Drie in een
(1985)–S. Carmiggelt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
‘Ach, ik ben versleten, hè? Maar als je corpus 83 jaar dienst gedaan heeft, mag je niet mopperen. Dat doe ik ook niet. Alleen...’ Hij legde zijn hand op zijn achterzijde en zei: ‘Die rug, hè. Daar heb ik altijd pijn aan.’ ‘Dan moet je naar de dokter gaan,’ vond de kastelein. ‘Dat heb ik ook gedaan. Bij m'n huisdokter ben ik geweest. Zo'n jonge jongen...’ Hij kreeg een uitdrukking van wrevel op zijn gezicht en sprak: ‘Hè, dat moet ik nou niet zeggen, telkens. Als je op mijn leeftijd bent dan zijn 't toch allemaal jonge jongens en jonge meisjes? Die hele stad loopt voor mij vol met kinderen. Dat laat zich wel horen. Die nemen het over. Ik kan toch moeilijk een huisdokter zoeken van 83? Nee, mijn vorige is allang de pijp uit. En die jonge jongen kán het best, hoor. Hij is heel ijverig en hij maakt tijd voor je. Aan die rug heeft-ie wel een half uur staan luisteren en staan knutselen. Foto's zijn d'r ook gemaakt. Ten slotte zei hij: “Weet je wat u nodig hebt?” En toen gebruikte hij een woord dat me nu ontschoten is. Iets van Video. Het kwam er op neer dat ik gemasseerd moest worden. Door een masseur. Nou, dat viel me mee. Ik was bang voor het mes. Maar ik kreeg een verwijsbrieffie. Alleen, iedereen schijnt tegenwoordig rugpijn te hebben, want die masseur was overbelast. Ik kwam op de wachtlijst en het kon wel twee maanden duren eer ik aan de beurt was, zeiden ze.’ Hij dronk met aandacht. ‘Overal zijn wachtlijsten voor,’ zei hij. ‘Voor de bajes ook. Twee maanden in de bajes zitten is niet veel, vind ik. Maar twee maanden pijn in je rug wél. Nou zat ik gistermorgen in het café van kleine Jopie een pilsje te gebruiken en daar lag een krant. Een ochtendblad. Met van die kleine advertenties. Ik zat daar zo'n beetje in te kijken en wat las ik ineens?’ Hij tastte in zijn zak en bracht een oude, bruine envelop te voorschijn, die met een paperclip bijeen gehouden werd. Na de paperclip te hebben verwijderd pakte hij tussen duim en vinger een minuscuul knipseltje en las: ‘Plezierige massage in een gezellige sfeer? Bel Willy op.’ Hij legde het knipseltje op de tap. ‘Daaronder stond een telefoonnummer in Amsterdam,’ zei hij. ‘Willy,’ herhaalde de kastelein. ‘Da's een vrouw!’ ‘Dat kon ik er niet uit lezen,’ zei de oude. ‘Mijn schoonzoon heet ook Willy en die is betonvlechter.’ ‘Wat deed je?’ vroeg de kastelein. ‘Ik ging bij kleine Jopie naar de telefooncel en ik draaide dat nummer. Want ik dacht: die hebben daar vast geen wachtlijst, anders zouden | |
[pagina 270]
| |
ze niet adverteren. Zo is het toch? Goed, de telefoon werd opgenomen. 't Was inderdaad een dame. Ik legde haar m'n rug uit en ze zei meteen: “Komt u vanavond maar.” Toen zei ik weer: “Nee dame, op mijn leeftijd ga ik 's avonds niet meer de straat op.” Toen hebben we afgesproken voor hedenmiddag, om twee uur, dat kon ook. Ik kreeg het adres. Met de tram kon ik er gemakkelijk komen. Precies om twee uur belde ik aan.’ ‘En toen?’ vroeg de kastelein ademloos. ‘Die dame deed open. Een vriendelijke dame. En aardig van voorkomen ook nog. Ze liet me in een groot vertrek. Gezellig ingericht, niks ziekenhuisachtigs, eigenlijk. Ik moest er mijn bovenlichaam ontbloten en op een bank gaan liggen. Daarop begon ze m'n rug te masseren, heel zachtjes, dus dat viel ook weer mee. Maar na een tijdje zei ze: “'t Is hier erg warm, hè?” Ik zei dat ik het behagelijk vond. Toen vroeg ze: “Zal ik dan ook wat uitdoen?” Ik zei: “Dat moet u zelf weten, dame, want het is uw eigen woning hier.” En zij weer: “Maar als ik dat doe kost het wél honderd gulden meer.” Toen zei ik: “Dame, de papieren van het ziekenfonds zitten in m'n jasje.” Ik lachte. De oude man keek me een beetje verbaasd aan en sprak: ‘Gek, maar dat deed die dame ook, lachen. Ze viel bijna ondersteboven van het lachen. Eindelijk zei ze: “Opa, kleed je maar weer aan en wacht maar rustig op je beurt bij de masseur.” Ze hielp me in m'n jas en ze gaf me nog een zilverbon van vijf - voor de tram en voor een borreltje. Maar m'n overstappie was nog geldig voor terug. Dus neem jij ook maar een slokkie van me.’ En schuddend met zijn witte hoofd: ‘Maar snap jij nou waar zo'n vrouw van leeft?’ |
|