hem
met straatvuil had geworpen en sprak toen: ‘Geef maar een uitsmijter.’
Op dat moment was een zeer grote, kale heer uit dezelfde prijsklasse bij het
tafeltje gearriveerd en zei: ‘Hallo.’
Zij wisselden handdrukken en hij ging tegenover de ander zitten.
‘Ham? Ros?’ vroeg de kelner, voortbouwend op die uitsmijter.
‘Weet je wie er vannacht gestorven is?’ zei de kale, ‘Joop Karregast.’
‘Ach...’ sprak de man.
Hij liet zijn ogen wat groter worden en schudde het hoofd, meewarig.
‘Wat had-ie dan?’ vroeg hij.
‘Ham? Ros?’ herhaalde de kelner.
‘Het hart,’ zei de kale.
‘Ach...’ sprak de ander weer.
En tegen de kelner: ‘Ros.’
En weer tot de kale: ‘Ik wist helemaal niet, dat hij iets scheelde aan zijn
hart.’
‘O ja, al jaren.’
‘Wat vreselijk nou toch,’ zei de man. Zijn intonatie deed mij denken aan een
uitspraak van Karel van het Reve over radio-dominees: ‘Hoe kan iemand zo
verdorven zijn, dat hij dingen die hij kennelijk meent, op zo uitgesproken
huichelachtige wijze ten gehore brengt!’
Dof sprak de kale: ‘Afschuwelijk is het.’
‘Doorgeprikt of bolletje?’ vroeg de kelner.
‘En nog een jonge vent eigenlijk,’ zei de man, ‘amper vijftig.’
‘Eénenvijftig.’
‘Doorgeprikt of bolletje?’ hield de kelner vol.
‘Hè, verdomme - bolletje!’ schreeuwde de man.
‘Op kantoor zijn ze er allemaal kapot van,’ zei de kale, ‘je begrijpt...’
‘Allicht,’ sprak de ander.
‘U hoeft niet zo tegen me te schreeuwen,’ zei het kelnertje, ‘ik moet het toch
vragen? Als ik bolletje breng en u wilt doorgeprikt, ben ik scheef en als ik
doorgeprikt breng en u wilt bolletje ben ik ook scheef.’
Verontwaardigd stapte hij weg. In zijn beroepsdeformatie had het hem alleen
geïnteresseerd of 't ros en bolletje moest wezen. Maar het drong niet tot hem
door, dat hij tegelijk met die uitsmijter, ook de man op het vuur zette, door
hem aan de rand van een graf te dwingen tot een culinair kleur bekennen, dat
zijn geteisterd vermogen tot gevoel al te zorgvuldig testte en pijnlijk scherp
aangaf, hoezeer het leven dóórging. De mannen waren nu eenmaal te oud om met het
hoofd op tafel te gaan schreien en te praktisch om ballorig uit te roepen: ‘Nou
ik weet, dat Joop Karregast ge-