| |
| |
| |
Van het jaar 1795 tot in het jaar 1861
| |
229. Anno 1795
De komst der Fransen
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; 53×41; inv. A 4940
Op de dag dat Willem V het vaderland verliet, bewerkten Daendels, Kraijenhoff en Schimmelpenninck een omwenteling in Amsterdam.
Een voorlopig bewind nam onder Pieter Paulus bezit van de vergaderzaal der Staten van Holland: Agenten uit Amsterdam en Den Haag voltooiden met behulp van Franse vertegenwoordigers en troepen de revolutie in het gehele land. De Fransen werden overal als bevrijders en broeders ontvangen, de teruggekeerde uitgewekenen werden, dronken van vreugde, feestelijk ingehaald. Het haveloze voorkomen der vreemde troepen was niet erg aantrekkelijk, maar men lette daar nog niet zo op in de vervoering van het moment. Goed geklede personen van beide seksen wierpen zich tussen de paarden om de ruiters te omhelzen en de handen te drukken. Men plantte vrijheidsbomen op de pleinen, waar plechtige toespraken, maaltijden en dansen elkaar afwisselden.
Spoedig voelde men aan den lijve hoe duur deze vreugde betaald moest worden. De slecht geklede en gevoede Franse troepen moesten verzorgd en gehuisvest worden.
Zij waren veeleisend, plunderden wat zij niet goedschiks kregen en beschikten eigenmachtig over voorraden. De onderhoudskosten voor het leger waren zeer hoog. Daarbij kwamen ook nog honderd miljoen gulden voor oorlogskosten.
| |
230. Anno 1796
De opening der Nationale Vergadering door Pieter Paulus
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; 53×41,5; inv. A 823
Het voorlopig bewind had de Staten-Generaal als staatslichaam intact gelaten, om geleidelijk aan en zonder verwarring te stichten het nieuwe staatsbestuur tot stand te brengen. De unitarissen die voorstanders waren van de samensmelting der provincies in één staat, hadden echter met de heftigste democraten in iedere stad of dorp van enig belang clubs opgericht. Deze bewerkten dat een Nationale Vergadering werd bijeengeroepen. Daarvoor werden in grondvergaderingen kiesmannen gekozen, die 126 vertegenwoordigers afvaardigden om een constitutie op te stellen.
Op 1 maart 1796 werd de Nationale Vergadering door haar voorzitter Pieter Paulus met een van welsprekendheid getuigende rede geopend. Hij verklaarde dat de omwenteling had gezegevierd. Paulus stelde dat het hoofddoel der vergadering de verwerving van de eenheid was naar welke de Republiek twee eeuwen tevergeefs had gestreefd.
Deze rede was de zwanenzang van deze vooral in het zeewezen ervaren staatsman. Twee weken later overleed hij, nauwelijks veertig jaar oud.
| |
| |
| |
231. Anno 1798
Daendels ontbindt de Nationale Vergadering met geweld
Jan Antoon Neuhuys (Haarlem 1832 - Antwerpen 1891)
Doek, olieverf; 53×39; inv. A 4957
De van de Franse regering afhankelijke Bataafse Republiek volgde iedere verandering van het bewind in Parijs na. Meestal was een Franse gezant de aanstichter en een Franse generaal de helper bij een staatsgreep.
Na twee jaar twist tussen federalisten, unitarissen en moderaten was de Nationale Vergadering in 1798 nog niet in het samenstellen van een constitutie geslaagd. Het overwicht der heftige revolutionairen werd steeds duidelijker. Toen 's ochtends vroeg hun geestverwant Midderigh het voorzitterschap kreeg, werden de leden op 22 januari 1798 ter zitting opgeroepen. In de vergaderzaal waren de Franse generaal Joubert en generaal Daendels met hun officieren aanwezig.
Bij de deuren stonden wachtposten met aanwijzingen welke leden binnengelaten moesten worden en welke niet. (...) Midderigh opende de zitting, waar een vijftigtal leden aanwezig was. Hij verklaarde dat het vaderland in gevaar was en eiste van de aanwezigen een betuiging van afkeer tegen het stadhouderschap, het federalisme, de aristocratie en de anarchie. Aan elf weigeraars werd het bevel gegeven om te vertrekken. De overigen begroetten instemmend de arrestatie van tweeëntwintig medeleden. Zij ontvingen de gelukwensen van de Franse gezant Delacroix en vormden zich om tot een constituerende vergadering met een Uitvoerend Bewind dat uit Vreede, Fijnje, Van Langen, Fokker en Wildrik bestond.
