En hij zei: ‘Ik ben blij dat u me even kunt ontvangen.’
‘Je - géén u. Dat is er in onze club niet bij,’ sprak de ander met een lach,
waaraan zijn ogen niet meededen. ‘Je. En Henk. Henk i. Ik sta
al ruim een jaar droog.’
De man floot door zijn voortanden, net als de chauffeur had gedaan. Maar hij zag
af van ‘linke soep’. In de huiskamer was een vrouw, die zich bekwaam tot een
soort vriendelijkheid dwong, druk bezig een koffer te pakken, geholpen door een
klein, blond meisje. Er hing zo'n onbewijsbare spanning, die de man ertoe bracht
zijn tenen ritmisch op en neer te bewegen in zijn schoenen.
‘Ja, we gaan er straks in de wagen vandoor. Naar buiten, met de Pinksteren.
Lekker in de frisse lucht,’ zei Henk i, met moedeloze
geestdrift.
‘Maar stoor ik dan niet?’
‘Welneen, allerminst. We hebben alle tijd. Ga toch zitten, zeg. Wil je een flesje
prik?’
‘Ja, geef maar een flesje prik.’
Ze gingen aan een tafeltje in de hoek zitten naast een koperen haardstel, dat een
zeekasteel voorstelde. Henk begon over vroeger, toen hij nog iedere dag scheef
ging. De huiselijke twisten. De verloren betrekkingen. De schulden. Het wakker
worden in de cel. De woeste avonturen in de kroegen. Zijn droeve ogen werden
onder het praten levendiger.
‘Hij sterft van de dorst,’ dacht de man. ‘Hij is maar één pilsje verwijderd van
een maand doorzakken.’
‘Pappie, gaan we nou weg?’ vroeg het kind, dodelijk verveeld.
De man stond op.
‘Maar we hebben heus nog alle tijd,’ protesteerde Henk i.
‘Ach nee, ik ga maar weer.’
Achter de vrouw en het kind liepen ze de trap af.
‘Red je het?’ vroeg Henk i.
‘Ja.’
‘Je hebt toch ook nog andere telefoonnummers?’
Hij knikte.
‘Voor het geval je niet kunt slapen,’ zei Henk i, hem een
cellofaantje met vier rode pillen overhandigend, ‘ze zijn erg goed. Maar je moet
er maar één nemen.’
Even later reed de auto weg. De man wuifde, maar het was of zijn arm een autonome
actie uitvoerde. Langzaam begon hij terug te lopen naar het centrum. Toen hij de
kroeg binnentrad, zei een oude man aan de tapkast: ‘Ik zal maar een flinke
vracht lajen, dan ben ik er meteen voor vandaag af.’