| |
| |
| |
Van het jaar 1672 tot in het jaar 1697
| |
181. Anno 1672
Willem III verklaart tegenover de Engelse gezanten dat hij zich tot aan de dood toe zal verdedigen
Maurits Leon (Den Haag 1838 - Den Haag 1865)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 53×41,5; inv. A 4955
De in 1672 tegen de Verenigde Provinciën verbonden mogendheden trachtten een bijzondere verstandhouding met prins Willem III op te bouwen. Al in 1670 had koning Karel II van Engeland gepoogd een wig te drijven tussen de belangen van Willem III en de staat.
De koning moest Lodewijk xiv toen meedelen dat dit geen succes had omdat de prins een te trouwe Hollander en protestant was.
[Ook nadat in 1672 Lodewijk xiv zeer zware vredeseisen aan de Republiek had gesteld, trachtte Engeland de prins te bewerken.]
Toen in juli 1672 de nood voor ons land het hoogst was, kwamen de hertog van Buckingham en de graaf van Arlington, twee leden van het bekende cabaal-ministerie, over. De Engelsen eisten dat de prins van Oranje stadhouder zou worden, maar Willem III verklaarde aan de Staten-Generaal dat hij deze benoeming als het werk van vijanden zou opvatten. De beide Engelse heren zeiden tegen de prins [tijdens een onderhoud in diens legerkamp te Bodegraven] dat hij bij een weigering, zijn verdere leven op zijn landgoederen zou moeten slijten met jagen, en dat de Republiek verloren was. Willem III antwoordde: Ik zie dat het land in groot gevaar is, doch ik ken een middel om zijn ondergang niet te zien: sterven bij de verdediging der laatste gracht.
Het zogenaamde cabaal-ministerie bestond uit Clifford, Arlington, Buckingham, Ashley en Lauderdale. Hun voorletters vormen het woord ‘CABAL’.
| |
182. Anno 1672
De gebroeders De Witt in de Gevangenpoort
Jacobus Ludovicus Cornet (Leiden 1815 - Leiden 1882)
Doek, olieverf; 54×42; inv. A 4875
De ongunstige uitkomsten van hun radicale politiek betekenden in 1672 het einde van Johan de Witt en zijn broer Cornelis.
Cornelis de Witt werd [door de uit Piershil afkomstige barbier Tichelaar] beschuldigd van een aanslag op het leven van de prins.
Hij werd gearresteerd, op de pijnbank gelegd en lag daarna ziek en uitgeput te bed in de Gevangenpoort te 's-Gravenhage.
Zijn broer hoorde dat het Hof van Holland Cornelis uit de provincie verbannen had en reed naar de gevangenis om hem af te halen.
Toen Johan de Witt daar naar binnen ging, stookte Tichelaar [die ook gevangen had gezeten, maar net vrijgelaten was] het volk buiten de gevangenis op. Dit hief dreigende kreten van wraak over landverraad en prinsenmoord aan. Tevergeefs trachtten welgezinde burgers en burgerofficieren de gebroeders De Witt te laten ontsnappen. Er was echter geen andere uitgang dan aan de voorkant, waar de verbitterde menigte zich ophield. Er werd besloten om te blijven totdat de samenscholing uiteen zou gaan. Cornelis de Witt legde zich te ruste en zijn broeder ging in de bijbel lezen. De door Tilly aangevoerde ruiterij die het volk in bedwang hield, werd op schriftelijk bevel afgelost door burgervendels. Deze rukten met de leus Oranje boven! de Witten onder! uit. Het ontzinde volk vernielde toen de deur met kogels, mokers en breekijzers, stoof de trappen op, sleurde de half ontklede Cornelis bij de keel de straat op, waar hij onder kolfslagen en degenstoten bezweek. Zijn broer werd met een piek in het gezicht gewond en met een pistool neergeschoten.
De afgrijselijke verminking der lijken van deze mannen aan wie het vaderland zoveel verschuldigd was, maken de twintigste augustus 1672 tot een zwarte bladzijde in onze geschiedenis.
De oorspronkelijke titel was ‘Moord der gebroeders De Witt’. Cornet koos uit de twee uitbeeldingsmogelijkheden die de tekst van De Vos bood, het verblijf in de Gevangenpoort. Hij had daar in 1851 al eens een schilderij van gemaakt.
| |
| |
| |
183. Anno 1672
Het ontzet van Groningen
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 53×38; inv. A 5135
Het tweeëntwintigduizend man grote Keuls-Munsterse leger begon onder Bernhard van Galen, bisschop van Munster, op 19 juli 1672 het beleg van Groningen. De wakkere Groningse commandant Karel van Rabenhaupt stak de dijken door en opende de sluizen, maar dit belette de vijand niet om op de landrug ten zuiden van de stad - sedertdien de Bisschopsrug geheten - loopgraven aan te leggen en de stad met gloeiende kogels en bommen te beschieten. De slechts tweeduizend man sterke bezetting kweet zich voortreffelijk van haar taak. Meer dan duizend gewapende burgers en een korps van honderdvijftig studenten stonden haar trouw bij. De aanvallers raakten door herhaaldelijke aanvallen verzwakt, terwijl de verdedigers versterking en ammunitie ontvingen. Nadat het vijandelijke leger door desertie, ziekte en gesneuvelden tot de helft ingekrompen was, besliste een uitval op 27 augustus de strijd. Rabenhaupt stortte zich met driehonderd vrijwilligers onverhoeds op de loopgraven.
