| |
| |
| |
Van het jaar 1702 tot in het jaar 1795
| |
205. Anno 1702
De noodlottige val van koning-stadhouder Willem III
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 53×41; inv. A 779
Toen Lodewijk XIV voor zijn kleinzoon Filips van Anjou de troonsopvolging in Spanje verwierf, organiseerde Willem III in 1701 voor de derde maal een algemeen verbond tegen Frankrijk. Hij had voor 1702 al een veldtocht uitgewerkt. (...) Deze kwam echter niet tot uitvoering.
Op 4 maart ging de koning-stadhouder in de ziekelijke toestand die hem reeds lang op de dood had voorbereid, op jacht in het park te Hampton Court, zijn geliefde buitenverblijf, waarvan de Hollandse omgeving hem aan zijn geboortegrond herinnerde. Zijn paard trapte in een molshoop en struikelde, zodat Willem III viel en hij zijn schouder brak. Vijftien dagen later bezweek zijn uitgeput gestel aan koorts en ontsteking. De koning-stadhouder toonde op zijn ziekbed dezelfde bedaardheid, helderheid van geest en zelfbeheersing die zijn leven altijd hadden gekenmerkt. De aanhangers van Jacobus juichten, en brachten ook later nog dikwijls een toast uit op de kleine heer in zwart fluweel: de mol die de weg des konings had ondergraven.
De geest van Willem III bleef in de Spaanse Successieoorlog leven.
De legers waren door hem geoefend, de bevelhebbers waren zijn leerlingen. De staatslieden werkten in de geest van de koningstadhouder diens plannen uit. Waardig besloot Willem III een rij van vijf helden die in de geschiedenis nauwelijks hun weerga hebben.
De Spaanse Successieoorlog duurde van 1702 tot 1714.
| |
206. Anno 1702
De vernietiging van de Franse vloot in de baai van Vigo
Everhardus Koster (Den Haag 1817 - Dordrecht 1892)
Doek, olieverf; gesigneerd; 54×41; inv. A 4954
Bij het uitbreken der Spaanse Successieoorlog had een vloot van vierentwintig Nederlandse schepen zich onder Filips van Almonde met de Britse onder admiraal Rooke verenigd, om de Fransen in Spanje afbreuk te doen. Na een mislukte onderneming tegen Cadix keerden de schepen terug. Toen kwam echter het bericht dat de Spaanse Westindische vloot onder bescherming van een Frans eskader in de baai van Vigo was binnengelopen. Almonde bewoog de krijgsraad tot het aanvallen van de vijand, hoewel het weer ongunstig was en zware batterijen de nauwe ingang der baai van Vigo beveiligden.
Terwijl vierduizend man landingstroepen deze verdedigingswerken veroverden, zeilden acht schepen onder vice-admiraal Hobson en Van der Goes de baai binnen. Zij stuitten echter op een vlot dat over de gehele breedte de ingang versperde. Daarachter bevonden zich Franse oorlogsschepen onder Chateau-Regnaud, die de aanvallers volop onder vuur namen. De onzen (...) brachten door een bombar- dement de vijand tot zwijgen, zodat de manschappen gelegenheid kregen om de versperring uit de weg te ruimen. Daarop kapten de Fransen hun ankers en poogden zij de schepen in brand te steken voordat zij deze verlieten. Achttien oorlogsschepen werden op deze wijze een prooi der vlammen: negen linieschepen en tien rijkbeladen koopvaarders.
Aan land werd een grote buit gevonden. Dit waren de vruchten van een aanval die op 23 oktober door acht schepen in anderhalf uur werd volbracht.
| |
| |
| |
207. Anno 1703
De inneming van Bonn
Anthonius Brouwer (Nijkerk 1827 - Hilversum 1908)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 48×38; inv. A 4873
De laatste veldtocht waaraan Coehoorn deelnam, die van 1703, was de fraaiste van zijn leven. Zijn bekwaamheid bleek overtuigend bij de belegering van Bonn, een sterke vesting die door een schipbrug met het kasteel Bourgogne aan de Rijn verbonden was.
Zolang Bonn, een sleutelvesting aan de Beneden-Rijn, in handen van de Fransen was, bleef een herhaling van de inval van 1672 tot de mogelijkheden behoren. Coehoorn bood aan om de stad binnen dertien dagen aan de vijand te ontrukken. Hij deed meer dan schijnbaar zo vermetel was beloofd.
