en draait zómaar wat aan de schijf. Twee cijfers teveel. Maar
blijkbaar krijgt ze toch iemand aan de draad, want op haar rond gezichtje met de
ernstige donkere ogen - ze begint steeds meer op een kleine geisha te lijken -
komt de uitdrukking van iemand die intens luistert. Na een poosje zegt ze: ‘Nee.
Thuis.’
En weer even later. ‘Bij opa.’
Dan knikt ze en hangt op.
‘Een mevrouw. Die vroeg waar ik was.’
Ze steekt haar hand weer naar de hoorn uit.
‘Wacht even,’ roep ik. ‘Ik zal een andere mevrouw voor je draaien.’
Want meestal bellen kinderen die zómaar in de schijf tasten een oude, zieke man
uit bed, omdat hij denkt dat zijn zoon eindelijk eens iets laat horen, of een
net in een heet bad zittende dikke dame die de telefoon niet kan laten rinkelen
omdat ze een jonge minnaar heeft. Ik maak er dus nul nul twee van en geef haar
de tijdmelding.
‘Dag mevrouw,’ roept Yung tegen haar. ‘Dag mevrouw.’
Maar het zou nu echt eens een mirakel zijn als het ingeblikte mens antwoordde:
‘Dag Yung.’ Als ze de hoorn weer neergelegd heeft vraag ik:
‘Nog eens?’
‘Nee.’
Ze is een zeer stellig kind. Als ze logeert zegt ze in de badkamer: ‘Nee, mijn
handdoek moet op dít stokkie hangen.’ En dan moet het ook. Ze wordt vast een
sterke vrouw, waar een man met weinig wilskracht op leunen kan. Nou, dan heeft
ze keus genoeg.
‘Wie wil je dan opbellen?’ vraag ik.
‘De meneer met de dichte oogies,’ zegt ze.
Maar deze aanduiding roept niets bij me op, zodat ik vraag: ‘Wie is de meneer met
de dichte oogies?’
‘Die!’ roept ze.
En ze tikt met haar vingertje op een boek dat al twee dagen op mijn bureau ligt
omdat ik het net gekocht heb. Het is de paperback encyclopedie van
de psychiatrie en psychotherapie van dr. G.A. Ladee. Onder de titel
staat heel groot: wp. Maar voor het eerst zie ik nu dat zich,
achter die twee letters, vaag een stenen mensenhoofd met lege oogkassen
bevindt.
Dat hoofd heeft zij onmiddellijk gezien, omdat ze niet, zoals ik, werd afgeleid
door de letters die voor haar immers nog geen betekenis hebben.
Omdat de dames van de tijdmelding of het weerbericht niet kunnen fungeren als
meneer met dichte oogies, draai ik de man van de anpnieuwsdienst en voor hem zingt ze dan, ernstig luisterend: ‘Dag
Sinterklaasje, dahag, dahag...’