Zij maaiden alles voor zich weg. De bisschop brak binnen vier dagen het beleg op. Nog geen honderd Groningers waren gesneuveld.
Van de aanvallers vielen daarentegen vier- tot vijfduizend man.
| |
184. Anno 1672
De verrassing van Coevorden door Mijndert van der Thijnen
August Allebé (Amsterdam 1838 - Amsterdam 1927)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 53×38,5; inv. A 4855
Mijndert Minnes van der Thijnen, schoolmeester en landmeter te Coevorden, was na de bezetting der Munstersen naar Groningen uitgeweken. Hij trachtte Rabenhaupt voor een plan te winnen om Coevorden bij verrassing te bevrijden. Van der Thijnen had daarvoor plattegronden van de stad en haar fortificaties gemaakt. Na enig aarzelen vertrouwde Rabenhaupt overste Eybergen met veertienhonderd man aan Van der Thijnens geleide toe. Na korte dagmarsen bereikte hun kolonne onder begunstiging van zware mist in de nacht van 29 op 30 december de vesting. De aanslag was aan de Munstersen verraden en zij hadden het ijs rondom de wallen opengehakt.
Van der Thijnen had echter biezen bruggen laten maken. Hij liet deze over de gracht leggen, wees de punten van aanval aan en regelde alles met zoveel beleid dat ondanks hevig vijandelijk vuur de muur binnen een uur beklommen werd en Coevorden weer in onze macht was.
Een zilveren beker welke bij die gelegenheid aan Van der Thijnen werd geschonken, wordt heden nog bij het avondmaal van de hervormde gemeente te Coevorden gebruikt.
De avondmaalsbeker is tot 1979 in gebruik gebleven en thans te zien in het Coevorder Museum ‘Drenthe's Veste’. Coevorden eert zijn zoon nog met een Van der Thijnensingel, de Van der Thijnenschool en de Biezenbrugstraat.
| |
| |
| |
185. Anno 1673
Michiel de Ruyter ontvangt Cornelis Tromp met pruik en Oranje-kokarde
Jacob Taanman (Zaandam 1836 - Amsterdam 1923)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 53×38; inv. A 4984
Cornelis Tromp had na zijn eigenmachtige achtervolging der Engelse achterhoede in de noodlottige zeeslag van augustus 1666 [zie cat. 170] de zeedienst moeten verlaten en leefde sedertdien als ambteloos burger. Het gemis van een bekwame en stoutmoedige zeeheld die bovendien door het scheepsvolk met geestdrift werd vereerd, was in de gevaarlijke dagen van 1672 een ramp voor het vaderland.
Het tekent de wijsheid en het beleid van de jeugdige stadhouder Willem III dat hij een voor alle partijen eervolle verzoening wist te bewerkstelligen. De rechtschapenheid der beide admiraals maakte deze schijnbaar onmogelijke taak gemakkelijk. (...) Te Bodegraven drukten beide zeehelden elkaar in het bijzijn van de prins hartelijk de hand en beloofden zij wederkerig vriendschap.
Op 28 mei 1673 voegde Tromp zich [daarna] als luitenant-admiraal uit naam van de Amsterdamse admiraliteit bij 's lands vloot op Schoneveld. Hij voer met zijn schip de Gouden Leeuw uit eerbied voor de vlag achter de Zeven Provinciën van De Ruyter om, loste enkele ereschoten en kwam toen bij de admiraal aan boord.
De Ruyter, in plechtgewaad met de oranjekleur de mening logenstraffende dat beiden door partijschap gescheiden werden, verwelkomde Tromp met zeemansrondheid. Een feestmaal bezegelde de verzoening en de eerstvolgende slag bewees dat bij zulke mannen op woorden daden volgen.
In de 19de eeuw zagen historici in deze persoonlijke verzoening tevens een toenadering van de Staatse en Orangistische richting onder de boven de partijen staande Willem III. In de door ons geraadpleegde oorspronkelijke bronnen hebben wij het galatenue, de pruik en de Oranje-kokarde van De Ruyter tot onze grote spijt nergens kunnen terugvinden. Het feestmaal vond overigens pas twee dagen later, op 30 mei, plaats.