Op 3 mei werd met het aanleggen der loopgraven begonnen, de schipbrug werd vernield en Bourgogne - nu buiten bereik van de stad - op 8 mei stormenderhand overmeesterd. Daarna werden vanuit dit fort de verdedigingswerken der stad zó precies en vernietigend gebombardeerd, dat de bezetting van drieduziend man op 14 mei capituleerde.
Dit was twee dagen eerder dan Coehoorn had voorspeld.
| |
208. Anno 1704
Willem Vleertman verkent het terrein bij Höchstadt
Augustus (August) Allebé (Amsterdam 1838 - Amsterdam 1927)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 53×38; inv. A 4856
Willem Vleertman behoorde tot de mannen die de staat en de maatschappij belangrijke diensten bewijzen en door het nageslacht bijna vergeten worden. Hij bezat in vredestijd een suikerraffinaderij, verbeterde het Pannerdse Kanaal, behoedde Amsterdam in 1717 door nieuwe zeeweringen voor overstroming en richtte postdiensten op.
Toen de oorlog uitbrak nam Willem Vleertman dienst in het leger en was hij, naar 't uitkwam, een bekwaam ingenieur, een onversaagde aanvoerder van zijn regiment, een pijslnelle koerier of een behendige onderhandelaar. Hij nam in tweeëntwintig veldtochten deel aan vijfenveertig belegeringen. Hij verijdelde in 1691 een aanslag op Willem III. Zijn advies gaf in 1704 de doorslag bij de slag van Hochstädt, evenals bij die van Oudenaarde in 1708.
Bij Hochstädt en Blenheim leverden de verenigde legers van Marlborough en Eugenius van Savoye op 13 augustus 1704 die opmerkelijke slag, waarbij een Frans leger van zestigduizend man vernietigd werd en de oorlog in Duitsland tot een einde kwam.
Deze twee veldheren hadden aanvankelijk niet tot de aanval kunnen besluiten, omdat naar hun mening de grond zó moerassig was dat de ruiterij gevaar liep er in weg te zinken. Willem Vleertman stijgt echter te paard. Hij rijdt het terrein op en af onder het bereik van het vijandelijke geschut, en weet zijn aanvoerders op deze wijze ervan te overtuigen dat zij het sein tot de aanval kunnen geven.
| |
| |
| |
209. Anno 1706
De redding van Hendrik van Nassau-Ouwerkerk te Ramillies
Jacob Taanman (Zaandam 1836 - Amsterdam 1923)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 53×39; inv. A 4985
De hoogbejaarde Hendrik van Nassau-Ouwerkerk, kleinzoon van Maurits, redder van Willem III bij Saint-Denis en veldmaarschalk der Nederlandse troepen, overleed in 1708, getooid met de verse lauweren van Ramiilies en Oudenaarde. Bij Ramillies in Zuid-Brabant had hij op de pinksterdag van 23 mei een succesvolle eerste aanval gedaan en tot één uur 's nachts de vijand zo fel nagejaagd, dat hij op vijf uur afstand van 't slagveld raakte. Daar werd de graaf bijna het slachtoffer van een moordaanslag. Hij had een gevangen Beijerse officier diens degen terug laten geven, maar de onverlaat beantwoordde deze grootmoedigheid met een poging de grijsaard in het hart te treffen. Een kamerdienaar schoot nog bijtijds toe en velde de moordenaar met een pistoolschot.
| |
210. Anno 1708
De kamerdienaar van Jan Willem Friso sterft tijdens het beleg van Rijssel
Maurits Leon (Den Haag 1838 - Den Haag 1865)
Doek, olieverf; gesigneerd, 1862; 54×42; inv. A 4956
Prins Jan Willem Friso, stadhouder van Friesland, neef en erfgenaam van Willem III, was een jeugdige vorst met rijke gaven, dapper tot vermetelheid toe, bij het leger met geestdrift vereerd, kalm in gevaar en kalm onder miskenning. De soldaten weten wat er gebeurd is, placht hij te zeggen, en dat is mij genoeg.
Bij het beleg van Rijssel gaf hij schitterende blijken van moed, nadat de overwinning bij Oudenaarde de weg vrijgemaakt had naar deze vesting met vijftigduizend inwoners en zestienduizend verdedigers onder Boufflers. Aan Friso was de bestorming opgedragen. Reeds vóór het aanleggen der loopgraven was zijn verblijf zó dicht bij de vijandelijke verdedigingswerken dat op 18 augustus een kanonskogel zijn kamerdienaar dood aan zijn voeten deed neerstorten. Mijn arme Du Cerceau is dood! riep de prins op een toon van diep medelijden, zonder aan het gevaar te denken waaraan hij zelf nauwelijks was ontsnapt.
