Op zondagochtend verlieten mijn vader en ik het huis om naar de kermis te gaan.
De stoomtram zou ons naar het dorp in kwestie brengen. Toen we bij de halte
kwamen raadpleegde mijn vader zijn horloge en zei: ‘Hij komt pas over een half
uur. We zullen dáár maar even wachten’
Hij wees naar een café aan de overkant, waar een paardekop uithing. Binnen was
het half duister. Mijn vader bestelde voor zichzelf een glas bier en ik kreeg
een kogelflesje met limonade. Het bier was gauw op. Toen mijn vader een
handgebaar maakte naar de waard vroeg deze bevreemd: ‘Mojje d'r nóg een?’
‘Jewel,’ antwoordde mijn vader op z'n Gelders.
Het ritje met de stoomtram vond ik leuk, al zei hij niet veel. Maar er ging een
vanzelfsprekende veiligheid van hem uit. Ik vond hem ook veel mooier dan die
boeren. Foto's bevestigen dat later, toen ik een objectiever leeftijd had
bereikt. Hij was een fraaie man, gehuld in een nimbus van somberheid die hem
goed stond. Toen we op de kermis kwamen, zei hij: ‘Jij hebt zeker wel trek in
poffertjes?’
En hij ging met me op het terrasje van de poffertjeskraam zitten. Eigenlijk had
ik er nog maar weinig trek in, maar ik zei het niet. Mijn vader nam geen
poffertjes, maar bier. Toen ik mijn portie op had, gaf hij mij vijf dubbeltjes
en sprak: ‘Ga de kermis maar op. Ik blijf hier wel zitten. Je weet dus waar je
me vinden kunt.’
Ik stopte de dubbeltjes in mijn broekzak en verliet de poffertjeskraam.
Het was moeilijk te beslissen waar ik eens in zou gaan, want alles was even leuk.
Na lang dubben ging ik eerst draaien in de stoomcarrousel. Ik zat op een paard
dat zowel draaide als wiebelde en ik voelde me tijdens de rit bijna bersten van
vreugde. Echt alleen was ik niet, want mijn vader zat immers bij de
poffertjeskraam. Grote mensen zouden zich op mij hebben verkeken.
Na de stoomcarrousel ging ik voor een dubbeltje ringen gooien, maar ik won niks.
Vervolgens kocht ik een zuurstok van een stuiver, wat voor die prijs toch nog
een aardige zuurstok was. Er zuinig aan likkend kwam ik bij een kleine tent waar
een man met een hoge hoed op stond te roepen dat je binnen de dikste vrouw ter
wereld kon zien, voor slechts één dubbeltje. Na ampele overweging kocht ik een
kaartje. Waarom ik, op mijn zevende, de dikste vrouw ter wereld wilde zien, kan
ik nu niet meer achterhalen. Toen de man met de hoge hoed mijn dubbeltje had
geïncasseerd ging ik de tent binnen. Tot mijn schrik bleek ik de enige bezoeker
te zijn. Op een toneeltje zat een inderdaad uitzonderlijk dikke vrouw, die bezig
was met behulp van een vork iets te eten uit een pannetje. Ik dacht: ik heb 't
nu wel gezien en wilde me weer verwijderen, maar ze riep dat ik bij