| |
186. Anno 1673
Willem III bezoekt de vloot vlak voor de slag bij Kijkduin
Everhardus Koster (Den Haag 1817 - Dordrecht 1892)
Doek, olieverf; gesigneerd; 53,5×41; inv. A 1639
Het jaar 1673 is een der meest glorieuze uit de geschiedenis van ons zeewezen. In dat jaar deed De Ruyter de twee koninkrijken tot driemaal toe de trotse vlag strijken. Reeds tweemaal was de vijand naar zijn zeegaten teruggedreven, maar in augustus verscheen toch weer een ontzaglijke zeemacht met vierduizend geoefende soldaten aan boord voor het Scheveningse strand, met het kennelijke doel om te landen en Den Haag te overvallen. De vloot werd in allerijl van haar verzamelplaats, Schoneveld, opgeroepen. De prins zorgde voor een doeltreffende kustverdediging. Omdat een rijk beladen Oostindische retourvloot verwacht werd, achtte men het wenselijk een kans tegen de overmacht te wagen. De prins wilde de moed van het zeevolk aanwakkeren door zelf aan de scheepsraad deel te nemen waarin dit waagstuk behandeld werd. Daar werd besloten om met Gods hulp de zeegaten tot aan het Vlie open te houden en de verwachte koopvaarders te beschermen.
Op 12 augustus begaf Willem III zich in het gezelschap van edellieden en hoofdofficieren naar de vloot. Zijn pink voerde de vlag van de admiraal-generaal in top. Zijn komst verwekte een onbeschrijflijke geestdrift. Toen de prins de Zeven Provinciën betrad weerklonk boven het tromgeroffel, trompetgeschal en kanongebulder de vaderlandse zeemanskreet Hoezee! Hoezee! Leve de prins. Een hartig woord, dat De Ruyter in het bijzijn van de prins tot het scheepsvolk richttedeze gaf door het zwaaien met zijn hoed zijn instemming te kennenversterkte het algemene voornemen te overwinnen of te sterven.
Op 21 augustus volgde de slag bij Kijkduin. De zee was vrij en de vrede lag in 't verschiet.
De oorspronkelijke titel luidt: ‘Zeestrijd van De Ruyter tegen de vereende Fransche en Engelsche vloten’.
| |
| |
| |
187. Anno 1674
Willem III in de slag van Seneffe
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 53×38; inv. A 5137
In 1674 werd met Engeland de tweede vrede van Westminster gesloten. De strijd tegen Frankrijk werd met verdubbelde kracht voortgezet.
Willem III verenigde zich met Zuidnederlandse en Spaanse troepen, die op 11 augustus 1674 door de Franse veldheer Condé bij Seneffe plotseling op een moeilijk begaanbaar terrein werden aangevallen.
De altijd voorzichtige prins had echter met vierduizend man ruiterij de hoogte bezet, die de enige weg beheerste waarlangs de vijand kon naderen. Daar begon de strijd. Driemaal viel Condé de stellingen van de prins aan. Toen zijn ruiterij en de Spaanse troepen reeds verslagen waren, lukte het de prins met de overwegend uit recruten bestaande Hollandse troepen zijn verloren geschut te herwinnen en zich te handhaven tot de nacht aan het gevecht een einde maakte.
De prins was in 't heetst van de strijd zonder dit te beseffen midden tussen de vijanden beland en had het bevel Geeft vuur! gegeven.
Hij kreeg toen van de vijand als antwoord: Er is geen kruit meer.
Door deze vergissing ontdekte Willem III het zwakke punt van zijn tegenstander. Hij verwijderde zich haastig, keerde spoedig met zijn volk terug en behaalde zo de zege. Condé getuigde dat Willem III zich als een ervaren veldheer gedragen had en de durf had getoond van een jonge soldaat.
Deze prinselijke moed neemt niet weg dat beide partijen de overwinning van Seneffe met even goede als slechte argumenten op hun credit hebben geschreven.
| |
188. Anno 1674
De plechtige dankdienst na de inneming van Grave
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 39×73; inv. A 4868
In het begin van 1674 had Lodewijk xiv van al zijn veroveringen slechts Grave en Maastricht overgehouden. De vesting Grave werd belegerd door Rabenhaupt en verdedigd door de vermaarde markies de Chamilly, die tijdens het beleg een slechts door toeval mislukte poging deed om 's-Hertogenbosch te verrassen. Toen prins Willem na de slag bij Seneffe in het kamp voor Grave kwam, wedijverden aanvallers en verdedigers in hardnekkigheid en doodsverachting.
Er volgden in één nacht zes tot zeven aanvallen. Toen de onzen reeds op het talud voor de palissaden stonden, hield Chamilly de verdediging nog verschillende dagen vol, tot hij van Lodewijk xiv het bevel kreeg de vesting te ontruimen. Dit gebeurde met behoud van krijgseer op 28 oktober. Bij de intocht vroeg Willem III zijn hofprediker die naast hem reed, of deze onvoorbereid een dankrede zou kunnen uitspreken. Op het bevestigende antwoord steeg de prins voor de kerkdeur van 't paard en zei: Laat ons de kerk ingaan en eerst God danken. Daarna zullen wij orde op zaken stellen. De predikant besteeg bespoord en met oranje sjerp de kansel. De kerkmuren van Grave weerkaatsten de dankpsalmen der ruiters en voetknechten.