De oorspronkelijke titel van het schilderij luidt: ‘Prins Jan Willem Friso voor Rijssel.’
| |
| |
| |
211. Anno 1709
Jan Willem Friso in de slag bij Malplaquet
Anthonius Brouwer (Nijkerk 1827 - Hilversum 1908)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 53×41; inv. A 4872
De grote overwinning die bij Malplaquet op 11 september 1709 tijdens de de Spaanse Successieoorlog op de Fransen werd behaald, overtrof in verschrikking en doden of verminkten al wat tevoren was geschied. Aan de slag ging een snelle mars (...) der Nederlandse troepen onder Friso vooraf. De prins leidde door de drie- en viervoudige kruisvuren van ontzaglijke batterijen eenendertig bataljons naar de voortreffelijk aangelegde Franse schansen. Gehele gelederen stortten zich op hem en Friso moest twee nieuwe paarden bestijgen.
Toen alles duizelde en deinsde rukte hij een vaandrig de driekleur uit de hand en plantte die op de borstwering, met luider stem roepende: Volgt mij mijne vrienden, hier is uw post.
Van de Hollandse garde die twaalfhonderd man sterk was, sneuvelden zevenhonderd soldaten. Van de kadettencompagnie van die garde bleven slechts drie man ongekwetst, van 's prinsen officieren maar één. Er werden in deze slag 1.800.000 geweerschoten afgevuurd.
Het aandeel der Nederlanders blijkt uit hun doden en gekwetsten: tienduizend van de achttienduizend soldaten die de overwinning in 't geheel had gekost.
| |
212. Anno 1711
Jan Willem Friso verdrinkt bij de Moerdijk
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 39×73; inv. A 4935
Op de veertiende juli 1711 kwam de jeugdige held van Rijssel en Malplaquet, de vierentwintigjarige prins Jan Willem Friso door verdrinking om het leven. Hij was op weg van het leger naar 's-Gravenhage, om met de koning van Pruisen een geschil over de nalatenschap van Willem III bij te leggen. In onstuimig weer liet de prins zich van de Moerdijk naar het Strijense Sas overzetten. Midden op het water stapte hij van de veerschuit over op de schouw, om daar in zijn koets tegen de stortregen te schuilen. De veerschuit kwam behouden aan land, maar de schouw maakte door een rukwind bij de wal slagzij, zodat de prins die de koets verlaten had en zich aan de mast vasthield, in het water werd geslingerd. De koets stortte over boord, waardoor ook nog de kolonel van de prinselijke lijfwacht, Hilken, verdronk. Pas negen dagen later vond men het lijk van de prins. Zes weken later werd zijn zoon, de latere stadhouder Willem IV, geboren.
| |
| |
| |
213. Anno 1715
Het Barrièretraktaat
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 54×33; inv. A 4936
Reeds in 1709 hadden de Republiek en Engeland bij verdrag afgesproken dat bij de dood van koningin Anna de opvolging in het Verenigd Koninkrijk aan het huis Hannover zou komen. Aan de Verenigde Provinciën werd een barrière tegen Frankrijk toegekend.
Daaronder verstond men het recht om garnizoenen in de belangrijkste Belgische grensvestingen te legeren.
Door de val van het Engelse whig-ministerie en de vervanging van Marlborough door Ormonde, nam de Spaanse Successieoorlog echter een onverwacht ongunstige keer. Een afzonderlijke overeenkomst tussen Engeland en Frankrijk beroofde daarbij de Republiek van de voordelen die haar grote opofferingen hadden verdiend. Het belang van Engeland eiste echter toch dat op het vaste land een bolwerk tegen Frankrijks uitbreiding werd opgeworpen.
Zo verwierf ons vaderland als enige vrucht van de vreselijke oorlog op 15 november 1715 de begeerde barrière. Gemeenschappelijk met Oostenrijk zouden wij een staand leger van vijfendertigduizend man in de Zuidelijke Nederlanden onderhouden. De keizer zou voor het onderhoud der Staatse garnizoenen in belangrijke vestingen als Doornik en Namen één [en een kwart] miljoen gulden betalen.
