ging en beet even later in zijn
eigen rug. Dat kunnen wij niet. Terwijl ik dit nutteloos overdacht en Cleo Laine
uitnemend zong, ging de bel. Omdat de jongen van de bloemist iets zou bezorgen,
drukte ik meteen open en ging, met de fooi in de hand, bij de lift staan. Er
kwam geen jongen uit met bloemen, maar een meisje met een groot plat voorwerp
onder de arm, dat in een rode lap gewikkeld was.
‘Goeiemiddag,’ zei ik. Ze antwoordde niet, maar trok een doorzichtig plastic
hoesje van haar hoofd. Daarop schudde ze met haar roodbruin haar, zoals
vrouweninde Sterreclame, die een shampo verheerlijken doen. Toen ze ermee gereed
was, zei ze: ‘Ik moet u tekenen.’
Haar stem klonk mat en kleurloos.
‘Van wie moet dat dan?’ vroeg ik.
‘Van mijn leraar. Hij wil dat ik uw portret maak.’
Ze was klein van stuk en vermoedelijk rank van gestalte, maar ze droeg een zeer
wijde trui en een ribfluwelen broek van het Waterlooplein, die ooit eens aan een
corpulente stratenmaker had toebehoord, zodat haar eventuele schoonheid strikt
gereserveerd bleef voor de knaap die haar zou mogen uitpakken. Eigenlijk is deze
mode erg kuis.
‘Duurt het lang?’ vroeg ik.
‘Weet ik niet,’ antwoordde ze, weer zo toonloos. Ze verwijderde de rode lap. Het
platte voorwerp bleek een grote tekenplank, waarop papier was geprikt. De
situatie had nu iets definitiefs. Daarom zei ik: ‘Nou, vooruit dan maar.’
Eigenlijk had ik toch niks te doen. Cleo Laine was, toen het meisje de kamer
binnentrad, net klaar met de clowns en de uitverkochte Carnegie Hall
applaudisseerde juichend, een geluid dat mij altijd licht ontroert.
‘U hoort dat u welkom is,’ zei ik, om eens leuk te wezen. Maar ik ging er
volkomen de mist mee in, want ze reageerde in het geheel niet. Ze had een wat
breed, volkomen gesloten gezicht met opeengeklemde lippen, als iemand die bij
een verhoor niets prijs zal geven. Haar kleine neus wipte hevig zodat je de
gaten duidelijk zag en haar grote, bruine ogen waren opmerkelijk verschillend
van vorm en net zo mat als haar stem. Terwijl ze uit haar broekzak een doos met
tekengerief haalde, vroeg ik: ‘Iets drinken?’
‘Nee.’
Ze was bondig van aard. Met haar linkerhand schoof ze een stoel naderbij en zette
de tekenplank erop. Cleo zong nu ‘Ridin' high’, een uitbundig nummer, waar ik
erg van hou.
‘Stoort de muziek?’ vroeg ik, pro forma.
‘Ja,’ zei ze.