Tot dit verhaal hoort ook nog het detail dat de soldaten in de kerk op meelzakken zaten. De schilder Bombled heeft deze afgebeeld.
| |
| |
| |
189. Anno 1676
De bevrijding der Hongaarse predikanten door De Ruyter
Anthonius Brouwer (Nijkerk 1827 - Hilversum 1908)
Doek, olieverf; 54×33; inv. A 5126
Toen De Ruyter in de Middellandse Zee koerste om de Italiaanse bezittingen der Spanjaarden tegen de Fransen te beschermen, ontving zijn predikant Westhovius smeekbrieven van Hongaarse predikanten die om hun geloof naar Napels waren gedeporteerd en daar als galeislaven jammerlijk werden mishandeld. De Ruyter zette zich aanvankelijk tevergeefs voor hun bevrijding in. Toen de Napolitaanse onderkoning, de markies de los Velez, op 11 februari 1676 met een schitterend gevolg De Ruyter aan boord kwam begroeten, danken en eren, ontweek deze bescheiden alle lof. De Ruyter verzocht als enig blijk van genegenheid zijn ongelukkige geloofsgenoten te bevrijden.
De onderkoning antwoordde dat hij daarover niet zonder zijn koning mocht beschikken. De weerzin die dit op het gelaat van De Ruyter opriep, was zo zichtbaar dat Velez daar toen aan toevoegde: Ik zal ze op uw verzoek ontslaan, mits gij ze niet in 's keizers of 's konings gebied aan land zet. In de hoop dat ik mijn meester hiermee dien is hun vrijheid u geschonken. De Ruyter bedankte hem en stuurde zijn predikant met enkele sloepen naar de wal om de zesentwintig predikanten af te halen. Allen waren zij uitgemergeld door gebrek, pijn en verdriet.
De Hongaren dankten De Ruyter als een reddende engel op hun knieën. Zij werden over de vloot verdeeld, gekleed en verpleegd, en met een Engels schip naar Holland en andere protestantse staten overgebracht.
In 17de-eeuwse berichten werd De Ruyter nog niet op de knieën bedankt.
| |
190. Anno 1676
Michiel de Ruyter wordt dodelijk gewond in de slag bij de Etna
Nicolaas Pieneman (Amersfoort 1809 - Amsterdam 1860)
Paneel, olieverf; 42,5×48; inv. A 4958
Op 22 april 1676 leverde De Ruyter in 't gezicht van Etna's krater zijn laatste zeeslag. Het was een ongelijk gevecht van zeventien gebrekkige Nederlandse tegen dertig uitmuntend bewapende Franse schepen onder de bekwame Du Quesne. De Spaanse hulpvloot onder Francisco de la Zerda bleef volgens het verschonende rapport van De Ruyter verre van de onze verwijderd. De strijd had nauwelijks een half uur geduurd of De Ruyter werd op het zonnedek door een kogel getroffen. Deze nam hem een deel van de linkervoet weg en verbrijzelde [een deel van] het rechterbeen, zodat de admiraal van ruim twee Nederlandse el hoog neerstortte. Het zien van 's admiraals bloed verhit dat der matrozen. Kapitein Callenburgh neemt de leiding van de strijd, die tot de nacht aanhoudt en met onze zegepraal eindigt. Te midden van zijn smarten vuurt de vrome held het volk nog aan, met de woorden: Houdt moed mijn kinderen, houdt moed!
Zo moet men doen om de zege te bevechten. Aanvankelijk leek het sterke gestel van de bijna zeventigjarige zeevoogd de schok te doorstaan.
Toen sloeg de wondkoorts toe en deze rukte op 29 april, aan boord van zijn schip, Michiel Adriaensz. de Ruyter uit het leven.
Twee Nederlandse (of Haagse) el is ongeveer één meter vijftig.
| |
| |
| |
191. Anno 1676
Cornelis Tromp wordt tot graaf van Syllisburg verheven
Hendrik Jacobus Scholten (Amsterdam 1824 - Heemstede 1907)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 54×33; inv. A 4982
De in 1672 begonnen oorlog breidde zich ook tot de noordelijke landen uit. Christiaan V van Denemarken vroeg dringend om hulp tegen Karel XI van Zweden, die zich met Frankrijk verbonden had.
Twee Nederlandse eskaders werden naar de Oostzee gestuurd.
[Koning Christiaan verhief] Cornelis Tromp bij aankomst tot generaal-admiraal, rijksraad en ridder van de Olifant.
Aan boord van de Christianus Quintus behaalde Tromp ten zuiden van het eiland Öland op 11 juni 1676 een roemrijke overwinning op de Zweedse admiraal Creutz, wiens schip met 134 stukken en duizend koppen in de lucht vloog.
Tromp keerde met vier veroverde schepen in Kopenhagen terug.
De koning liet een Te Deum aanheffen en verhief Tromp tot graaf van Syllisburg. (...) Hij gaf alle Nederlandse commandanten een medaille en een halsketen van edel metaal.