| |
214. Anno 1747
De verheffing van prins Willem IV tot erfstadhouder
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 54×48; inv. A 4968
De Oostenrijkse keizer Karel VI werd in 1740 door zijn dochter Maria Theresia opgevolgd. Dit gaf aanleiding tot een algemene oorlog, waarin de Verenigde Provinciën betrokken werden toen de Fransen in de Oostenrijkse Nederlanden binnendrongen en zij de barrièrestingen bijna zonder tegenstand bemachtigden. In 1747 bereikte de vijand Staats-Vlaanderen en bezette daar de belangrijkste punten. Dit leidde tot een algemene volksbeweging die in Zeeland - het eerst te Veere - begon. De ongunstige gang van zaken werd aan de slechte staat der vestingen en de onbekwaamheid der bevelhebbers toegeschreven, maar vooral aan verraad der regenten. Overal weerklonk de eis tot herstel van het stadhouderschap. Over Friesland, Groningen en Gelderland bekleedde Willem Karel Hendrik Friso, de zoon van Jan Willem Friso, deze waardigheid reeds. Nu haastten de vroedschappen en Staten in de overige gewesten zich om een herhaling der gebeurtenissen van 1672 te voorkomen en verhieven de prins evenals toen tot stadhouder. Op 11 mei werd de vorst door de hoge staatscolleges in 's-Gravenhage verwelkomd en negen dagen later droegen de Staten-Generaal hem het stadhouderschap der Unie op.
De verklaring dat de stadhouderlijke waardigheid ook in vrouwelijke lijn erfelijk zou zijn, was een belangrijke uitbreiding van 's prinsen macht. Diens reis door Holland leek een triomftocht, maar men stond hem weinig gezag toe. Dezelfde personen met dezelfde misbruiken bleven aan het bewind.
| |
| |
| |
215. Anno 1747
De val van Bergen op Zoom
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 54×34; inv. A 5033
De verheffing van Willem IV kon geen plotselinge verbetering brengen in de gebrekkige toestand der krijgsmacht en de vestingwerken. Zij kon ook na onze roemloze nederlaag bij Lafeld het onverwinnelijk geachte Bergen op Zoom niet behoeden tegen de krachtige en goed georganiseerde belegering van graaf Löwenthal.
De verdediging van de stad was opgedragen aan baron Cronstrom, een dove, ziekelijke vijfentachtig jaar oude man, die de strijdkrachten niet wist te bezielen en op één lijn te brengen. Door de gemakkelijke communicatie met Holland heerste er overvloed binnen de vesting, waardoor de soldaten losbandig, brooddronken en achteloos werden.
De wachtposten werden door slapende of beschonken mannen bezet.
Daardoor lukte het de Fransen in de vroege morgen van 16 september onopgemerkt de hoofdwal te bereiken en door een openstaand zijpoortje de stad binnen te dringen. Tevergeefs trachtte de prins van Hessen-Philipsthal nog met wat haastig bij elkaar geraapt volk de vijand te stuiten, die door de veroverde poorten in grote getale naar binnen kwam. Op de markt ontwikkelde zich een hevig gevecht, maar dit leidde slechts tot verbittering van de overmacht en plundering van de stad.
Bij de vrede van Aken werd een jaar later de vesting aan de Republiek terug gegeven.
| |
216. Anno 1748
Plundering van de huizen der belastingpachters
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 39×73; inv. A 1644
Belastingen werden in onze Republiek niet door ambtenaren maar door pachters geïnd. Dezen trachtten hun bedrijf zo winstgevend mogelijk te maken. Dit leidde vaak tot knevelarijen die steeds grotere weerstanden opriepen. De weelde die sommige pachters tentoonspreidden wekte het vermoeden dat de schatkist van de natie niet naar evenredigheid van de opbrengsten werd gestijfd. Bij 's prinsen verheffing had men ook op de afschaffing van het pachtsysteem en invoering van een hoofdelijke omslag gehoopt. De vertraging die deze hervorming opliep, gaf daarna aanleiding tot pachtersoproeren. Deze begonnen in Friesland, maar woedden het hevigst in Amsterdam.
Op de Botermarkt ontstond op 24 juni 1748 een oploop, waarop de kolonel der schutterij, W. van Loon, met scherp liet vuren.
Het gepeupel stoof uiteen, maar verzamelde zich weer voor het huis van de pachter De Nooy op de Keizersgracht bij de Reguliersgracht.
Het sloeg de deur met hamers in, vernielde de meubelen en wierp al wat waarde had, ook het gereed geld, in de gracht. De plunderaars verdeelden zich vervolgens in steeds meer aangroeiende benden die in een toenemende uitgelatenheid de overige pachters aanvielen.
Daarbij werden in minder dan twee dagen negentien huizen geplunderd. Toen het oproer zich echter ook tegen andere ingezetenen begon te keren, werd de schutterij actief. De overheid kondigde af dat zij aan de prins zou vragen het pachtsysteem af te schaffen. De oproerige benden werden verstrooid. De heftigste oproerlingen boetten voor hun misdaad met het leven: een visvrouw, Mat van de Nieuwendijk, en een tuinman die door zijn makkers de Burgemeester werd genoemd.
