Onze landgenoot, G.J. Renier publiceerde in 1933 te Londen het boek The English: are they human?, waarin hij op
briljante wijze uiteenzette, welke indruk de Britten op hem maakten. Het werd
een bestseller. Ook dat was typisch Engels: geamuseerd glimlachen om wat zo'n
vreemdeling te zeggen had. Soms spottend, maar meestal met bewondering. Voor een
volk dat in de eerste wereldoorlog soldaten aan het front had staan die, als ze
moesten aanvallen, uit de loopgraven sprongen met de kreet: ‘Marmelade!’ Ironie
in het aangezicht van de dood. Renier vertelt dat een Engelse vriend, tegen wie
hij had gezegd: ‘Kan ik je opbellen?’ antwoordde met: ‘I am afraid dat we geen
telefoon hebben.’ Je moet dat niet letterlijk nemen, schreef hij, de Engelsen
spreken in parabels.
Toen ik de agent in Brookstreet had geantwoord dat we ons zouden verwijderen, zei
hij: ‘Thanks a lot, Sir.’
Een beleefder volk is op deze aardbodem niet te vinden.
We staken de straat over en liepen het hotel binnen. Tito bevond zich nog in zijn
suite. Hij had de hele eerste etage afgehuurd. In de hal kon je zien waarom. Er
stonden meer dan dertig Joegoslavische veiligheidsmannen, gekleed in grauwe
oostblokpakken. Scotland Yard had er nog een assortiment detectives bijgedaan,
die je ongeschminkt in een Engelse tvserie kon zetten, zó frappant leken ze op
zichzelf. De hoogste Joegoslavische veiligheidsbinken renden voortdurend trap
op, trap af, zeer nerveus, want buiten klonken de spreekkoren. Maar daar moet je
aan gewend zijn.
Al die angstige bereddering was komisch, maar had ook iets treurigs. Tito is, na
een leven vol harde strijd voor idealen, zesentachtig geworden. Hij kan
eigenlijk niet met goed fatsoen doodgaan, omdat hij dan een wankel evenwicht
verstoort. Heeft hij in zijn jonge jaren ooit voorzien dat hij, om een dagje in
Londen te verblijven, een legertje veiligheidsmensen nodig zou hebben? Het lijkt
een bitter eind van een carrière.
Toen hij eindelijk uit de lift kwam - klein, kordaat, met fraai geverfd haar en
een vierkante decimeter onderscheidingen op de smoking - was hij in gezelschap
van een aantrekkelijke jongedame die wel naar het diner mocht maar niet op de
foto voor de krant. Haar aanwezigheid gaf hem toch iets menselijks. Ze ziet er
lief uit en ze bestaat wel en niet. Dat kan. De Joegoslavische pers heeft geen
Henk van der Meyden om haar wat uit te diepen.
Toen de maarschalk, door al die grauwe sterke mannen omringd, het hotel uit kwam
flitsten de lichten der fotografen en filmers en verdween hij razendsnel in de
zwarte limousine die de eerste was van een lange stoet. Ook de volgauto's waren
in een hoog tempo vol. Zodra ze wegreden kwam uit een zijstraat een ambulance en
voegde zich discreet achter de rij.