Ongerust
Tien uur 's avonds. In het café was het eb. De bar werd zolang waargenomen door
een beleefde Marokkaan die net genoeg Nederlands verstond om je geen arsenicum
te geven als je pils vroeg. Er zaten twee ontheemde landgenoten van hem op de
krukken, intens luisterend naar de Marokkaanse plaat die in de jukebox zit omdat
hier veel gastarbeiders komen. Aan de capriolen van de zingende stem kon je
horen hoe ver ze van huis waren.
Aan een tafeltje zat een oud echtpaar koffie te drinken. De man, die iets weg had
van een verwoeste held, zei op gepijnigde toon:‘Wat 'n herrie, hè?’
‘Ik hou wel van levendigheid,’ antwoordde de vrouw. ‘Ik wel. Nou ik eens.’
‘Ik heb altijd hard gewerkt,’ sprak de man mat.
‘Ja, ja...’
‘En ik móést veel in cafés komen voor de zaken.’
‘Ja - en voor de wijven,’ riep ze.
Een zware vrouw was ze, ééns begeerlijk geweest voor een gulzige natuur.
‘Geef mij nou maar eens een lekker likeurtje, daar heb ik nou eens trek in,’ zei
ze. De man stond vermoeid op en ging, aan de bar, de Marokkaan duidelijk maken
wat zij begeerde. Met veel wijzen op de flessen lukte het.
‘En mij nog een kop koffie,’ voegde hij er toonloos aan toe. Hij leek me
uitgewoed, helemaal toe aan pantoffels en leugens. Toen hij terugliep naar het
tafeltje, ging de deur open en kwam een veel jonger paar binnen. Begin veertig
waren ze. De vrouw liep voorop, nogal snel. Ze was te goed gekleed voor deze
kroeg. Een mooi, beweeglijk, wat doorlijnd gezicht had ze. Lachen kon ze wel,
maar nu niet. Haar ogen stonden een beetje troebel.
‘Leuk is het hier,’ zei ze, op een kruk klimmend.
‘Vin je?’ vroeg de man omzichtig.
Hij was het er niet mee eens en bleef staan, met één arm leunend op de bar.
Bezorgd keek hij naar haar. Hij zag eruit of hij de situatie doorgaans meester
was. Maar deze niet.
De Marokkaan vervoerde het blad met het likeurtje en de kop koffie zó krampachtig
dat omvallen onvermijdelijk leek. Maar het liep goed af want zijn voetenwerk was
zeer soepel. Je hebt ook zulke kunstschaatseressen, die sierlijk over het ijs
zweven, maar hun armen bewegen of ze de was ophangen.
‘Ik wil wel een sherrietje,’ zei de vrouw aan de bar.
‘Zou je 't wel doen?’ vroeg hij. ‘We kunnen misschien beter naar huis gaan.’