| |
232. Anno 1795
Daendels arresteert het Uitvoerend Bewind
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 54×38; inv. A 5127
Het Uitvoerend Bewind was reeds geschokt door de op 4 mei per decreet buiten werking gestelde constitutie en was intern verdeeld omdat Fokker en Wildrik met tegenzin de gewelddadige handelingen der drie overige leden volgden. Het was gehaat wegens verregaande verdrukking en willekeur. Dit schrikbewind in miniatuur viel zodra de steun van het Franse directoire uitbleef. De over de gang van zaken ontevreden Daendels was naar Parijs vertrokken, waar op 22 floréal de gematigde beginselen hadden gezegevierd. Hij vond daar steun. Door generaal Joubert bij zijn terugkomst openlijk verwelkomd en in bescherming genomen, begaf Daendels zich op 12 juni 1798 met een compagnie grenadiers naar het Oude Hof, de zetel van het Uitvoerend Bewind. Hij drong de zaal binnen waar Vreede, Fijnje en Van Langen met hun partijgenoten juist de maaltijd gebruikten. Op hun vraag wie hij zocht, antwoordde Daendels: de leden van het uitvoerend bewind! Zijn gezellen voegden daar aan toe: Die schelmen! Die landverraders! Levend of dood moeten wij ze hebben!
Vreede en Fijnje ontsnapten in de verwarring, maar Van Langen werd gegrepen en met zijn heftigste aanhangers onder de vertegenwoordigers naar het Huis ten Bosch gevoerd. Daar deelden zij de gevangenis met de tweeëntwintig leden van de Nationale Vergadering die zij op 22 januari zelf gevangen hadden gezet.
| |
| |
| |
233. Anno 1799
De slag bij Castricum
Jan Antoon Neuhuys (Haarlem 1832 - Antwerpen 1891)
Doek, olieverf; 53×39; inv. A 4941
In 1799 landden de Engelsen en Russen in Holland. De Bataafse vloot was in 1797 bij Kamperduin vernietigd en zo kon Abercromby bij Den Helder een divisie zonder tegenstand aan land zetten. Daendels werd teruggeslagen en een tot veertigduizend man aangegroeid leger trok onder de hertog van York op naar Alkmaar. De Fransen hadden onder Brune hun hoofdkwartier in Beverwijk. Daendels lag met het overschot der Bataafse strijdmacht te Purmerend. De Frans-Bataafse strijdkrachten telden te zamen slechts vijfentwintigduizend man, maar in de slag bij Bergen hadden Fransen en Bataven elkaars moed leren waarderen. Zij waren welgemoed en eensgezind. De Engelsen en Russen hadden onenigheid en waren door het ongunstige jaargetijde van voorraden verstoken. De slag bij Castricum besliste op 6 oktober hun lot. Een Bataafs bataljon onder Achenbach had de Russen reeds eenmaal door een hevig en goedgericht vuur uit het dorp verdreven, maar dezen namen dit weer in. Nu volgde in de duinen een algemene strijd die te midden van een plasregen en de duisternis van de herfstavond in een bloedbad ontaardde. Quaita, kolonel der Bataafse huzaren, maakte er door een krachtige, welberekende charge een einde aan. De Anglo-Russen trokken zich terug. Brune stond hun de vrije aftocht toe, wat schandelijk was, want er werden geen oorlogskosten geëist. Zelfs werd de Engelsen niet om de teruggave van de Bataafse vloot gevraagd, die Story op 30 augustus in de Vlieter had uitgeleverd.
| |
234. Anno 1801
De kamers worden ondanks de tegenstand van Ermerins en Van Swinden gesloten
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 53×41; inv. A 4942
In 1801 bleek voor het eerst de invloed van Napoleon Bonaparte op onze staatsregeling. Hij was bij de staatsgreep van 18 brumaire - 9 november - eerste consul geworden en wilde een wijziging van onze constitutie. Er moest een eind komen aan de volkssouvereiniteit, en een staatsbewind van twaalf personen zou het initiatief der wetgeving moeten verkrijgen. Het uitvoerend bewind bestond op dat ogenblik uit Ermerins, Van Swinden, Pijman, Haersolte en Besier.
De drie laatsten lieten zich door de Franse generaal Augereau overhalen om de beide kamers te ontbinden en haar werkzaamheden op te schorten tot de natie over het nieuwe ontwerp zou hebben beslist.
Vruchteloos verzetten de standvastige democraten Ermerins en Van Swinden zich tegen de maatregel, tevergeefs trachtte Ermerins het besluit tegen te houden door zich handtastelijk van de voorzittersstoel en -hamer te verzekeren. Pijman, Haersolte en Besier lieten Ermerins en Van Swinden in de steek en volvoerden hun besluit.
| |
| |
| |
235. Anno 1802
De vrede van Amiens
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 54×41; inv. A 5054
Door de slag bij Marengo was de coalitie der tegenstanders van Frankrijk verbroken. Oostenrijk had de vrede van Lunéville getekend. (...) Engeland en Frankrijk sloten de vrede van Amiens. Tijdens de voorbereidingen was reeds tot de teruggave van onze koloniën besloten, op Ceylon na. Ofschoon onze gezant
R.J. Schimmelpenninck bij de onderhandelingen te Amiens zeer bekwaam en energiek optrad, kon deze niet veel meer loskrijgen. Wel zeiden de Fransen toe dat de schadeloosstelling aan het huis van Oranje niet ten laste van de Republiek zou komen en dat men het bezit van Vlissingen en het onderhoud der Franse bezetting op grond van de belangen der beide regeringen zou regelen.
