‘En wat doe jij nu tegenwoordig?’ vroeg hij koel.
Hoewel ik zeer tevreden ben met mijn dagelijks werk en een mooie toekomst
tegemoet snel, leek het mij toch tactischer daarvan geen blijk te geven, want ik
ken zijn verachting voor gestabiliseerde mannen met vaste banen.
‘Och,’ zei ik, 'k zit 'n beetje bij zo'n krant. Maar ik ga er gauw weg.’ Ik nam
plaats. ‘De schoften,’ zei ik grimmig, teneinde in zijn sfeer te blijven.
‘Wie?’ vroeg hij.
‘Die lui,’ zei ik. ‘Ze denken maar dat je te koop bent voor een paar
tientjes.’
‘O juist,’ zei hij mat.
Het was niet de bijval die ik had willen oproepen. Tegen zijn melancholiek
zwijgend gezicht begon ik met gekunstelde levendigheid over mijn bestaan te
praten. Als je me hoorde was ik een hele flierefluiter, zo een die lacht om de
gestolde verhoudingen en naar hartelust voortzwalkt op de baren der onzekerheid.
Maar hij luisterde nauwelijks, want midden in een zin van mij, zei hij opeens:
‘Zeg, morgen is het oudejaar...’
‘Ja,’ riep ik. ‘Dan gaat de burger weer zitten grienen bij de twaalfde slag. De
prompte ontroering, hoor. Wat 'n onzin niet? Je moest...’
Maar hij sloeg geen acht op mij en zei. met een belachelijk sentimentele
bibberstem: ‘Ik ken hier zo weinig mensen. Van de oude vrienden woont hier
niemand meer. Zou je het erg gek vinden, als ik mezelf inviteerde voor morgen?
Het is zo'n akelige avond om in je eentje te zitten...’
Ik voelde een heerlijk, stralend gevoel in mijn borst opkomen.
‘Maar natuurlijk!’ riep ik. ‘Kerel, dat is een alleraardigst idee. We zullen het
ontzaglijk leuk vinden als je komt!’
En nu meende ik het, want mijn hart bonsde van triomf. André, met behoefte aan
een oudejaarsfeestje. André en de oliebol. André als capitulant. Ik was een vrij
man geworden! Vrolijk en ongedwongen babbelde ik nog een