was het vroeg. Dit gaf
een symbolisch trekje aan de vergadering, die immers was belegd om ons voor te
bereiden op een levensperiode, waarin begrippen als vroeg, laat of ergens wezen,
geen wezenlijke rol meer spelen.
‘Wat gebeurt daar nou precies?’ vroeg mijn vrouw, toen we op weg gingen.
‘Voorlichting,’ antwoordde ik, ‘en misschien de eerste les figuurzagen.’
‘Dat leer jij nooit,’ vond ze.
‘Vergis je niet - ik behoor zelfs tot de gevorderden. Als kind heb ik het vaak
gedaan. 't Was wel leuk, maar die zaagjes braken telkens.’
Een beetje lacherig arriveerden we, maar toen de lift ons naar de tweede etage
had vervoerd keken we al met een bijpassend soort ernst. We werden niet zonder
warmte begroet door de meisjes die nu over ons gingen en kregen koffie met cake.
Op de tafels stonden sigaretten à discretion voor de roekelozen, die gevaarlijk
wilden leven. De stemming hield het midden tussen een feestelijke receptie uit
smalle beurs en het bezoek aan een notaris, als er niks te erven valt.
De voorlichting over de emolumenten van de oude dag klonk helder en zakelijk,
maar behoefde niet te worden onthouden, omdat we straks het hele verhaal op
schrift mee naar huis zouden krijgen. Daarna begon een open discussie over wel
en niet aanbevelenswaardig gedrag van gepensioneerden. Met name de vrouwen gaan
heel wat tegemoet: ze krijgen hem thuis. Iemand die speciaal was uitgenodigd
omdat hij al enige jaren ervaring met de welverdiende rust had, zei dat hij het
woord ‘bejaarde’ niet kon pruimen. Ik overdacht het en stelde, diep van binnen,
vast dat ik er geen bezwaar tegen had. Het woord dekt de feiten. Hoe moet je het
anders noemen? Rijpere jongere? Je komt gauw in de buurt van eng voorzichtige
benamingen als huishoudadviseuse voor werkster en vierbenige rakker voor
hond.
Een andere deelnemer aan de discussie, die een voorkeur had voor het woord
‘spanningsveld’, citeerde een door een universiteit vervaardigd rapport dat het
bejaardenvraagstuk in logisch verband bracht met euthanasie. Het was, kort na de
cake, doortastend maar tactloos, als een schepje arsenicum in het laatste
loonzakje.
In mijn jeugd heb ik korte tijd gewerkt bij een door intellectuelen gerund
bedrijf, dat avant la lettre, hevig gedemocratiseerd was. Op
personeelsvergaderingen las eens per jaar de directeur alle salarissen inclusief
het zijne voor. Op een keer vroeg iemand: ‘Moeten we eigenlijk niet eens een
pensioenregeling maken?’
De directeur antwoordde: ‘Waarom? Als je oud bent begin je levenssappen uit te
zuigen en moet je zelfmoord plegen.’