Het vredesverdrag werd op 25 maart 1802 getekend. Daarbij werden Fulda en Corvey aan Oranje toegewezen en door de erfprins aanvaard. Willem V verklaarde echter in een nota aan Engeland en Pruisen dat hij zich het recht voorbehield om de Republiek te dienen als de natie, van dwang ontslagen, hem daartoe riep. De vrede die later tot grote schade van onze handel plotseling verbroken werd, vergrootte slechts de invloed van Napoleon op ons bestuur. Hij had echter het talent van Schimmelpenninck op waarde leren schatten en verhief hem drie jaar later tot raadpensionaris.
| |
236. Anno 1809
Chassé in Spanje
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 39×73; inv. A 4869
Napoleon had zijn broer Joseph Bonaparte aan Spanje als koning opgedrongen. Een nationale opstand ten gunste van Ferdinand VII, die door een Engels leger onder Arthur Wellesley - Wellingtonwerd ondersteund, eiste echter al spoedig zijn ingrijpen. Ook het koninkrijk Holland moest een contingent van drieduizend man leveren om in Spanje te dienen. Daar onderscheidde zich in een reeks harde gevechten (...) de Hollandse brigade onder Chassé, Storm de Grave en Trip. (...) Generaal-majoor Chassé stond bij de troepen als generaal bajonet bekend, omdat hij met behulp van dit wapen vaak zijn overwinningen behaalde. Chassé was de hoofdpersoon bij Durango (21 oktober 1808) bij Mesa d' Ibor (17 maart 1809). Hij was de held van Talavera, Almonacid en Ocana. Vooral bij Mesa d' Ibor in Estramadura grensde de vermetelheid van zijn troepen aan het wonderbaarlijke. Zesduizend Spanjaarden hadden zich daar in een kloof tussen twee spitse rotsen verschanst achter een stenen borstwering met zes kanonnen in batterij. Chassé 's brigade van zevenhonderd man klauterde tegen de hoogte met rotsblokken en struikgewas op en stelde zich een half uur lang bloot aan het vuur van een onzichtbare vijand. Halverwege stelde Chassé, die te voet aan de beklimming deelnam, zijn helden in slagorde op, verbood nodeloos schieten en voerde hen snel naar een punt van de berg van waaruit hij de stellingen van de vijand onder vuur kon nemen.
De Spanjaarden ontruimden die en de Hollanders maakten zich er juichend meester van. De aanval kostte slechts tien doden en vijftig gewonden.
| |
| |
| |
237. Anno 1809
De tocht van Cort Heijligers naar Bath
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 48×33; inv. A 4870
Napoleon had Antwerpen met kolossale dokken, werven, magazijnen en batterijen tot oorlogshaven ingericht: een pistool op de borst van Engeland en een koninkrijk waard. Brittannië was terecht bevreesd voor een landing. Teneinde die te voorkomen, bracht in juli 1809 een machtige Engelse vloot achtendertigduizend man met honderdvijftig stukken zwaar geschut op Walcheren aan land. Er was nauwelijks een verdediging en koning Lodewijk was afwezig. De Engelsen bemachtigden geheel Walcheren en Beveland. Gepaste maatregelen van de koning, de scheepsmacht op de Schelde onder Ver Huell en de van alle kanten toegesnelde militie en vrijwilligers onder opperbevel van Bernadotte maakten een belegering van Antwerpen echter onmogelijk. De Engelse vloot trok zich toen terug. Dit bracht generaal Cort Heijligers op het idee het fort Bath op Zuid-Beveland vóór de Fransen te herwinnen. Als een tweede Mondragon waagde hij zich op 4 september met een troep jagers maar zonder gids in de geulen en diepten van het Krekerak tussen Brabant en Beveland. (...) Tevergeefs zoekt het krijgsvolk een doorwaadbare plaats. De vloed begint op te komen en een onweersbui verduistert de hemel.
Nu verspreidt de generaal zijn manschappen om vaste grond te zoeken, en half wadend, half zwemmend bereiken zij de schorren der overzijde. Daar barst het onweer los, een plasregen onttrekt de oever aan hun oog en de vloed verandert de schorren in een barre zee.
Nog eenmaal lopen zij gevaar in slijk en modder te verzinken of in de wassende Schelde ten onder te gaan. Nadat zij een andere richting zijn ingeslagen komen zij echter eerder dan gedacht op de dijk.
Bath was reeds ontruimd en geheel Beveland viel hun toe. Vóór het einde van het jaar werd ook Walcheren door de Engelsen verlaten.
Mondragon was een commandant van Alva die door het Zijpe naar Duiveland trok.
| |
238. Anno 1809
Lodewijk Napoleon verdedigt Hollands onafhankelijkheid tegenover Napoleon
Herman Frederik Carel ten Kate (Den Haag 1811 - Den Haag 1891)
Doek, olieverf; gesigneerd, 1863; 54,5×48,5; inv. A 820
De landing der Engelsen op Walcheren deed bij Napoleon het plan rijpen om het koninkrijk Holland met het Franse rijk te verenigen.
