behaarde man die als portier van een nachtclub zou hebben
geïmponeerd. Tante, die zeer nietig van gestalte was, bewaarde in
tegenwoordigheid van haar echtgenoot een geladen zwijgen van een vrouw die
veel zou kunnen zeggen maar liever de vrede bewaart. Ze zag er altijd uit of
ze haar toilet niet helemaal had kunnen voltooien en ze droeg over haar
geïmproviseerde kapsel een net.
Als haar man niet in de zaak was gaf ze ons, op zaterdagmiddag, gratis de
bloemen mee die toch op sterven lagen en maandag niet meer verkoopbaar
zouden zijn. Daar mijn vader voor een fijne vleeswarenfabriek reisde, kon
mijn moeder zich revancheren door haar tijdens het transport gebroken
rookworsten te schenken, die de slagers terugbezorgden bij ons thuis en de
firma aan háár beleid overliet.
Eigenlijk waren de bloemist en zijn vrouw geen oom en tante van me, doch
vrienden van mijn ouders, die ik zo noemde. Ze hadden twee zoons, veel ouder
dan ik. Tegen hen zag ik hoog op, omdat ze in die dagen beroemd waren. Ze
speelden namelijk viool en piano in een strijkje dat deftige
liefdadigheidsfeesten belangeloos opluisterde. Het groepje stond eens
afgebeeld in de Haagsche Courant, nogal duidelijk voor de
druktechniek van die tijd. Het onderschrift vermeldde hun namen foutloos.
Ten aanzien van Kees, die de viool bespeelde, was dit geen wonder, maar dat
de redactie niet had geaarzeld bij het vermelden van zijn broer aan het
klavier vond ik een sterk staaltje. Want hij droeg, om onverklaarbare
redenen, de voornaam Nacht.
Misschien een koosnaampje, dat hem was blijven aankleven.
Mensen die in de Burgerlijke Stand Balthasar heten, worden soms Tippie
genoemd. Het album van mijn moeder bevatte een foto van Nacht, gemaakt in
zijn kleutertijd, waarop hij stond afgebeeld in een wit slaaphemd, met een
piespot in zijn hand. Hij keek naar de camera met halfdichte sluimerogen.
Misschien hing dit kiekje samen met zijn roepnaam.
Aan de roem van de broers kwam een abrupt einde. Terugkerend van een
liefdadigheidsbal kregen ze een auto-ongeluk, waarbij een mondain meisje,
dat eigenlijk niets in de auto te zoeken had, haar gelaat enigszins
beschadigde. Kees had die nacht om vier uur tante wakker geschud en
geroepen: ‘Moeder, moeder - er is iets vreselijks gebeurd.’
Oom sliep gewoon door. Mijn ouders spraken, als ze dachten dat ik niet
luisterde, de veronderstelling uit dat er wel sterke drank zou zijn
gebruikt. Het fijne heb ik er nooit van gehoord. Kort daarop emigreerden
beide broers naar Amerika, om daar hun vleugels wijd uit te slaan.
Zowat tien jaar geleden zat ik op een middag alleen thuis met een virulente
kater. Er werd gebeld. Toen ik opendeed zag ik een zware, dikke