winkel met zorg hebben
uitgezocht, bestemd voor 'n jong geluk? ‘Natuurlijk bezorgen we 'm thuis, als u
maar zegt wanneer het u schikt.’
Het eendje zwom naar de fauteuil toe en bleef er een tijdje vlakbij dobberen.
Naast de pracht van zijn bonte veren werd het geel opeens erg ordinair.
‘Bij ons in het huis is een meneer die schrijft, net als u,’ zei de mevrouw, aan
haar zakdoek snuffend. ‘Dat wil zeggen, hij heeft het vroeger gedaan. En dan
gedichten, zietu. Mooie, begrijpelijke gedichten. En ze rijmen echt.’
‘Ach...’ antwoordde ik.
De fauteuil was nu voorbij. Er kwam een klein, opgelapt scheepje met een
buitenboordmotor aanpuffen. Een oude vrouw zat in een rieten stoel met een
kussen in haar rug. Haar hand viel te bespeuren in de kajuit. Gehaakte
tafelkleedjes en kleurige kastrandjes. Haar man stond aan het roer. Hij droeg
een lichtgroen jek, maar geen kapiteinspetje. Hij stopte en tilde de
buitenboordmotor wat boven de waterspiegel. De schroef was verward geraakt in
een eindeloos lang, wit verband, dat hij nu met de rechterhand probeerde te
verwijderen. Het wijfje in de rieten stoel keek er deelnemend naar, omdat zij
ook wilde geloven in zijn boot. Maar ik wendde mijn blik af want ik werd een
beetje onpasselijk van het verband.
‘Hij is ouder dan ik, die meneer bij ons in het huis,’ zei de dame naast me. ‘En
altijd heel vrolijk. Hij maakt iedereen aan het lachen met zijn grapjes. Je zou
eigenlijk niet zeggen dat hij vroeger al die mooie, zwaarmoedige gedichten heeft
gemaakt. Zelf weet hij dat ook niet meer. Zijn geheugen heeft hem helemaal
verlaten, ziet u. Hij is vergeten dat hij ooit geschreven heeft. Tragisch is
dat, hè? Misschien hebt u wel eens van hem gehoord.’
Ze noemde zijn naam en ik riep: ‘Natuurlijk ken ik die gedichten. Maar ik dacht
dat hij allang dood was.’
‘Nee nee, hij leeft. En hij is heel gezond zelfs.’
De meneer van het bootje had het witte verband verwijderd. Het dreef nu op het
water als een gecompliceerde hiëroglief. Ik dacht aan een gedicht dat de
vrolijke grijsaard in het bejaardenhuis eens over een oude dame schreef:
Het enige wat zij nog verder zeide:
‘Bewaart u nu dat takje witte heide
ik ben te oud geworden voor 't geluk.
Heel lang geleden zag ik hem eens op straat staan, met een nogal klierige jongen.
Zijn haar was spierwit geworden en hij droeg een soort soutane