De pianola
Toen ik nog een kind was gingen wij op zondagochtend meestal op bezoek bij oom
Frits en tante Anna, die in de buurt woonden. Oom Frits was een broer van mijn
moeder, een rijzige, blonde man met lichtgrijze ogen en een snerpende stem. Ik
was een beetje bang voor hem. Toch vond ik de visites wel leuk, want je kreeg
een dikke plak, door tante Anna zelf gebakken, vruchtencake, en als oom niet de
pest in had liet hij de pianola spelen. De pianola was toen een modesnufje, dat
eruitzag als een gewoon klavier. Maar het leek op een leesboek voor analfabeten.
Oom kon niet spelen, maar als hij er een geperforeerde rol in stopte en op een
knop drukte, gaf het instrument geheel zelfstandig een solo, waarbij de
desbetreffende toetsen accuraat bewogen. Je ziet het nog wel eens in een
spookfilm, zo'n piano die des nachts vanzelf gaat spelen in een door violet
maanlicht vaag beschenen kasteel. Nú is het een griezeleffect, maar in mijn
kindertijd zouden de mensen gewoon hebben gedacht: ‘O, een pianola.’
Mijn tante Anna was erg mooi. Ze had hele grote ogen en hoog opgestapeld haar
dat, volgens ingewijden, als een tent om haar rank lichaam hing als ze het
losmaakte. Een madonna was ze, zwijgzaam en duldend. Op een kwade dag kwam mijn
moeder erachter dat haar broer zondige relaties onderhield met een andere vrouw,
die een zeer aardse gestalte had. Tegenwoordig behoort een minnares tot het
gewone levensmiddelenpakket van de modale werknemer, maar in die dagen werd nog
vrij algemeen aangenomen dat er een moraal bestond. Mijn moeder vroeg derhalve
tante Anna op de thee en lichtte haar in.
‘Accepteer jij dat?’ vroeg ze vlammend.
Eigenlijk was het vrouwtje dat wel van plan. Maar mijn moeder zette haar actie
tegen haar broer en ‘die slet’ zo krachtig voort dat tante Anna geen uitweg meer
zag en - zij het ongeïnspireerd - haar karbiesje pakte en met haar twee kinderen
naar haar ouders vluchtte, onder achterlating van een handschrijven waarin stond
dat ze het niet accepteerde. De volgende ochtend haalde oom Frits zijn gezin al
terug.
‘Zo'n leeg huis is niks voor mij,’ zei hij, ‘daar ben ik te fijn voor
gebouwd.’
Vervolgens schreef hij een brief aan mijn moeder waarin hij haar ‘een adder’
noemde. Nu blijft je moeder altijd je moeder, vind ik. Maar als ik mezelf
verdamp tot de toonloze matheid van de historicus, moet ik toch toegeven dat ik
de brief wel begrijpen kan. Mijn moeder niet. Zij verklaarde oom Frits de totale
oorlog. Met de pianola was het dus afgelopen. Maar de brouille bracht nog een
andere consequentie met zich mee.