Op 28 november 1809 reisde Lodewijk met zijn minister Röell naar Parijs om de onafhankelijkheid van het land te behouden.
Op 2 december beschuldigde Napoleon zijn broer en de natie van verstandhouding met Engeland, ontduiking van het continentaal systeem en vijandigheid tegen Frankrijk. Hij dreigde Holland te zullen verslinden en eindigde met de woorden: Vroeg of laat wil ik inlijving. Ik zal u niet met rust kunnen laten en heb een uitgestrekte kust nodig om Engeland te bestrijden. Vruchteloos poogde Lodewijk de tegenslag af te wenden door het aanbieden van Walcheren en een geldsom. Toen wilde hij naar Holland terug om de natie te raadplegen. Om de standaard der rebellie tegen mij te verheffen! riep de keizer uit. Ik heb gezorgd dat gij niet kunt vertrekken. Inderdaad werd de koning door gendarmes d' élite bewaakt. De weigering van Breda en Bergen op Zoom om een Franse bezetting op te nemen vergrootte 's keizers toorn. Hij eiste Lodewijks demissie en beweerde tegen Holland in oorlog te zijn. De reis leidde tot een verdrag dat met troonsafstand gelijk stond. Deze vond kort daarna plaats en ons land werd bij Frankrijk ingelijfd.
| |
| |
| |
239. Anno 1811
Napoleon in Amsterdam
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 54×32; inv. A 4959
Op het toppunt van zijn macht, (...) deed Napoleon met zijn gemalin op 9 oktober 1811 zijn intrede te Amsterdam, dat bij de inlijving tot derde hoofdstad van het Franse rijk was verklaard. Hij kwam om zelf de behoeften van het land te kunnen beoordelen. Napoleon beweerde zich beminnelijk te willen voordoen, maar de tiërcering der staatsschuld was hem voorgegaan, het verlies van Java vergezelde hem en de drievoudige lichting voor de tocht naar Rusland volgde hem! Er zijn vele anekdotes bekend over dit veertiendaags bezoek van Napoleon en Marie-Louise. De autoriteiten hadden zich tot het uiterste ingespannen voor een feestelijke ontvangst. Hoe de keizer over de bevolking dacht, blijkt uit een gesprek dat hij met Caulincourt, de hertog van Vicenza, had tijdens een late avond- wandeling langs de eenzame grachten der kwistig versierde maar verarmde hoofdstad (meegedeeld door Dr. I.P. Arend in de Holland van 1854).
De Hollanders, zo zei de keizer onder meer, zijn goede mensen. De vereniging van Holland met Frankrijk zal van onschatbaar nut zijn. Met de onze verenigd, vernietigt de Hollandse zeemacht die van Engeland. Binnen enkele jaren zullen wij meester op zee zijn. Daartoe moeten de Hollanders zich oprecht bij mij aansluiten. Sire! antwoordde Caulincourt, de goede ontvangst die Uwe Majesteit hier ondervindt, strekt om deze hoop te versterken.
Zonder twijfel, hervatte Napoleon, indien deze althans niet het gevolg is van de geslepenheid van het ogenblik. Dwaas is hij die op de toejuiching van het straatvolk bouwt. Ik ben zeker vrijwel bij mijn brave Hollanders geslaagd. Er bestaat bij hen een instinct voor het grote en voor edele daden.
Hun dapperheid evenaart die der Fransen. Dat is de veelvermogende band van overeenstemming tussen de beide volken.
Het artikel van Arend staat in ‘Holland’. Almanak voor 1854. J. van Lennep ed. (Amsterdam 1854) 60-83.
| |
240. Anno 1812
Kapitein Benthien aan de Beresina
Laurens Alma Tadema (Dronrijp 1836 - Wiesbaden 1912)
Paneel, olieverf; 39×73; inv. A 4857
Men kent de noodlottige tocht van het grote leger over de Beresina. De hoogste mate van ellende die de mens in de oorlog treffen kan, was wel deze terugtocht van negentigduizend personen uit Rusland. Zij waren voor tweederde ongewapend, ziek of gewond, en trokken onder het moordend vuur der Russen de door ijsschotsen bedekte rivier over via twee smalle en zwakke bruggen. De bruggen waarover zich het overschot van een half miljoen strijders zich in veiligheid bracht, waren het werk van een Nederlandse kapitein der pontonniers, George Diederik Benthien.
Het dorp Studzianka was een der weinige punten op de moerassige oevers der Beresina die geschikt waren voor een overtocht. Er waren echter geen vaartuigen, en de pontons had men vernietigd toen de transportpaarden waren doodgegaan. De houten huizen van het dorp moesten dus het materiaal voor bruggen leveren. De pontonniers gingen in de felle winterkoude en het snijdende drijfijs te water om de ondersteuning aan te brengen. En omdat het hout vaak kort was, moesten zij de verbindingen van boomschors en hennep maken.