De lofbrief die de koning over onze zeehelden aan de Staten-Generaal schreef, bevindt zich nog in het rijksarchief te 's-Gravenhage.
| |
192. Anno 1677
Roemer Vlacq laat zich in de baai van Tobago in de lucht vliegen
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 39×73; inv. A 4932
[In 1677 werd een geheime expeditie onder commandeur Binckes naar West-Indië gestuurd om daar de Fransen te bestoken.] Na menig gelukkig wapenfeit bouwde Binckes aan de Klipbaai op het eiland Tobago een schans. Daar brak op 21 februari 1677 een zeeslag met een Frans eskader onder graaf d' Estrées uit die in afgrijselijkheid alle andere overtrof. Bijna vierentwintig schepen gingen in de door klippen en riffen onbevaarbare baai verloren in een zee van vuur.
Kapitein Roemer Vlacq voert het bevel over 't Huis te Kruijningen.
Als hij door het admiraalsschip van d' Estrées met een viermaal zo sterke bemanning wordt aangevallen, vlucht een deel van het volk van Vlacq aan land. Toch geeft hij 't niet op, maar kapt het anker om samen met zijn vijand te stranden en te vergaan. D'Estrées ontsnapt aan dit gevaar en opent een verschrikkelijk vuur op Vlacq, wiens schip aan de grond is geraakt.
D' Estrées entert met alle macht het schip van Vlacq.
Deze laat een vaatje buskruit naar boven brengen en ontsteekt dit.
De kruitkamer vat vuur en het schip barst met vriend en vijand uit elkaar. Door een onverklaarbaar toeval bleef de wakkere kapitein in leven.
| |
| |
| |
193. Anno 1678
De vrede van Nijmegen
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 50×41; inv. A 4934
Na zes jaar Europese oorlog werden in 1678 te Nijmegen vredesonderhandelingen geopend. Frankrijk wilde ook Zweden bij het verdrag betrekken en de teruggave der veroverde plaatsen daarvan afhankelijk maken, maar Engeland verbond zich met ons tot een gezamenlijke oorlog als Lodewijk XIV niet vóór 11 augustus toegaf.
De Franse ambassadeurs verklaarden op 10 augustus dat zij de vrede wilden tekenen mits men daar nog op dezelfde dag toe overging.
Dit gebeurde. Beverningh leidde de onderhandelingen voor onze Republiek en bewerkte bij de Fransen de teruggave van Maastricht aan de staat en het prinsdom Oranje aan de stadhouder. De Staten sloten een voordelig handelsverdrag en verbonden zich tot stipte onzijdigheid [ten aanzien van het vervolg van de oorlog].
Nederland verloor zo geen voetbreed gronds.
Deze [afzonderlijke] vrede met Frankrijk verwekte echter heftige verontwaardiging bij de bond- genoten die - zij het niet belangeloos - voor ons de wapenen hadden opgenomen en nu aan het Franse overwicht blootgesteld bleven. De stadhouder was evenals vele staatslieden en steden misnoegd, en bijna was Beverningh hierom voor de rechter gedaagd.
| |
194. Anno 1678
De slag bij Saint-Denis
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 50×41; inv. A 4933
Terwijl de vredesonderhandelingen te Nijmegen in gang waren, trachtte prins Willem III de Franse veldheer Luxembourg uit Bergen in Henegouwen te verdrijven. De prins viel op 14 augustus diens hoofdkwartier in de abdij van Saint-Denis aan, op anderhalf uur afstand van Bergen. Na een hardnekkige verdediging werden de schansen genomen, waarvan Luxembourg verklaard had dat hij deze tegen een viervoudige overmacht kon behouden. De prins was overal waar het felst werd gestreden. Hij verkeerde meermalen in levensgevaar. Zo zette de ridder d' Esclainvilliers hem een pistool op de borst, maar Hendrik van Nassau-Ouwerkerk wist nog tijdig de aanvaller met een schot te vellen. De prins ontving pas de volgende ochtend het bericht dat de vrede gesloten was. Hij deelde dit aan Luxembourg mee en omarmde de Franse veldheer voor het front der troepen. Waarschijnlijk was de vredestijding die de moorddadige slag had kunnen voorkomen, onderschept, want de prins verklaarde plechtig aan Fagel dat hij pas ná de strijd te weten kwam dat de vrede gesloten was.
De prins was op 14 augustus nog niet officieel op de hoogte gesteld van de te Nijmegen gesloten vrede, Condé wel. In deze situatie was voor beiden de kans op een laatste voordeel interessant.
| |
| |
| |
195. Anno 1688
Willem III landt in Engeland
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; 49,5×41; inv. A 4928
In Engeland streefde koning Jacobus II naar uitbreiding van het katholicisme en de onbeperkte monarchie. Omdat hij slechts twee dochters had, van wie de oudste met prins Willem III gehuwd was, kon men hopen dat na zijn dood de oude orde hersteld zou worden.
