zóo moeten ze lachen. Die Til doet net, of alles echt is, of ze groote menschen zijn.
‘Nou niet zoo lachen jullie, wat is daar nou voor geks aan’, moppert Til. En dán zegt ze vriendelijk: ‘Gebruikt u suiker en melk in de thee, mevrouw Vos?’
Tootje knikt: ‘van allebei een klein beetje.’
‘Ik véel suiker’, zegt Wil.
‘Dat is niet netjes, als je op visite bent, om zoo gulzig te zijn.’ Til kijkt een beetje boos.
‘En zooveel suiker is er niet.’
De visite krijgt nu een kopje thee en allebei mogen ze snoepen van het schoteltje.
‘Wat een heerlijke bonbons, waar háalt u die?’ vraagt Wil.
‘O, bij .... bij....’ Til weet het zelf niet, waar grootmoeder de flikjes altijd koopt.
‘Die komen uit de stad, uit zoo'n fijnen winkel’, Zegt Til, een beetje nuffig.
‘Nou, ze zijn erg lekker’, vindt Wil.
‘O’, zegt opeens Tootje, ‘de kindertjes worden wakker.’
Moeder Til neemt ze op haar schoot.
‘Dat doen ze graag’, zegt ze, ‘bij mij op schoot zitten.’
Dan gaan de drie mevrouwtjes een beetje zitten babbelen. Ze drinken een heeleboel thee en - eten alle flikjes op.