Toch waren op 26 november door wonderen van inspanning en volharding binnen twaalf uur tijds de bruggen klaar. Van dit korps pontonniers zagen slechts zeven man met hun wakkere kapitein het vaderland terug.
| |
| |
| |
241. Anno 1813
Het behoud van Decima
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Terwijl ons vaderland deel uitmaakte van het Franse rijk en de koloniën in het bezit der Engelsen waren, woei de driekleur nog vrijuit boven een afgelegen hoekje der aarde. Deze plek bleef door de geestkracht en zelfverloochening van één man behouden. In 1803 was Hendrik Doeff tot hoofd van onze factorij op Decima benoemd, een eilandje in de baai van Nagasaki. Het was de zetel van onze handelsbetrekkingen met Japan. In 1808 verscheen een Engels schip onder Hollandse vlag om de factorij te bezetten, maar de wakkerheid van Doeff verijdelde dit plan. In pijnlijke onzekerheid bleef hij met een zestal landgenoten ver van de beschaafde wereld andermaal vijf jaar op zijn post.
Toen arriveerde in augustus 1813 de oud-resident Wardenaer met een Engelse vertegenwoordiger op de rede van Nagasaki met het bevel van de Engelse gouverneur Raffles om Decima aan hem over te dragen. Doeff liet zich niet (...) door schitterende aanbiedingen verlokken en niet door bedreigingen intimideren. Integendeel, hij dreigde met de tussenkomst van het Japanse bestuur en gaf zoveel klem aan zijn redenen dat zij, om ongehinderd te mogen vertrekken, een schuld van honderdduizend gulden betaalden die door het stilvallen van de handel op de factorij drukte.
Pas in 1817 kwamen Nederlandse schepen Doeff uit zijn isolement verlossen.
De twee overnamepogingen vonden in 1811 en 1812 plaats. Ook Guinea in West-Afrika is overigens in Nederlandse handen gebleven.
Dit schilderij ontbrak in 1897 bij de schenking aan de gemeente Amsterdam. De afbeelding is naar een vroegere, in 1893 geplaatste reproduktie in het blad ‘Eigen Haard’. De huidige verblijfplaats is onbekend.
| |
242. Anno 1813
De wakkerheid van Roelof Schenkel
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1862; 50×41; inv. A 4970
Op het gerucht der nadering van de kozakken ontruimden de Franse ambtenaren en douaniers overhaast Groningen en Friesland.
Zij namen zoveel mogelijk voorwerpen van waarde en kasgeld mee. Zo voerde een schip met 32 douaniers een som van tachtigduizend gulden uit de stad Groningen weg. Schipper Roelof Schenkel belette dit. Hij ging met acht rappe gezellen in een sloep achter het schip aan tot Zoutkamp, waar zij hulp en kozakken hoopten aan te treffen.
Daarin teleurgesteld, waagden de stoute schippersgasten toch de aanval op de gewapende overmacht.
Op een ogenblik dat de Fransen zich in het scheepsruim bevinden, springt Schenkel met een pistool in de ene en een sabel in de andere hand, door zijn makkers gevolgd aan boord. Hij stelt zich bij het scheepsluik op en eist de wapens en het geld op. De verschrikte bemanning die niet bekend is met het kleine aantal enteraars, reikt geweren, sabels en geldzakken door het luik aan en laten zich gedwee naar Groningen terugvoeren.
Schenkel en zijn mannen waren even eerlijk als dapper. Zij leverden de gevangenen en de buit aan het voorlopig bestuur uit en wilden niets voor zichzelf behouden.
| |
| |
| |
243. Anno 1813
De omwenteling te Amsterdam
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 50×41; inv. A 5038
Terwijl het driemanschap Van Hogendorp, Van der Duijn van Massdam en Van Limburg Stirum te 's-Gravenhage bij het naderen der bondgenoten een omwenteling voorbereidden, werden zij op 15 november door een volksbeweging te Amsterdam verrast (...).
De straten weergalmden van vrolijk gejuich en van het negentien jaar lang onderdrukte Oranje boven! Telkens aangroeiende scharen sierden zich met een oranje lint, rukten de adelaar en Franse wapenborden weg en vernielden deze. Dit kon alleen de moed niet koelen, zegt Van der Palm in zijn klassiek gedenkschrift. Er moest een vreugdevuur der vrijheid en een wraakvuur over de geleden onderdrukking gestookt worden, want het gemeen acht alles reeds gewonnen als het voor een ogenblik uit de band mag springen. Zo ging het aan het verbranden van de wachthuizen der douane, langs de ganse Buitenkant, dat de vlam flikkerde over het IJ, en men buiten af zich alles akeligs voorstelde, van 't geen Amsterdam in deze ogenblikken wedervoer. Dat aan de plundering en de brandstichting een eind kwam en anarchie voorkomen werd, was te danken aan A.R. Falck, de kapitein van de nationale garde. Diens moed, beleid en voortvarendheid hebben de Franse overheden tot afreizen, het volk tot bedaardheid en zeventien der aanzienlijkste burgers tot het aanvaarden van een voorlopig bestuur bewogen.
