| |
| |
| |
Derde serie. Van het jaar 1477 tot in het jaar 1566
| |
52. Anno 1477
Maria van Bourgondië verleent het Groot Privilege
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1853; 40×55; inv. A 4974
Tijdens de regering van Karel de Stoute kwamen de Nederlanden geheel onder het Bourgondische huis. Na Karels dood erfde zijn enige dochter Maria dus een uitgestrekt gebied.
Er heerste alom verwarring, want vreemde vorsten bedreigden de meeste van haar staten of bezetten die. De geldmiddelen waren uitgeput. Daarvan maakten de Hollanders gebruik om Margaretha bij haar inhuldiging te Gent een reeks concessies af te persen, waaraan de naam van Groot Privilege werd gegeven. Daarbij werd de landsgravin de vrijheid ontnomen om zonder toestemming der Staten te huwen, schattingen op te leggen, munt te slaan, tollen te heffen, recht te spreken, oorlog te voeren en vergaderingen van edelen, geestelijkheid en steden bijeen te roepen.
Aan Maria werd, in één woord, elke daad van souvereiniteit ontzegd.
Het later zo genoemde Groot Privilege werd aan alle landen verleend waarover Maria regeerde. Daarnaast werden er gewestelijke charters uitgevaardigd, waarvan dat voor Holland en Zeeland zowel vanwege het aantal bepalingen als de afmetingen van het document, het Grote Privilege werd genoemd.
| |
53. Anno 1477
Adolf van Gelre sneuvelt bij Doornik
Paul Constantin Dominique Tetar van Elven (Antwerpen 1823 - Scheveningen 1896)
Doek, olieverf; 40×55; inv. A 4871
De Franse koning Lodewijk XI bezette Bourgondië en bedreigde ook de Nederlanden. De Nederlandse gewesten kwamen óf tegen Maria in opstand, óf zij waren op eigen behoud uit en niet van zins zich vereend tegen de gemeenschappelijke vijand te verzetten.
Men was er zich van bewust dat van Maria geen krachtige steun te verwachten was. De Vlamingen die als eersten een Franse inval konden verwachten, kozen de woeste Adolf van Gelre tot leider. Zij bevrijdden hem uit zijn kerker te Kortrijk, stelden hem aan het hoofd van hun troepen en beloofden hem zelfs Maria's hand. Ook de Geldersen die nog steeds aan hem gehecht waren, riepen Adolf weer tot hun heer uit en droegen in zijn afwezigheid het bestuur aan zijn zuster Catharina op.
Aan deze voor Adolf zo schone toekomst kwam abrupt een einde. Reeds bij zijn eerste krijgsverrichting, een aanval op Doornik, sneuvelde Adolf onder het uitroepen van zijn wapenkreet Gelre! Gelre!.
| |
| |
| |
54. Anno 1477
Maria van Bourgondië verklaart dat zij haar huwelijksbelofte aan Maximiliaan gestand zal doen
Lambertus Lingeman (Amsterdam 1829 - Abcoude-Baambrugge 1894)
Doek, olieverf; 41×53; inv. A 5138
Verschillende vorsten hoopten op Maria's hand. Lodewijk XI van Frankrijk, hertog Jan van Cleef en keizer Frederik III begeerden haar voor hun zoons. Zij was door toedoen van haar vader echter al verloofd met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, de zoon van Frederik III.
Toen een keizerlijk gezantschap aan Maria de verlovingsbrief en de ring toonde die zij vroeger gestuurd had, en men vroeg of zij haar belofte gestand deed, antwoordde Maria instemmend - ondanks het advies van de hertog van Cleef om de zaak nog in beraad te houden. De Staten bekrachtigden Maria's voornemen, waarop de hertog van Beieren namens Maximiliaan met haar in ondertrouw ging. De bruidegom kwam met een aanzienlijk gevolg over en het huwelijk werd op 18 augustus 1477 voltrokken.
| |
55. Anno 1480
Pater Brugman maant de Friezen tot vredelievendheid
Paul Constantin Dominique Tetar van Elven (Antwerpen 1823 - Scheveningen 1896)
Doek, olieverf; gesigneerd, 1852; 40×55,5; inv. A 4989
In Friesland was het even onrustig als in Holland. De twisten der Schieringers en Vetkopers, der verschillende steden en edelen onderling, gaven voortdurend aanleiding tot bloedige veten. Alle pogingen om vrede te stichten waren vruchteloos. Zelfs naar geestelijken werd niet geluisterd.
