maakte, in een
middagslaapje te zijn gestoord. Zijn haar zat tenminste in de war en zijn ogen
waren half dicht geknepen.
‘Waar zit-ie?’ vroeg hij en toen de kellner wéés, trad hij vastberaden op de man
met de sigaar af en vroeg op de toon van iemand, die wil voorkomen, dat een
waarschijnlijke ruzie aan onwelwillendheid zijnerzijds geweten zou kunnen
worden: ‘Meneer heeft champagne besteld?’
‘Ja’, zei de man met bravour. Hij deugde niet, dat zag je zó.
‘Champagne-wijn. Een fles’, stelde de patroon aarzelend vast.
‘Inderdaad’, sprak de gast, ‘kan 't soms niet?’
‘Natuurlijk, natuurlijk’, zei de baas. ‘Maar het wordt weinig gevraagd voelt
u?’
Hij trok zich nu met de kellner, die echt meeleefde, achter het buffet terug,
waar zij alras in druk gefluister gewikkeld waren. Zo nu en dan wezen zij naar
boven, want op de hoogste plank van de opstand stond, bij wijze van
siervoorwerp, een koeler met een fles, geflankeerd door twee karafjes vol
gekleurd water. Er werd een stoel achter de tapkast gesleept en één voor één
klommen de mannen er op, vergeefs proberend of ze de fles te pakken konden
krijgen.
‘Komt er nog wat van?’ vroeg die vent. Hij had blijkbaar geen hart in zijn
lijf.
‘De ober is zó bij u, meneer’, sprak de baas. Hij stond nog op de stoel en had
wel iets van een kapitein op de brug van een schip, dat dreigt te vergaan.
‘Ik wacht nog vijf minuten’, verklaarde de gast en legde zijn horloge voor zich
op tafel, zoals redenaars wel doen.
‘Haal effe een trapje aan de overkant’, fluisterde de baas, en de kellner, óp van
de zenuwen, haastte zich naar buiten.
Wreed is de tijd soms. Die klok tikte maar door en vrat minuten. En die gek was
een man van zijn woord. Op een gegeven moment pakte hij zijn jas, zette zijn
hoed op en zei: ‘Goeie middag!’
‘Nog een ogenblikkie, meneer, de ober is zó terug’, smeekte de baas, maar de man
had de knop al in zijn hand en sprak kwetsend: ‘Nee, ik ga liever naar een echt
café.’
‘Begrijp je zulke mensen nou?’ vroeg de baas, toen de deur dichtgevallen was. ‘Je
zou toch denken, dat...’
Maar op dat ogenblik wankelde de kellner binnen, schier bezwijkend onder een van
die lange ladders, welke schilders wel voor het buitenwerk gebruiken.