Wijnvelds weergave berust op eerdere, bekende illustraties van de plundering van het huis van De Nooy.
| |
| |
| |
217. Anno 1752
De verheffing van prins Willem V tot ridder in de orde van de Kousenband
Hendrik Jacobus Scholten (Amsterdam 1824 - Heemstede 1907)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 50×41; inv. A 4983
Prins Willem IV overleed in 1751. Zijn weduwe, prinses Anna, de dochter van koning George II van Engeland, trad als regentes op voor haar jeugdige zoon. [Zij is bekend als de gouvernante.]
De overleden stadhouder was lid der orde van de Kousenband geweest en George II wilde zijn kleinzoon met dezelfde orde - die ten hoogste zesentwintig leden telt - vereren.
De inhuldiging vond op 5 juni 1752 op Huis ten Bosch plaats, ten overstaan van het stadhouderlijke hof. Daar overhandigden de eerste wapenheraut van de koning en de Engelse gezant Yorke de vierjarige prins plechtig de tekenen der orde.
| |
218. Anno 1758
Een delegatie kooplieden bezoekt de gouvernante
Christoffel Bisschop (Leeuwarden 1828 - Scheveningen 1904)
Doek, olieverf; 49×41; inv. A 5125
Tijdens het regentschap van prinses Anna raakten de Staatsgezinden ervan overtuigd dat het voor het welzijn der Republiek beter was om het bondgenootschap met Engeland te laten varen en zich nauwer bij Frankrijk aan te sluiten. Daarom had de Engelse koningsdochter Anna met veel argwaan en tegenwerking te maken.
Ook kwam tijdens de Zevenjarige Oorlog van 1756 tot 1763 de vraag op of het leger dan wel de vloot versterkt moest worden.
De aan Engeland vijandige Staten van Holland drongen aan op vergroting der vloot. De prinsgezinden ijverden voor een versterking van het grensleger.
In 1758 deden kooplieden herhaaldelijk bij de gouvernante hun beklag over het aanhouden van schepen door Engelse kruisers.
Daardoor had naar hun raming onze handel reeds vijfentwintig miljoen gulden schade geleden. Protesten bij de Engelse regering hadden geen ander effect dan wederkerige verwijten. Op 7 december verkreeg voor de vierde maal een bezending kooplieden gehoor bij de gouvernante. Zij vroegen om hulp in de dringende nood en verklaarden dat het haar slechts één woord behoefde te kosten om een forse vlootvermeerdering tot stand te brengen. De kooplieden eisten ook dat gezantschappen naar Engeland en naar de neutrale hoven gestuurd zouden worden. De prinses antwoordde dat de militaire zwakte van de staat niet aan haar te wijten was en dat zij niet ophield om voor de belangen van de handel te zorgen.
De gouvernante stond daarna op om zich naar een aangrenzend vertrek te begeven. Daarbij verwees zij de heren met gekrenkte fierheid naar haar raadgever De Larrey.
| |
| |
| |
219. Anno 1758
De gouvernante verschijnt voor de laatste maal in de vergadering der Staten-Generaal
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 49×41; inv. A 4938
Staatszorgen en hatelijkheden sloopten vroegtijdig het gestel der gouvernante. Doodsbleek, uitgeput en wankelend verscheen zij op 11 december 1758 nog eenmaal in de vergadering der Staten-Generaal.
Zij deed haar beklag over het adres der kooplieden dat al vóór de audiëntie in duizenden exemplaren was gedrukt en verspreid.
Daarna kwam zij nogmaals met een voordracht tot uitbreiding van de land- en zeemacht.
Dit was haar laatste regeringsdaad. Prinses Anna overleed een maand later in de ouderdom van 49 jaar.
| |
220. Anno 1782
Het eerbetoon aan de helden van de Doggersbank
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 49×41; inv. A 4937
In 1780 brak de Vierde Engelse Oorlog uit naar aanleiding van de hulp der Republiek aan de Amerikaanse koloniën in hun vrijheidsstrijd tegen Groot-Brittannië.
Op 5 augustus 1781 kwam het bij de Doggersbank tot een zeeslag tussen zeven Nederlandse en evenveel, maar beter bewapende Britse schepen. (...) Deze scheepsstrijd, die de eerste sedert de slag bij Malaga in 1704 was, bewees dat de geest van Tromp en De Ruyter nog onder het zeevolk leefde. Zij deed de energie van ons volk ontwaken. De ervaring die onze bevelhebbers ter zee misschien misten werd daarbij door hun moed en volharding op schitterende wijze gecompenseerd.
