Het is een mooi huis, maar met o zoo'n klein tuintje er achter.
Welken Zaterdag vragen de tweelingen: ‘moeder, hoeveel weken duurt het nog?’
‘Nog acht weken’, zegt moeder.
Maar de weken gaan zóo gauw voorbij.
Het duurt nu nog maar twee weken.
‘Als het tweemaal Zondag geweest is, dan gaan we verhuizen’, zingt Til. En samen dansen de zusjes de kamer rond. Zóo blij zijn de tweelingen!
Voor de pastorie staat een groote verhuisauto.
Twee mannen halen de meubels uit het huis weg, de stoelen, de tafels, de kasten, het orgel, de schilderijen, de boekenhanger, de lampen o nog veel meer. Kee helpt een handje. Alles wordt voorzichtig in de auto geladen. Wat is het nu leeg in huis. Iedereen, die langs de pastorie loopt, kan zoo naar binnen zien. Want nergens hangen meer gordijnen voor de glazen. En je loopt zóo maar op de houten vloeren. Want nergens liggen meer kleeden op den vloer.
De tweelingen staan voor het raam.
‘Ik wou, dat we maar gingen’, zegt Til.
‘En jij dan?’
‘Ik ook’, zegt Wil. ‘Zeg, weet je wat ik zoo raar vind? Dat hier nou andere menschen komen wonen.’