‘U is mooi bruin,’ zei ik.
‘Vier weken Tunesië,’ antwoordde ze. ‘Dáár had ik zon.’
Even later op straat, dacht ik aan haar. Dat een pléjuffrouw van een café vier
weken met vakantie naar Tunesië kan gaan pleit, vind ik, voor onze maatschappij.
Hetzelfde geldt voor het omstreden plan ‘baaldagen’ in te voeren. Als een
geavanceerde filmer zulke feiten zou registreren in een reportage over een ver
land, waar onlangs een hooggestemd ideaal heeft gezevierd, zouden Nederlandse
progressieve denkers verrukt uitroepen: ‘Dáár heeft men tenminste eerbied voor
de mens.’
Nú roepen ze het niet, want het gebeurt onder handbereik en de hemel is nooit
dichtbij.
Op het Rembrandtplein was het druk, maar ik vond toch een plaats op een terrasje.
Naast me zaten twee mannen, een dikke en een dunne, die zich hadden vastgebeten
in licht walmende sigarepeuken. De dunne vroeg: ‘Hoeveel?’
‘Een miljoen.’
De dunne verviel nu in gepeins.
Ik dacht aan zo'n in gangsterfilms op de televisie vaak voorkomend
diplomatenkoffertje vol met als liefdesbrieven saâmgebundelde bankbiljetten,
nieuw en knapperig. Maar deze sensationele gedachte had geen been om op te
staan, want de mannen konden, wat hun uiterlijk betrof, alles zijn behalve
slecht. Niet dat slechte mensen er slecht uit zien. Dat is alleen in films, om
ons houvast te geven. Maar déze mannen waren overtuigend rechtschapen. Ik trof
ze aan op middelbare leeftijd, ze hadden iets knoestigs en ze droegen de nette,
doch on-luide kleren van werkende personen die op Sinterklaas de verkeerde das
krijgen en 'm nog aandoen óók. Dieven hebben óók verkeerde dassen, maar die zijn
van pure zijde. Maar niet alle pure zijden mannen zijn dieven.
‘Een miljoen dus,’ herhaalde de dunne.
‘Ja, je weet wat ik bouwen moet,’ zei de dikke. ‘Ik heb wel zés miljoen van die
stenen nodig. Maar als ik jou nou voor één miljoen kan inschatten voel ik me
safe.’
‘'t Is aardig wat,’ zei de dunne.
Ik was dit helemaal met hem eens al zag ik in dat mijn oordeel betrekkelijk
weinig waarde had. Maar een miljoen stenen is inderdaad aardig wat. Je zou er,
bij wijze van spreken, de toren van Babel nog een keertje mee kunnen proberen.
Niet dat het nut heeft. Maar de meeste hoge dingen die ze bouwen hebben geen
nut. Architecten lezen weinig in de bijbel. Ze zouden er eigenlijk een verplicht
studieboek van moeten maken in Delft.
‘Met vijfhonderdduizend ben ik ook al geholpen,’ zei de dikke.