De Vos citeert uit: J.H. van der Palm, ‘Geschied- en redekundig gedenkschrift van Nederlands herstelling in den jare 1813’ (Amsterdam 1816).
| |
244. Anno 1813
De terugkeer van de prins van Oranje te Scheveningen
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 50×41; inv. A 5120
Het voorlopig bestuur vaardigde Fagel en De Perponcher af om het bericht van de omwenteling in Londen te melden en de zoon van Willem V het gezag op te dragen. Op 30 november bracht het Engelse fregat de Warrior de prins naar Scheveningen. Voordat het zeker was of men veilig kon landen, stapte de prins al in een schuit over. Onder het kanongebulder der Engelsen werd hij met een wagen op het strand gebracht. Daar verwelkomden hem het algemeen bestuur en duizend Haagse burgers met gouverneur Van Limburg Stirum aan het hoofd.
Met hem reed de vorst in een open rijtuig naar de hofstad. Zijn intocht in Den Haag wekte evenals die te Amsterdam onbeschrijflijke ontroering: Nooit werd vreugde op zo verschillende wijze naar ieders aard vertoond. Deze gloeide het gelaat, gene verbleekte; de een barstte los in gejuich, des anderen stem smoorde in het snikken der overkropte borst. De ouden was het als hadden zij een kind uit de dood weergekregen, de mannen een broeder, de jongelingen een vader.
Geen stadhouder was het die als Willem VI tot ons kwam om de oude orde te herstellen, maar de souvereine vorst Willem I, die evenals zijn grote naamgenoot een nieuwe dag van vrijheid voor ons zou doen aanbreken.
Het citaat is vrij naar Van der Palm, (zie cat. 243) 156-157.
| |
| |
| |
245. Anno 1815
De slag bij Waterloo
Hendrik Albert van Trigt (Dordrecht 1829 - Heiloo 1899)
Doek, olieverf; gesigneerd, 1862; 40,5×57; inv. A 4996
Op 1 maart keerde Napoleon uit Elba terug. Op 15 juni bevond hij zich al met honderddertigduizend geharde en ervaren soldaten in België. Op 16 juni verdreef hij de Pruisen bij Ligny en zond hij Ney met twintigduizend man vooruit om de Engelsen op afstand te houden tot zijn hoofdmacht hen zou hebben overvleugeld. Dit werd bij Quatre Bras verhinderd door de Nederlanders onder de prins van Oranje. Wellington kon zich terugtrekken naar Waterloo, waar op 18 juni Napoleons nederlaag het lot van Europa besliste.
De slag begon in de middag en duurde met gelijk verlies en onzekere kansen tot vijf uur. Toen verschenen dertigduizend Pruisen onder Bülow. Zij werden gevolgd door het hoofdleger van Blücher, terwijl Napoleon tevergeefs op het legerkorps van Grouchy wachtte.
Het Franse leger viel in een verwarde vlucht uiteen. Napoleon ontkwam nauwelijks aan zijn achtervolgers; zijn reiskoets viel hen in handen.
Aan beide zijden kostte de strijd vijfentwintigduizend man. Onder de gewonden was ook de prins van Oranje, Hollands glorie. Hij werd een half uur voor het einde van de slag aan de linkerschouder getroffen.
| |
246. Anno 1821
De overwinning bij Palembang
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 39×56; inv. A 5039
Het prestige van Nederland had door de heerschappij der Engelsen in onze koloniën zeer geleden, en onze langzaam weer ontluikende macht moest in Oost-Indië gevaarlijke opstanden bedwingen voordat het nadelige effect van onze vernedering werd weggenomen.
Op Sumatra bracht sultan Mohamed Badar van Palembang ons gezag in gevaar door een aanval op het Nederlandse fort en kantoor. Een eerste poging om hem te onderwerpen mislukte. Er verliep een jaar voordat er voldoende troepen op de been gebracht waren om de sultan met succes aan te vallen.
Op 20 juni 1821 verscheen generaal-majoor De Kock met vier grote en een aantal kleine schepen voor de rivier bij Palembang.
De stroom was met ingeheid paalwerk afgesloten en versterkt met goed verdedigde, zware batterijen. Nog diezelfde dag had het fregat De Dageraad dan ook zestig doden en gewonden. Pas op 23 juni slaagde men er in het paalwerk te vernietigen, nadat overste Bisschoff enkele batterijen veroverd had en het vuur der korvetten Venus en Ajax de overige tot zwijgen had gebracht. Nu voer de expeditie de rivier op en veroverde de stad. Mohamed Badar moest de troon aan zijn neef overdragen en werd door de overwinnaars naar Batavia meegevoerd.
| |
| |
| |
247. Anno 1830
De prins van Oranje ontsnapt aan de woede van het Brusselse volk
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 40×56; inv. A 5040
Op 25 augustus 1830 barstte te Brussel de opstand uit. Deze was mogelijk geworden door een coalitie tussen de partijen van de geestelijkheid en de republikeinen en werd door de de Juli-revolutie in Parijs verhaast. De koning wilde het oproer door toegevendheid stillen. Hij verkoos onderhandelen boven het vergieten van bloed. Hij gaf om deze reden zijn troepen het bevel om te Vilvoorde te wachten. Zijn zoon, prins Willem, begaf zich, vertrouwende op zijn welverdiende populariteit, op 1 september zonder geleide naar Brussel.
