar honderd mannen, vrouwen en
kinderen sta je dan, samengedreven als gedeporteerden, in een gevangenis van
spiegels, die elkaar dit gezelschap, plus enige feeëriek verlichte, barokke
zuilen eindeloos teruggeven. Het effect is benauwend. Je bent terecht gekomen in
een barbaars paleis en staart in nimmer eindigende Kafkagangen vol mensen, die
maar wachten, die maar wachten, wachten, wachten. De dag des oordeels begint
vast zó.
Opeens wordt het stikdonker. Je hoort klappende zoenen vallen - ook hier slapen
de opportunisten niet. Als het licht weer aangloeit, zijn de pilaren, door een
eenvoudig kantelmechanisme, in bomen veranderd en staan al die arme mensen met
hun kinderen weer even gedwee in een eng bos, waar de wassen spoken van beneden
vast elke nacht hol bassend