Napolitaans
I
Te Napels zitten wij in een schaduwrijke sleuf aan het Garibaldiplein een bord
spaghetti te eten. Er treedt een eerbiedwaardige oude monnik binnen in een
donkerbruine pij met zo'n wit knopentouw om de lendenen en een klein rond kapje
op de achterschedel, waarvan je niet snapt hoe het blijft zitten. Bij ons
tafeltje staat hij stil, doet een milde blik neerdalen op onze bordjes en
spreekt welluidend de hoop uit dat wij smakelijk eten.
‘Grazie,’ antwoord ik, wat vloeiend Italiaans is voor dank u.
Hij knikt, de ogen even teder dichtknijpend. Dan steekt hij mij zijn grote, witte
hand toe, die ik getoucheerd in de mijne neem. Als ik ermee zwengel, krijgt zijn
blik iets binnenwaarts. Hij ontwringt het lichaamsdeel met zachte dwang uit de
omklemming mijner hartelijkheid, knikt nog één keer en stapt dieper het eethuis
in.
‘Vriendelijke man,’ zeg ik tegen mijn vrouw.
‘Ach nee,’ antwoordt ze, ‘je had hem iets moeten géven. Hij is een franciscaan.
Die bedelen voor de kerk.’
En ze houdt een kort referaatje over Franciscus, die zijn vermogen aan de armen
schonk, want ze weet al die dingen omdat ze katholiek is opgevoed. Voor een
beeld van de heilige Antonius zegt ze bij voorbeeld achteloos: ‘Ja, daar moest
je op school altijd aan vragen als je iets kwijt was. Je vlakkie, of je
sponzedoos.’
‘En hielp dat?’
‘Soms wel,’ antwoordde ze.
Er gaat een wereld voor mij open. Thuis is zij de enige die zoek geraakte
voorwerpen binnen de minuut weet terug te vinden. Ik dacht altijd dat het een
soort radar was. Maar misschien vraagt ze het nog steeds stilletjes aan
Antonius.
Als je ziet hoe praktisch de katholieke wereld is ingericht, verbaast het je niet
dat zij al die eeuwen heeft getrotseerd. Voor ieder potje heeft de kerk een
dekseltje. Als je heel slim bent mag je jezuïet worden, maar gaat je aanleg niet
veel verder dan overtuigend je hand ophouden, dan hebben ze hier bij de
franciscanen een passende levensbetrekking voor je.
Nu wordt er óók door leken heel wat afgebedeld in Napels.
Het is de enige mij bekende stad waar je, bij aankomst, het idee krijgt bijzonder
welkom te zijn. Overal elders tref je samenlevingen aan die niet de flauwste
belangstelling voor je hebben, maar in Napels ben je het station nog niet uit,
of alle mogelijke stralende particulieren komen op je af