een aan de looppas grenzend tempo uitvoerde. En ze had een
ongekunstelde warmte, die de herfstige kroeg een zonnig tintje gaf.
‘Een lekker kopje koffie,’ zei ze, toen ze de expresso voor me neerzette. Wie
zegt dat nog vandaag de dag? Je eigen vrouw, hoogstens, als je tenminste een
goeie getroffen hebt.
Bij de deur zat een man alléén in een groot, bol glas te staren, zoals
waarzegsters doen. Of hij er iets in zag weet ik niet. Hij leek me iemand
die nergens meer iets in zag. Na lange tijd hief hij het hoofd op en riep:
‘Hé!’
Het meisje was er al. Hij keek haar alleen maar aan.
‘Nóg een?’ vroeg ze aarzelend.
Hij knikte.
‘Da's de derde,’ zei ze, bezorgd als een moeder.
Hij reageerde niet. Ze wapperde naar het buffet en riep daar tegen het meisje
dat over het tappen en schenken ging: ‘Nóg een Franse cognac.’
Met haar linkerhand bespeelde ze briljant achteloos het kasregister. De
buffetjuffrouw, die niet veel ouder was dan zij, tastte boven haar macht
naar de blijkbaar niet zo vaak benodigde fles en stelde vast: ‘Hij lust
ze.’
Terwijl ze inschonk zei een oude man die aan haar tap leunde: ‘Duur spul. En
niet eens lekker. Ik hou meer van 'n koetsiertje.’
En toen het lange meisje met het gevulde glas wegsnelde, vervolgde hij: ‘'t
Is geldwegsmijterij. Net als een kleurentelevisie. Die zou ik best willen
hebben, maar ik laat er toch m'n darmen niet voor afknijpen.’
‘Gelijk hebt u,’ zei de buffetjuffrouw, óók met zo'n oprechte belangstelling.
De onderneming had een gelukkige personeelskeuze.
‘Alstublieft meneer,’ zei het meisje. Ze zette het glas voor de man neer. Hij
bemerkte het niet. Met z'n hand onder zijn hoofd zat hij doezelig te kijken
naar dingen die niemand anders zag dan hij. Het waren geen vrolijke dingen.
Hij was zo'n gebruiker bij wie de drank als het ware naar binnen slaat en
leidt tot een toestand van dof gepeins in een nimbus van volstrekte
eenzaamheid. In de veertig schatte ik hem. Hij droeg een door weer en wind
geteisterd grauw pak en hij had zich verscheidene dagen niet geschoren of
gewassen. Zijn vingernagels vertoonden pikzwarte rouwranden. Toch had hij
iets heerachtigs behouden.
Opeens zag hij het gevulde glas.
Hij bracht het naar de lippen en dronk het in één teug leeg. Daarop huiverde
hij en stond op. Wat onvast liep hij naar de deur.
Het meisje kwam weer aandraven.
‘U moet nog betalen, meneer,’ zei ze zacht.
Hij keek naar haar of ze een verschijning uit een andere wereld was. Traag
schudde hij het hoofd.