door een verliefde mama, onder het motto: ‘Laat Wim zijn ideeën nu
maar eens uitvoeren!’ Nu, dat hééft hij! ‘Reclame moet je maken - da's de
moderne tijd,’ riep hij uit en de storm stak in de winkel op.
De linker etalage is half leeggeruimd. Daar staat een Chinese man van middelbare
leeftijd, gekleed in een paars zijden gewaad en jongleert, nu eens met bordjes,
dan weer met messen. Op het toneel mag ik dat graag eens zien doen maar hier,
omringd door de keurig geprijsde serviezen en de beeldjes heeft zijn
handvaardigheid een voornamelijk wezenloze trek. Ten overstaan van een groepje
warm ingebakerde voorbijgangers, die aan gene zijde van de ruit kegels bevroren
adem uit hun bouffantes wasemen, staat de Chinees wijdbeens, zeer lila en
bijzonder druilerig te pielen met zijn messen. Als hij ze een poosje in de lucht
geworpen heeft, legt hij ze op een tafeltje en kijkt besluiteloos om zich heen.
‘Nu de bordjes maar weer,’ denkt hij dan en reeds neemt hij ze ter hand.
Chinezen hebben van nature toch al zo'n oogopslag van ‘nog een jaartje of wat en
het zit er op’, dus het is wél echt een tafereel om hard door te lopen.
Wie dat doet komt echter bij de tweede etalage en die bevat een nog veel
aangrijpender blikvanger. Een beeldende kunstenaar, die zich bij zijn
beroepskeuze lelijk vergiste, heeft een paleisdécor geschapen, waartegen een
schuin geplaatst bad