Uit 's konings tweede huwelijk werd echter onverwacht een zoon geboren. Daardoor raakte Willem III van de opvolging verstoken en ging het vooruitzicht op verlossing verloren. Velen trokken de echtheid van deze geboorte in twijfel en de belangrijkste edelen en geestelijken drongen er met klem bij Willem III op aan om de Britse vrijheid te redden. De stadhouder zag hierin de enige mogelijkheid om Frankrijk op den duur te weerstaan. Terwijl Van Weede van Dijkvelt en 's prinsen hofprediker Burnet voor Willem III in Engeland onderhandelingen voerden, haalde Bentinck de burgemeesters Witsen, Hudde en Geelvinck van het toen albezielend Amsterdam tot de onderneming over. Een [grote vloot] en vijftienduizend man landingstroepen werden in Hellevoetsluis zeilree gemaakt, zonder dat de Britse gezant de ware bedoelingen doorhad. Zij kwamen behouden door 't Kanaal, met Oranjes vlag en wapenspreuk Je maintiendrai in top, en lieten op 15 november 1688 te Torbay het anker vallen. Willem III werd daar als redder en bevrijder ontvangen.
Op de vlag van de prins stond ook nog ‘Pro religione et libertate’, of ‘Voor godsdienst en vrijheid’.
| |
196. Anno 1688
De intocht van Willem III te Londen
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; 50×41; inv. A 4929
Willem III bracht de nacht na zijn landing in een vissershut door.
De volgende dag viel hij Exeter aan. Het leger van Jacobus II dat te Salisbury verzameld was, viel uit elkaar en de bloem der natie schaarde zich onder het banier van de prins: John Churchill, later als Marlborough beroemd, de hertog van Ormonde en 's konings tweede dochter Anne met haar gemaal George van Denemarken.
Jacobus II was ten einde raad en wilde naar Frankrijk vluchten.
De koningin en de prins van Wales gingen hem voor. De koning volgde 's nachts in stilte. Hij wierp het grootzegel in de Theems en voer in een visserspink naar zee, zonder orde op het bestuur te stellen. Als gevolg daarvan begon het grauw te plunderen en in de roomse kerken beelden en sieraden te vernielen. De magistraat nodigde de prins daarom uit om onverwijld naar Londen te komen.
Op de tocht herwaarts vernam men echter dat Jacobus te Sheppey herkend en aangehouden was en op aandringen van de graaf van Winchelsea naar Whitehall teruggekeerd was. De prins stuurde toen een regiment vooruit om het paleis te omsingelen, en liet door een gezantschap aan zijn schoonvader het verzoek doen te vertrekken.
Jacobus gehoorzaamde. Nog op dezelfde dag, 28 december, trok Willem III, zonder dat de omwenteling een druppel bloed gekost had, Londen binnen onder de zegebeden en jubelkreten van de aanzienlijken en het gewone volk. Vijf dagen later zeilde Jacobus naar Frankrijk af.
| |
| |
| |
197. Anno 1689
De kroning van Willem III en Maria Stuart
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 40×56; inv. A 4973
Dadelijk na zijn intocht te Londen schreef Willem III een buitengewone parlementszitting uit. De eerder tegen Jacobus vereende whigs en tories, anglicanen en dissenters ijverden ieder weer voor hun partij. Hun beraadslagingen hadden een stormachtig verloop.
De prins stelde zich met succes wijs en gematigd op. Hij bezocht de zittingen niet, vleide niemand en koos geen partij, maar gedroeg zich als een onverschillige toeschouwer. Willem III liet alleen maar doorschemeren dat hij geen tijdelijke regent wilde zijn. Zijn gemalin verklaarde dat zij zichzelf nooit als koningin boven haar echtgenoot geplaatst wilde zien. Ten slotte droegen de beide huizen van het parlement de kroon op aan Willem III en zijn gemalin Maria samen, met de bepaling dat hij het bewind zou voeren. Ook de prinses kwam toen naar Londen en daags daarna werd het paar tot koning en koningin van Groot-Brittannië en Ierland uitgeroepen.
Zij werden twee maanden later, op 21 april, plechtig gekroond.
Tegelijk met de kroon reikte men de koning, als voorwaarde waarop hij deze ontving, de Declaration of Rights over. Daarin waren de betrekkingen tussen vorst en volk nauwkeuriger dan ooit tevoren beschreven.