Daar aangekomen werd de poort achter hem gesloten. De straten waren overal versperd en het gepeupel drong met woeste bedreigingen op. Zijn kalmte en welberadenheid verlieten de prins net zo min als op het slagveld.
De prins redt zich uit de menigte door onverwacht zijn paard tot een gewaagde sprong over de versperring te dwingen en bereikt ongehinderd zijn paleis. Daar stellen de ontevredenen met steun van de Zuidelijke leden der Staten-Generaal hun eisen: Scheiding tussen Noorden Zuid-Nederland en een afzonderlijk beheer der beide delen door Willem I. De prins belooft zijn medewerking en verlaat Brussel met het sedert het begin van de opstand achtergebleven garnizoen.
| |
248. Anno 1831
De zelfopoffering van Van Speyk
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 40×55; inv. A 5041
Luitenant J.C.J. van Speyk voerde het bevel over een der kanonneerboten die op de Schelde lagen om Antwerpen te onderwerpen.
Het schip raakte op 5 februari 1831 door een storm van haar ankers los en sloeg tegen de stadskade. Dadelijk sprong een overmacht van gewapende burgers aan boord om de boot in te nemen en de vlag van de mast te halen.
Dit kon de wakkere zeeman niet dulden. Onder het voorwendsel dat hij de scheepspapieren zou halen, ging hij naar beneden en stak de brand in de kruitkamer, zodat hij met de aanvallers en zijn volk, waarvan vijf man gered werd, in de lucht vloog.
Dit feit dat aan de schoonste dagen van onze geschiedenis herinnerde en op schitterende manier verheerlijkt werd, maakte een diepe indruk op vriend en vijand. De moedeloosheid van de legers na de ondervonden beledigingen en vernedering verdween en men wachtte ongeduldig naar het bevel om op te trekken.
| |
| |
| |
249. Anno 1831
De prins van Oranje voor Leuven
Hendrik Albert van Trigt (Dordrecht 1829 - Heiloo 1899)
Doek, olieverf; 49×41; inv. A 4997
De Londense conferentie en de verheffing van Leopold van Saksen-Coburg tot koning van België brachten koning Willem I tot het besluit om zijn steun alleen te zoeken in zijn goed recht en de moed van zijn leger.
Hij sprak op 1 augustus het Voorwaarts! uit, dat na tien dagen onze voorposten op twee uur afstand van Brussel bracht, zonder dat er een Belgische soldaat was om de intocht te verhinderen. Saksen-Weimar joeg op 8 augustus bij Hasselt het Belgische leger van de Maas uitten. De prins van Oranje verjoeg op 12 augustus bij Leuven het leger van de Schelde. Terwijl de vijand reeds overvleugeld was en de aftocht blies, bracht lord Russell de prins op de hoogte van de gewapende interventie van Frankrijk, waaraan Engeland zijn goedkeuring had gehecht. De prins wilde zijn winst niet op grond van dit simpele bericht uit handen geven.
Hij stuurde er een officier op uit om zich van de nadering der Fransen op de hoogte te stellen. Intussen viel hij Pellenberg aan, een zwaar versterkte hoogte bij Leuven. De stelling werd genomen en Leuven lag voor ons. De wegen naar Brussel waren in onze handen en Leopold, die zich door zijn persoonlijke moed een kroon waardig toonde, kon slechts door een snelle vlucht Mechelen bereiken.
Leuven werd bij verdrag overgegeven, maar vierentwintig uur later voor de naderende Fransen ontruimd.
| |
250. Anno 1832
De citadel van Antwerpen wordt door Chassé verdedigd
Hendrik Albert van Trigt (Dordrecht 1829 - Heiloo 1899)
Doek, olieverf; gesigneerd, 1862; 50×43; inv. A 4998
Frankrijk en Engeland kwamen overeen om koning Willem I tot het aannemen van de vrede te dwingen door een blokkade en een embargo. Maarschalk Gérard kreeg opdracht om met tweeënveertigduizend Fransen Chassé uit de citadel van Antwerpen te verdrijven, het laatste punt dat Nederland nog op Belgische bodem bezat.
Chassé weigerde zich over te geven en dreigde Antwerpen met een bombardement als er van de stadszijde, waar de citadel het zwakst was, een aanval gedaan zou worden.
De vijfhoekige citadel was goed versterkt en bevoorraad.
