vaak niet van mijn
vader en moeder konden scheiden en even thuis hun eten in pannetjes gingen halen
teneinde het bij ons te nuttigen. Hun dochter Elly was ouder dan ik - een blond
meisje, met flets blauwe ogen en een rond, alledaags gezicht. Ze jaagde echter
een verre van alledaags doel na. Want ze danste.
Toen ze, lang voor mijn tijd, nog een dreumes was, had iedereen dat leuk
gevonden.
‘Die Elly, ze lijkt wel een feetje,’ riepen de omstanders bekoord, als ze haar in
haar tutu'tje zagen rondkrummelen op verjaardagen. Maar toen ze dertig was en
dus wel echt een hele fee, krummelde ze nog steeds. Zij het niet op
verjaardagen. Het was nu geen grapje meer, doch volle ernst.
Ze soleerde en sloeg telkens nieuwe danskunstige richtingen in. Als we in haar
ouderlijk huis op visite waren, hoorden we haar boven op zolder gestadig bonken,
want ze trainde hard. En eens per jaar was het weer zo ver. Dan moest de pa van
Elly in de - gelukkig goed gevulde - beurs tasten en werd, op een incourante
middag, de zaal van Diligentia gehuurd voor een uitvoering.
Dat kostte zelfs in die goedkope jaren een hand vol geld. Maar het was
onvermijdelijk, want Elly moest regelmatig ‘pers’ hebben, zoals een
bloedarmoedige staalpillen.
De mooie pers plakte ze in een boek en de lelijke pers voorzag ze van bittere
commentaren als: ‘Dat schrijft hij alleen omdat hij een verhouding heeft met
Mela, dat gekke Laban-spook, je weet wel, die fluistert hem al die dingen in
omdat ze jaloers is.’
Het verdiende aanbeveling dan instemmend te knikken, ook al had je nooit van Mela
of van Laban gehoord. De familie en de kennissen wisten alleen dat tante eens
per jaar opbelde en dan met een speciaal stemmetje zei: ‘Er is dinsdag over
veertien dagen weer een hele mooie dansmatinee met een volkomen nieuw programma.
Jullie komen toch? We rekenen er op, hoor.’
‘Natuurlijk komen we,’ zei mijn moeder dan.
‘En als je nog iemand mee wil brengen, doe het dan gerust, want er zijn bij de
kassa altijd nog wel een paar plaatsen te krijgen.’
Dat ‘een paar’ was een door moederliefde ingeblazen eufemisme van tante, want
meer dan vijftig mensen waren er nooit.
De helft van de club werd gevormd door familie en kennissen - alles wat lopen kon
en al of nog zindelijk was. De andere helft bestond uit lijdzame, onduidelijke
mensen, die niet weg konden blijven omdat ze in een dienstbare verhouding
stonden tegenover de vader van Elly. Die zat altijd vooraan, zichtbaar beseffend
wat het middagje hem per arabesque kostte.