Jezus om vergeving. Vrouw Stok ziet het niet en Wil ziet het niet. Alleen de Heere Jezus hoort het, dat Til bidt:
Lieve Heere Jezus, ik ben erg stout geweest. Wilt U het mij vergeven? En blijf Gij maar dicht bij ons, Heere. Wil mij helpen dat ik nooit meer iemand uitlach, die ongelukkig is. Want zonder U doe ik het toch weer, Amen.
Nu regent het niet zoo hard meer.
‘'t Mindert al aardig’, zegt vrouw Stok.
‘En kijk 's, daar komt Aaltje aan. Ze komt jullie zoeken, denk ik.’
De tweelingen schuiven den mantel op zij.
‘Wat staan jullie daar aardig’, lacht Aaltje. Ze is blij, dat de kinderen terecht zijn.
‘Nou, wat zeg je daarvan’, lacht vrouw Stok terug. ‘Mevrouw was zeker ongerust hé? Maar ze zijn heelemaal niet nat geworden. Door zoo'n dikken, ouwerwetschen mantel dringt de regen niet gemakkelijk heen.’
‘We gaan maar gauw, vrouw Stok’, zegt Aaltje. ‘Vriendelijk bedankt, hoor!’
‘Daag’, groet vrouw Stok terug.
De tweelingen geven haar een hand en zeggen ook: ‘Dank u wel, vrouw Stok.’
Dan gaan ze met Aaltje mee, onder de paraplu. Aaltje vertelt, dat grootmoeder zoo ongerust is.