De welgezinde bevolking was vastbesloten en een flotille kanonneerboten onder kolonel Koopman bood aan de rivierzijde bescherming. Hoewel uit veertien batterijen een regen van kogels, bommen en houwitsers op het kasteel neerdaalde, waren de Fransen na tien dagen - de tijd die zij verwacht hadden dat het beleg zou duren - nog niets gevorderd. Pas toen na vijfentwintig dagen (30 november - 24 december) de vesting in puin was geschoten, de bomvrije gebouwen waren vernield, de waterputten waren ingestort en de bres honderd voet breed de gracht had gevuld, bood Chassé aan om de citadel te ontruimen. Koopman verbrandde zijn vaartuigen, opdat deze de vijand niet in handen zouden vallen.
| |
| |
| |
251. Anno 1840
De troonsafstand van Willem I
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 48×41; inv. A 5042
De nadelige afloop der Belgische zaken had het vertrouwen in Willem I ernstig verzwakt. De reddeloosheid der financiën was voor geen geheimhouding vatbaar. De natie wenste belangrijke wijzigingen in de grondwet: toezicht op het beheer der geldmiddelen en ministeriële verantwoordelijkheid. De aandrang was zo sterk dat de koning in maart 1840 voorstellen deed om de constitutie te herzien. Deze werden in september aangenomen.
De man die ruim een kwart eeuw 's lands zaken bijna ongehinderd had bestuurd en beheerd, kon het echter niet opbrengen om dit op zijn leeftijd aan de hand der staatsdienaren en de Staten-Generaal te blijven doen. Willem I verraste zijn onderdanen op 7 oktober door een akte van afstand ten behoeve van zijn zoon. Hij tekende deze op het Loo en verklaarde dat de nieuwe staatsvorm een krachtiger hand nodig had dan de zijne en een meer onverdeelde toewijding dan waartoe hij in staat was.
| |
252. Anno 1849
De inhuldiging van koning Willem III in de Nieuwe Kerk
Herman Frederik Carel ten Kate (Den Haag 1811 - Den Haag 1891)
Paneel, olieverf; gesigneerd, 1863; 48×41; inv. A 4948
Een tijdvak dat belangrijk was door de financiële hervorming van 1844 en de grondwetsherziening van 1848, werd op 17 maart 1849 door de plotselinge dood van koning Willem II te Tilburg afgesloten. Ook nu zou een nieuwe orde van zaken door jeugdiger hand worden geleid. De prins van Oranje bevond zich op het tijdstip van overlijden in het noorden van Engeland, zodat er enkele dagen zonder souverein gezag waren. Door de ordelievendheid en het gezond verstand der natie verliep dit toch zonder stoornis van de geregelde gang van het bewind.
Op 11 mei deed de vorst zijn plechtige intrede te Amsterdam.
De volgende dag was de feestelijk getooide Nieuwe Kerk het toneel van zijn inhuldiging. De koning bezwoer de constitutie en de staatsmachten legden de eed van trouw af aan de derde Willem de derde, evenals zijn grafelijke en stadhouderlijke naamgenoten 's lands hoop, liefde en heil!
| |
| |
| |
253. Anno 1861
Schaatsenrijders wijzen koning Willem III de weg tijdens de watersnood in de Bommelerwaard
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 45×117; inv. A 5140
De dooi die op de felle vorst van december 1860 volgde, veroorzaakte in het gebied van de Maas, maar vooral de Merwede ontzaglijke ijsverstoppingen. Het water steeg in Maas en Waal tot ongekende hoogte en nadat op 5 januari de dijk te Brakel was bezweken, berichtten de dagbladen tot het einde van die maand over dijkbreuk na dijkbreuk. Als gevolg daarvan werden zevenenvijftigduizend bunders tussen Maas en Waal tot aan de daken der huizen toe onder het water bedolven en verkeerde Zaltbommel enige tijd in ernstig gevaar.
Z.M. koning Willem III was terstond overal waar de waterstand het hachlijkst was, de nood het hoogst en de toestand schijnbaar hopeloos. Zijn voorbeeld bezielde een ieder wiens vernuft, kennis of kracht tot redding of behoud kon meewerken. De koning trotseerde de ongemakken van het seizoen en de watersnood, en verkeerde meermalen in gevaar.
Het kasteel van Neerijnen, waar Z.M. door baron van Pallandt werd ontvangen, was het uitgangspunt van zijn dagelijkse tochten in de Bommelerwaard. Eens keerde men in twee schietschouwen naar Zaltbommel terug. In de ene bevonden zich de koning, prins Hendrik, baron van Pallandt van Neerijnen en graaf van Limburg Stirum, de commissaris des konings in Gelderland. In de tweede zaten schout-bij-nacht May, de heer De Kock en baron Snouckaert van Schauburg. Een zware mist maakte de weg bij het invallen van de avond onherkenbaar. Omdat het kompas stuk was wisten de schippers geen middel om de koers te bepalen of de schouwen naar Zaltbommel te brengen. gelukkig naderden er echter twee schaatsenrijders, die de schippers de juiste weg wezen en de hoge reizigers uit hun gevaarlijke situatie hielpen. |
|