De helden werden luisterrijk ontvangen en gehuldigd. Zoutman werd tot vice-admiraal benoemd en Dedel, Bentinck, Van Braam en Van Kinsbergen tot schout-bij-nacht. Alle kapiteins ontvingen een gouden erepenning, en iedereen die aan de strijd had deelgenomen kreeg twee maanden soldij. Prins Willem V vereerde Zoutman bovendien met een gouden degen. Hij schonk de kapiteins eresabels en al de strijders gedenkpenningen van edel metaal. Bentinck maakte deze hulde niet mee. Hij was kort na de slag aan zijn verwondingen bezweken.
| |
| |
| |
221. Anno 1785
Kaat Mossel daagt het vrijkorps van kapitein Elsevier uit
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 40×56; inv. A 4978
De geslaagde Amerikaanse opstand tegen Engeland riep alom in West-Europa het verlangen naar vrijheid en beschreven volksrechten op. Een machtige partij in ons vaderland, die der patriotten, meende in het stadhouderschap een belemmering van iedere wezenlijke hervorming te zien. De patriotten richtten genootschappen op tot het bespreken van staatszaken, het indienen van petities en het beoefenen van de wapenhandel. Bij een geschil met de Zuidelijke Nederlanden over de vrije vaart op de Schelde werd het volk bewapend, en de patriotten maakten daar toen gebruik van om vrijkorpsen op te richten. Deze deden pogingen om meer invloed dan de prinsgezinde schutterijen te krijgen. Talrijke botsingen tussen de vrijkorpsen en de Oranjegezinden waren het voorspel der gebeurtenissen van 1787.
Te Rotterdam stroomde het eerste bloed in deze heilloze twist.
In die tijd was daar een vrijkorps van kapitein Elsevier dat over fraaie uniformen en - dit was nooit eerder vertoond - bajonetten op de geweren beschikte. Het korps was erg gehaat bij de zeer Oranjegezinde lagere volksklasse, die opgehitst werd door een keurvrouw der mosselen, Katharina Mulders, bekend als Kaat Mossel. Elseviers compagnie had zoveel provocaties en beschimpingen te verduren, dat zij op 3 april 1784 het vuur op weerloze burgers opende (...).
De oorspronkelijke titel luidt: ‘De vrijkorpsen’.
| |
222. Anno 1786
De aanhouding van Gevaerts en De Gijselaer op het Binnenhof
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 39×57; inv. A 4939
De stadhouder werd door de patriotse partij zó in het nauw gedreven dat Willem V met zijn familie in 1785 Den Haag verliet en zich naar zijn landgoederen begaf. De Staten van Holland die door Van Berckel en De Gijselaer gedomineerd werden, namen daarna steeds radicaler besluiten. Eén daarvan was dat de Statenleden door de poort van het Binnenhof mochten rijden, die eerder uitsluitend voor de stadhouder was bestemd. De Oranjegezinden hadden de dag waarop dit zou gebeuren, 17 maart 1786, uitgekozen voor een aanval. Deze zou beginnen met de aanhouding van de koets der Statenleden, als zij door de Stadhouderspoort zouden binnenkomen. Hess, een der aanvoerders van het Oranjekorps, zou het teken geven.
Een kapper, Mourand, pakte op de bewuste dag de paarden van het rijtuig waarin de afgevaardigden Gevaerts en De Gijselaer zaten bij de teugels.
Hess aarzelde echter en niemand volgde. Mourand werd gegrepen. Het plan mislukte. Mourand deed tijdens zijn verloor voorkomen dat hij bij het uitwijken voor de koets gestruikeld was en toen tegen de teugels der paarden gevallen was. Hij werd toch wegens majesteitsschennis ter dood veroordeeld. Op voorspraak van Gevaerts en De Gijselaer werd zijn leven echter gespaard.
Egenbergers weergave berust op eerdere, bekende illustraties.
| |
| |
| |
223. Anno 1787
De kloekmoedigheid van de Amsterdamse burgemeester Dedel
Diederik Franciscus Jamin (Amsterdam 1838 - Amsterdam 1865)
Doek, olieverf; gesigneerd, 1863; 40×57; inv. A 1643
De stadhouder werd als kapitein-generaal geschorst. Amsterdam onderscheidde zich daarna dankzij de burgemeesters Dedel, Beels en Rendorp door verzoenende en bedachtzame voorstellen in de Statenvergadering. Burgemeester Hooft steunde de patriotse partij en verklaarde dat hij bereid was zijn hoofd voor de burgerij te geven.
