belletje en beende haastig de gang door, echt een man op weg naar
een zonde. Juffrouw Truus besprenkelde zich op zulke avonden zo overvloedig met
4711 dat je haar romance op straat kon ruiken en zij had haar kamer feeëriek
verlicht, op een manier die aan het kerstfeest deed denken.
Nu was de vrouw van de heer Boorwinkel niet op haar achterhoofd gevallen. Door
ervaring geteisterd, wantrouwde ze permanent het beheer dat hij buitenshuis over
zijn viriliteit voerde en zij ging zijn gangen na. Op een middag kwam juffrouw
Truus ons dan ook onthutst vertellen, dat mevrouw Boorwinkel de lucht van haar
gekregen had.
‘Hij heeft 't natuurlijk botweg ontkend,’ zei ze, ‘maar ze gelooft hem niet en
maakt hem het leven zuur. Stel je voor, ze geeft hem elke dag schol en daar
walgt hij van. Er is maar één oplossing en daarvoor moet ik jullie medewerking
inroepen.’
De oplossing kwam hierop neer.
Een poosje later verscheen, op een avond, de heer Boorwinkel in gezelschap van
zijn vrouw. Ik deed open en hij sprak: ‘Meneer, ik kom voor een wonderlijke
kwestie. Mijn vrouw hier, heeft het dwaze idee opgevat dat ik een verhouding zou
hebben met een dame die in uw huis woont en dat ik hier regelmatig zou komen. Ik
vraag u, als man van eer - hebt u mij ooit gezien?’
‘Nee hoor,’ antwoordde ik.
Want dat was afgesproken met juffrouw Truus, die daarna ook aan de deur kwam.
‘Ik ken deze vrouw niet, Marie!’ riep de heer Boorwinkel luid. ‘En u juffrouw -
kent u mij?’
‘Nee,’ zei juffrouw Truus met een dun stemmetje.
't Was zo'n avond waarop je, zoals Tsjechow zegt, je best zou kunnen voorstellen
dat het heelal zich bevindt in de holle kies van een monster. Na de confrontatie
kwam de heer Boorwinkel minder geregeld. Als ik hem in de gang trof, zei hij
meestal: ‘Voorzichtig... voorzichtig...’ en hief een mollig handje. Dan verdween
hij in de 4711.
‘Ze zitten aan tafel,’ ze de ober tegen een collega. ‘We kunnen de mok turtel er
wel indouwen.’
Zo uit de verte zag de heer Boorwinkel er dromerig en onthecht uit. Hij was
uitgewoed.