| |
198. Anno 1690
Schout-bij-nacht Schey verwijt lord Torrington voor de krijgsraad het verlies van de slag bij Kaap Bevesier
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1861; 39×55; inv. A 4966
Lodewijk XIV had de verdreven Engelse koning Jacobus te Saint-Germain gastvrij ontvangen en de oorlog aan Groot-Brittannië en de Republiek verklaard. De met veel krachtsinspanning opgebouwde Franse zeemacht won daarbij onder de bekwame Tourville in 1690 de slag bij Bevesier. De Engelse vloot onder lord Torrington had bij die gelegenheid werkeloos toegezien. Eénderde der Nederlandse schepen ging verloren. Het behoud van onze beste schepen was alleen maar aan de schranderheid van admiraal Cornelis Evertsen [de Jongste] te danken geweest. (...) Alle partijen brachten hulde aan de Nederlanders, maar over Torrington schreef de koning aan Evertsen: Met het uiterste misnoegen hebben wij vernomen dat gij door onze vloot niet naar behoren zijt bijgestaan. Willem III liet de schuldige voor de krijgsraad terechtstaan. De rechters waren zeeofficieren die voor het merendeel Torrington welgezind waren. De schout-bij-nacht Gillis Schey verklaarde tijdens de zitting ronduit, dat de nederlaag aan de opperbevelhebber te wijten was. Hij verweet de rechters hun partijdigheid en zei: Al dit ondervragen heeft geen zin. Torrington had moeten vechten toen het tijd was en dat heeft hij niet gedaan.
Lord Torrington werd vrijgesproken, maar kwam niet in dienst terug. De koning wilde hem zelfs niet meer zien.
Het treffen is ook bekend als de slag bij Beachy Head.
| |
| |
| |
199. Anno 1691
Godard van Rheede wordt tot graaf van Athlone verheven
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1861; 39×56; inv. A 4975
Terwijl Willem III in de Zuidelijke Nederlanden oorlog tegen de Fransen voerde, voltooide luitenant-generaal Godard van Rheede, baron van Ginckel, de onderwerping van Ierland. Hij boekte daarbij een reeks overwinningen op de aanhangers van Jacobus en diens Franse hulptroepen. Op 19 juni 1691 verdreef Van Rheede de Fransen uit Ballymore. Op 29 juni veroverde hij Athlone in een uur tijds met vijftienhonderd grenadiers en zes bataljons onder Mackay.
Op 21 juli won hij de slag bij Aughrim, een felle strijd van drie uur tegen een overmachtig leger, waarvan na afloop vierduizend man het slagveld bedekten. Op 13 oktober gaf Limerick, het laatste bolwerk van de Stuarts, zich met een garnizoen van vijftienduizend man over.
Willem III en Maria beloonden Van Rheede voor deze schitterende veldtocht en verhieven hem tot graaf van Athlone en baron van Aughrim.
| |
200. Anno 1692
De dood van generaal Hans Willem van Aylva
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1861; 39×56; inv. A 4977
Hans Willem van Aylva was aanvankelijk zeeofficier. Hij had zich bij Chatham onderscheiden en de waardigheid van admiraal van Friesland verworven. Daarna had hij als generaal der infanterie in menig schitterend wapenfeit gedeeld. In 1689 voerde hij het bevel over de Staatse troepen die met het Brandenburgse leger succesvol in het Rijngebied opereerden. Aylva verwierf zich verse lauweren bij Walcourt en had in 1690 met Slangenburg een meesterlijke charge van het voetvolk geleid waarvan Luxembourg getuigde dat hij zich die altijd zou blijven herinneren. Deze held, die te land en ter zee menige kogel over 't hoofd was gevlogen, kwam door een noodlottige val om het leven. Tijdens de jacht struikelde zijn paard, waarna Hans van Aylva bijna onmiddellijk bezweek.
Hans van Aylva begon zijn carrière als kolonel van een regiment artillerie. Daarna werd hij luitenant-admiraal van het Friese eskader dat mee naar Chatham ging (zie cat. 172).
| |
| |
| |
201. Anno 1692
Menno van Coehoorn leidt Vauban rond door de vestingwerken van Namen
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 49×42; inv. A 5029
De vele belegeringen van Zuidnederlandse vestingen in de oorlog tegen Frankrijk, stimuleerden de talenten van twee vernuftige vestingbouwmeesters: Sebastien le Prêtre, ridder van Vauban, in Franse dienst, en Menno, baron van Coehoorn, in het Staatse leger.
Hun bekwaamheid bleek in het bijzonder te Namen. Deze vesting was door Coehoorn versterkt en werd in 1692 door een overmachtig leger met een ontzaglijke artillerie onder leiding van Vauban aangevallen. De verdedigingswerken dekten voornamelijk het kasteel dat de stad beheerste. Daarvóór had Coehoorn het bolwerk William aangelegd. Dit was nog niet voltooid, maar wel zó ingenieus aangelegd dat Vauban overal op onoverkomelijke hindernissen stiet en verschillende malen zijn aanvalsplan moest wijzigen. Op 30 juni bedong de bezetting van 't kasteel een eervolle uittocht. Coehoorn liet toen zelf de verdedigingswerken aan zijn grote concurrent zien, die niet genoeg woorden van lof kon vinden. Coehoorns voldoening was echter groter toen drie jaar later onder zijn leiding de vesting herwonnen werd, hoewel vijftienduizend man haar verdedigden en Vauban de vesting zó had vervolmaakt dat men één der poorten het volgende opschrift had gegeven: Reddi quidem, sed vinci non potest.