Door hem gesteund boden honderd geüniformeerde officieren van de Vaderlandse Sociëteit onder aanvoering van kolonel Van Goudoever op 26 februari een petitie aan, waarin de terugroeping der Amsterdamse afgevaardigden uit Den Haag werd geëist.
Hooft erkende de gegrondheid van die eis. Hij sprak het volk toe en werd onder de kreet Leve vader Hooft in triomf naar huis gebracht.
Dedel en Beels konden door de verbolgen en dreigende volksmenigte niet meer van het stadhuis naar hun koetsen in de Kalverstraat komen. Een stedelijk beambte bood aan hen door een zijdeur onopgemerkt naar buiten te geleiden, maar Dedel antwoordde: Jongeman, gij zijt pas kort in dienst van de stad. Daarom vergeef ik u uw goede wil, want anders had gij moeten weten dat burgemeesteren van Amsterdam het stadhuis alleen maar door de voordeur verlaten.
Dedel en Beels betraden daarop onverschrokken de Dam.
Hun ontzagwekkende houding boezemde zoveel eerbied in dat menigeen onwillekeurig de hoed voor hen lichtte.
Niet door gevoelens van eerbied weerhouden, plunderde het volk tussen 20 en 30 mei de huizen van Dedel en Beels.
| |
224. Anno 1787
De aanhouding van de prinses van Oranje bij Goejanverwellesluis
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 40×56; inv. A 5128
De patriotse zaak stond er tijdens de afwezigheid van de prins vaak zó slecht voor dat waarschijnlijk één regiment met de prins aan 't hoofd een tegenomwenteling had kunnen bewerken. In deze overtuiging reisde 's prinsen gemalin, Wilhelmina van Pruisen, naar Den Haag om het verloren gezag voor haar echtgenoot te herwinnen.
Men kreeg echter hoogte van haar komst en daarom beval De Lange van Wijngaarden, die het bevel voerde over de Goudse verdediging bij Goejanverwellesluis, de aanhouding van alle verdachte rijtuigen.
Op 28 juni werd de prinses, die vergezeld werd door de freule van Wassenaer-Starrenberg en een gevolg van drie heren, door de artilleristen bij genoemde sluis omsingeld en in een boerenhuis gebracht, waarvan de uitgangen met schildwachten waren bezet. Een officier hield met ontblote degen in haar nabijheid de wacht. De Commissie van Defensie kwam naar het doel van haar reis informeren. De prinses gaf in algemene bewoordingen te kennen dat zij, omdat de prins niet in Holland komen mocht, naar den Haag wilde om iets bij te kunnen dragen aan de redding van het vaderland en de bevestiging der constitutie. De commissarissen verklaarden dat zij zonder toestemming der Staten haar reis niet kon vervolgen. De prinses stuurde een schriftelijke klacht naar de raadpensionaris en wachtte te Schoonhoven op antwoord. De aanhouding en het onvoldoende antwoord op haar beklag waren aanleiding tot de Pruisische interventie.
| |
| |
| |
225. Anno 1787
Burgemeester Dedel wordt in triomf naar huis gebracht
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 49×42; inv. A 5034
Frederik Willem II van Pruisen eiste genoegdoening voor de behandeling van zijn zuster, de prinses van Oranje. Toen hieraan niet werd voldaan stuurde hij een leger van twintigduizend man, terwijl Willem V een beroep deed op allen die hem welgezind waren.
De door de Fransen gesteunde heersende partij nam een heldhaftige houding aan en droeg aan rijngraaf Van Salm de verdediging van Utrecht op met tweehonderd stukken geschut en zevenduizend man.
Toen echter de Pruisen ongehinderd door het prinsgezinde Gelderland trokken en Frankrijk de patriotten in de kou liet staan, week de rijngraaf naar Holland uit. Zijn manschappen legden de wapens neer.
Alleen de toegangen tot Amsterdam - in het bijzonder Amstelveen en Ouderkerk - werden dapper maar vruchteloos verdedigd.
Bijna overal was de nadering der Pruisen het sein voor een tegenomwenteling. Ook in Amsterdam werden de afgezette burgemeesters plechtig hersteld. Dedel werd in triomf naar huis geleid, zoals Hooft een half jaar tevoren. Dedels koets kreeg een oranje versiering en werd getrokken door het volk dat de Oranje-kokarde fier deed prijken.
