Til loopt heel voorzichtig met het mooie witte strijkgoed naar de huiskamer.
Moeder zit op haar knieën naast den open koffer, die op den vloer staat.
‘Bent u al aan 't inpakken, moeder’, vraagt Til.
‘Ja, helpen jullie maar een handje.’
‘Boej heppele’, roept een hoog stemmetje.
‘Ja, broer mag meehelpen’, lacht moeder.
Dan gaat moeder alles netjes in den koffer leggen. Wil en Til geven telkens een nieuw stapeltje aan. Maar wie zucht er toch zoo? O, o, kijk nou toch 's! Daar komt die kleine Henkeman aandragen met vaders sigarenkistje.
‘Nee, maar’ .... lacht moeder. En Til zegt: ‘Broer denkt zeker, dat wij onderweg rooken. Domme Henkie, meisjes rooken toch niet.’
Maar Henkie begrijpt er niets van. Hij wil zoo graag meehelpen.
‘Dank je wel, hoor vent. Wat ben jij een groote jongen’, prijst moeder.
‘Onze poppen, moes, denkt u aan onze poppen?’ vraagt Wil.
Dat is waar ook. Hè, de koffer is haast te klein. Daar komt Kee het laatste stapeltje binnenbrengen.
‘Klaar, mevrouw’, zegt ze, ‘Wel, wel, ik ben er warm van geworden. Van deze schort is een