De oorlog waarover De Vos spreekt is de Negenjarige Oorlog van 1688-1697.
De vertaling van het Latijnse opschrift op de poort te Namen luidt: ‘Geef maar op, want zij [de poort of de vesting] kan [toch] niet overwonnen worden’.
| |
202. Anno 1696
Het Aansprekersoproer te Amsterdam
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 50×42; inv. A 5030
Op 31 januari 1690 was Amsterdam het toneel van een heftige volksbeweging. De Staten van Holland hadden een belasting op het trouwen en begraven vastgesteld en de overheid van Amsterdam voegde daaraan een keur toe, waarbij de pracht der begrafenissen beperkt en de lijkbezorgers tot stedelijke ambtenaren gemaakt werden.
De burgerij was hierover misnoegd. De vermogenden omdat hun vrijheid belemmerd werd en de armen omdat zij niet meer zelf elkaar kosteloos mochten begraven. Maar vooral zij wier inkomsten met het begrafeniswezen samenhingen, voelden zich gedupeerd.
Op de dag van de invoering der nieuwe keur trokken volksbenden met stokken en bezems onder groot rumoer naar de Dam.
Zij bootsten begrafenisoptochten na en sloegen dreigende taal uit.
De mededeling dat de keur nog zes weken zou worden uitgesteld, gooide olie op 't vuur, want dit verried de zwakheid der stadsbestuurders. De ordetroepen werden door het grauw uiteen gedreven en dit plunderde de huizen van burgemeester Boreel, de kapitein der stadssoldaten, de Engelse consul die het denkbeeld der belasting had geopperd, en de rijke jood Pinto. Pas op de volgende avond lukte het de orde te herstellen. Enkele belhamels werden met de dood gestraft. De keur op het begraven is echter nooit in werking getreden.
| |
| |
| |
203. Anno 1696
Tsaar Peter de Grote in Holland
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 49×41; inv. A 5031
Tsaar Peter van Rusland was van de vaste wil bezield om zijn onderdanen te beschaven, zijn rijk te hervormen en dit tot macht en welvaart te verheffen. Om zich daarop voor te bereiden reisde hij incognito in het gevolg van een Russisch gezantschap door West-Europa. De tsaar hield zich geruime tijd in Holland op om hier de scheepsbouw te leren en met aantrekkelijke aanbiedingen bekwame vaklieden naar Rusland te halen. Zijn opvoeder Lefort had lang in Holland gewoond en Peter liefde voor dit land bijgebracht, hem de Hollandse taal geleerd en op de zeevaart als oorzaak van de grootheid der Zeven Provinciën gewezen. De tsaar werkte in Zaandam als scheepstimmerman en bewoonde daar de eenvoudige hut die nog zorgvuldig als herinnering aan zijn verblijf wordt onderhouden.
Jan Albertsz. van Dam onderwees Peter de Grote in de wis- en zeevaartkunde. De beroemde Adam Silo gaf hem les in de scheepsbouwkunde. Te Amsterdam had de tsaar omgang met burgemeester Nicolaas Witsen, van wie hij de aardrijkskunde van zijn eigen rijk leerde (...). Peters reis had voor Rusland zeer belangrijke gevolgen.
Petersburg verrees uit de moerassen der Newa. Handel en nijverheid brachten de rijke hulpbronnen van het land tot ontwikkeling en een machtige, voor het merendeel door Nederlanders gebouwde en bestuurde vloot beheerste de Oostzee.
Tsaar Peter is in zijn Zaanse huisje afgebeeld.
| |
204. Anno 1697
De vrede van Rijswijk
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 50×41; inv. A 5032
De strijd tussen Willem III en Lodewijk XIV was andermaal tot een Europese oorlog uitgegroeid. De uitputting van een krijg met legers die driemaal sterker waren dan ooit tevoren, deed beide partijen echter naar een adempauze verlangen. Lodewijk XIV had bovendien plannen ten aanzien van de Spaanse troonsopvolging en vrede kwam hem goed uit.
In het huis Nieuwburg onder Rijswijk ontmoetten de Duitse, Franse, Spaanse en Britse onderhandelaars Heinsius, Dijkvelt en Willem van Haren, [met Jacob Boreel] de vertegenwoordigers van onze Republiek. Elke delegatie had een afzonderlijke vleugel van 't gebouw in gebruik. De Zweedse afgevaardigden die tot bemiddelaars gekozen waren, bezetten de middelste vertrekken.
Op 20 september 1697 kwam de vrede met de zeemogendheden [en Spanje] tot stand en op 30 oktober die met de Duitse keizer.
Lodewijk XIV erkende Willem III als koning van Groot-Brittannië. Hij behield de Elzas en gaf zijn Spaanse veroveringen terug, in de hoop daar zijn erfrecht te kunnen laten gelden.
Een gedenknaald te Rijswijk vereeuwigt de herinnering aan deze vrede.
De door Philip Schonck ontworpen gedenknaald te Rijswijk is in 1792 door stadhouder Willem V opgericht. |
|