De oorspronkelijke schilderijtitel was: ‘De Pruisen hier te lande’.
| |
226. Anno 1793
Prins Frederik wordt in de slag bij Wervik gewond
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 49×41; inv. A 5035
[Het revolutionaire Frankrijk verklaarde in 1793 de oorlog aan de Republiek, die samen met de Zuidelijke Nederlanden een leger op de been bracht.] Tussen Kortrijk en leper werden op 13 september bij Wervik dertienduizend Nederlanders in een onhoudbare stelling aan de aanvallen van veertigduizend Fransen blootgesteld.
De (...) Nederlanders bieden vijf uur lang wanhopig weerstand.
Hun vuur legt soms de helft der Franse gelederen neer, maar deze worden direct weer aangevuld.
Onder de gekwetsten was ook de negentienjarige prins Frederik, van wie een tijdgenoot getuigde: Het is bijna niet mogelijk algemener bij mensen van allerlei stand bemind te zijn dan deze jonge prins. De prins had een wond aan zijn rechterschouder, die moeilijk en langzaam genas.
Hij doorstond kalm en geduldig de pijn.
Deze vorst in wie men een Willem III of een prins Eugenius van Savoye zag en die in 1798 tot opperbevelhebber van het Oostenrijkse leger in Italië werd benoemd, overleed in 1799 op vijfentwintigjarige leeftijd aan een infectie die hij bij het bezoeken van hospitalen had opgedaan.
| |
| |
| |
227. Anno 1794
De erfprins van Oranje behaalt de overwinning bij Fleurus
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 50×41; inv. A 5036
Op verzoek van keizer Frans II had de erfprins - in latere en betere tijden koning Willem I - het opperbevel aanvaard over het geallieerde leger aan de Sambre. Hij joeg op 3 juni na een strijd van acht uur de Franse generaal Pichegru in volle vlucht over de rivier en haalde de keizer in triomf binnen Charleroi. De dag daarna voegde Jourdan zich echter met vijfenveertigduizend man bij het Franse leger.
Hij had de opdracht om tot elke prijs bij de Sambre door te breken.
Toen ontstond op 16 juni bij Fleurus een verschrikkelijke slag die door het beleid en de tegenwoordigheid van geest van de jeugdige veldheer uitliep in een volledige overwinning. Daarbij behaalden vijfendertigduizend geallieerden de overwinning op zesenzeventigduizend Fransen. Charleroi kwam weer in handen van de bondgenoten.
De erfprins bewees dat hij een plaats tusen de grote veldheren van zijn tijd verdiende, maar zijn wapenfeit werd helaas door de snelle opeenvolging van gebeurtenissen bijna uit de herinnering verdrongen. [De Oostenrijkers ontruimden België en hierdoor was] de inspanning der Nederlanders nutteloos.
De slag bij Fleurus wordt door veel historici als een Franse overwinning beschreven.
| |
228. Anno 1795
Het vertrek van prins Willem V te Scheveningen
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 50×42; inv. A 5037
Door de strenge vorst konden de Fransen in het begin van 1795 ons land over de bevroren rivieren binnenvallen. De Engelse troepen trokken plunderend naar Hannover terug en de Oostenrijkse waren niet tot hulp te bewegen. Een oproep aan alle ingezetenen om het vaderland te verdedigen, vond geen gehoor. De verblinde natie liet zich door de verleidelijke beloften van vrijheid, gelijkheid en broederschap begoochelen en generaal Daendels, die aan het hoofd der uitgeweken patriotten in Utrecht was aangekomen, zwoer iedere weerspannige de dood. Dit alles bracht Willem V tot het besluit om door zijn vertrek uit het vaderland het algemeen welzijn en de vrede te bevorderen.
De stadhouder verliet op 18 januari om twee uur 's middags na een aandoenlijk afscheid van de Staten de residentie.
Een grote hoeveelheid vrienden vergezelde hem naar Scheveningen. De gemalin van Willem V was al in de vroege morgen afgezeild, evenals de erfprinses met haar kind, de latere koning Willem II.
In Scheveningen ging de stadhouder aan boord van een pink.
Zijn zoons, zijn kamerheer Van Heerdt en zijn adjudanten Bentinck en Bijlandt volgden. Aan boord wachtte Willem V nog op de uitslag van een laatste [tevergeefse] vredespoging in Parijs, en 's avonds voerde de oostenwind hem snel van Nederlandse bodem weg.
Hij heeft deze niet meer mogen betreden.
Wijnvelds weergave berust op eerdere, bekende illustraties. |
|