Een man van een jaar of veertig heeft naast mij op de bank plaatsgenomen. Hij
kijkt mij met zijn lichtblauwe ogen stralend aan.
‘Yes, it's a wonderful day indeed,’ zeg ik. Naar zijn Engels te oordelen lijkt
hij me geen Brit.
Hij heeft uit mijn Engels dezelfde conclusie getrokken, want hij zegt, weer in
zijn Engels: ‘U is vreemdeling?’
En als ik heb geknikt: ‘Ik ook. Ik ben een Fin.’
Dat verklaart de tint van zijn ogen en de blondheid van zijn lokken. Zijn
vrolijke lach past ook niet helemaal bij de wat zorgelijke wereldstad Londen.
Hij zegt: ‘Ik woon hier al acht maanden. Om de taal goed te leren, begrijpt u?
Ik ben predikant. Ik verkondig het Lutherse geloof. Wat is u?’
‘Ik ben Amsterdammer.’
Het klinkt kaaltjes, dat hoor ik zelf ook wel.
‘Nee, ik bedoel - gelooft u ook Luthers?’
Ik schud het hoofd, een beetje spijtig. Ik had het graag voor hem gedaan, want
hij is een aardige man.
‘Katholiek?’ gokt hij, een beetje angstig.
‘Nee. Ik behoor nergens toe. Ik ben helemaal alleen op de wereld.’
Zijn kinderlijk blij gezicht wordt opeens ernstig als hij zegt: ‘Dat is niet
waar, meneer.’
Hij buigt zich vertrouwelijk naar mij over en vervolgt: ‘Als achttienjarige
jongen heb ik dat ook gedacht. Dat ik alleen was, ziet u. Maar toen openbaarde
Jezus Christus zich aan mij. En sindsdien is hij mijn leidsman. En niet alleen
míjn leidsman.’
Hij legt zijn hand op m'n schouder.
‘Ook de uwe. U weet het niet, maar hij ziet op u toe. En hij zal u, na uw dood,
voeren naar de hemel.’
Op een doordeweekse dag op Leicester Square! Hogarth kijkt nog steeds wrevelig,
maar die man is nóóit tevreden. Op het gezicht van de Fin is de lach
teruggekeerd. Hij zegt: ‘En omdat ik mijn lot in de handen van Jezus Christus
heb gelegd, heeft hij mij een vrouw en twee lieve kinderen gegeven.’
Hij kijkt me triomfantelijk aan.
Ik antwoord: ‘Ik heb ook een vrouw, twee lieve kinderen en acht lieve
kleinkinderen.’
Het klinkt als een full house, wat het ook wel is. ‘Nou jij weer,’ denk ik. Maar
hij is niet uit het veld geslagen. Vriendelijk vraagt hij: ‘En geloven die acht
lieve kindertjes in Jezus Christus?’
Ik sta op.