Een minderbroeder, Brugman genaamd, vermaande de Friezen voortdurend. Nadat hij hen weer eens krachtig had toegesproken, plaatste hij, om zijn toehoorders te beschamen, in hun midden een kind wiens vader door partijhaat was omgekomen. Brugman vroeg toen: Mijn kind, indien gij in plaats van wraak te nemen over uw vaders dood, vrede en verzoening begeert, steek dan uw rechterhand op.
Het kind deed dit ogenblikkelijk, wat diepe indruk op de menigte maakte. Op den duur had de welsprekendheid van de monnik echter geen resultaat. En zo zegt men tegenwoordig nog van iemand die zijn woorden aan weerbarstige toehoorders verspilt, dat hij praat of kalt als Brugman.
| |
| |
| |
56. Anno 1480
Swobbe Lauwa
Paul Constantin Dominique Tetar van Elven (Antwerpen 1823 - Scheveningen 1896)
Doek, olieverf; gesigneerd, 1852; 40×55; inv. A 4990
Na de dood van Tjaard Jongema, heer van Bolsward, moest zijn zoon Goslik hem opvolgen. Omdat deze minderjarig was, werd Juw Jongema tot voogd en regent aangesteld. Dit was zeer tegen de zin van Gosliks heerszuchtige moeder. Om Juw kwijt te raken, nodigde zij haar bloedverwant Sicco Sjaardama naar Bolsward uit.
Deze slaagde er in om Juw uit te schakelen, maar de krijgsknechten van Sjaardama misdroegen zich dermate dat de burgers van Bolsward hen uit de stad verdreven en Juw terughaalden. Hierdoor werd de vete nog heviger. Sjaardama verschanste zich op een stins van zijn zuster Swob, en maakte het van daaruit de burgers van Sneek en Bolsward lastig. Tevergeefs werd de stins belegerd en beschoten.
Het lukte Swob daarentegen door list de tegenpartij van een zijn dapperste aanhangers te beroven.
Scherne Wijbe Grovestins, een der aanvoerders van de belegeraars, had Swob een onderhoud voorgesteld om over vrede te onderhandelen. De onbetrouwbare vrouw accepteerde een gesprek, maar deed net of zij ziek was. Leunend op twee knapen verscheen zij in de poort en wenkte zij Grovestins om over de valbrug te komen.
Grovestins vertrouwde 't maar half. Hij vroeg Swob in 't Fries: Swob Nift, is 't Lauwa?, wat betekent: Swob-nicht, heb ik vrijgeleide?
Zij antwoordde: Ja 't is Lauwa, of: Ja, gij hebt die. Grovestins betrad hierop de brug en sprak met Swob. Maar toen hij na afloop van hun onderhoud afscheid van haar genomen had en hij weer over de brug terugging, riep Swob hem, alsof zij nog iets vergeten was. Grovestins keerde argeloos terug. De beide knapen maakten zich toen op een wenk van Swob van Grovestins meester en sleepten hem naar binnen. Ter verontschuldiging beweerde Swob dat zij Grovestins wél voor zijn eerste, maar niet voor zijn tweede overkomst vrijgeleide had verleend. Sindsdien wordt in Friesland een valse en bedrieglijke belofte Swobbe Lauwa genoemd, dat wil zeggen: Trouw van Swob. (...)
| |
57. Anno 1481
Jan van Egmond verovert Dordrecht door een list
Marie André Augustin Barreau (Augustin) Taurel (Parijs 1828 - Brussel 1879)
Doek, olieverf; 40×55; inv. A 4986
Ondanks het krachtige bestuur van Maximiliaan kwam er in Holland geen eind aan de oude Hoekse en Kabeljauwse twisten. Hij kreeg de onrust niet onder bedwang.
De steden waren verschillende partijen toegedaan. Zo werd Leiden eerst door de Hoeken overmeesterd en vervolgens door de Kabeljauwse Joost van Lalaing belegerd.
De Hoeksgezinde Jan van Egmond veroverde Dordrecht door een list. Hij verborg zijn krijgsknechten in een schip met rijshout en smokkelde hen de stad binnen. Weldra was geheel Holland in de Kabeljauwse macht. De Hoeken werden door Maximiliaan met grote strengheid behandeld. In het Sticht bleven de Hoeken onder Jan van Montfoort echter heer en meester.
| |
| |
| |
58. Anno 1482
Maria van Bourgondië valt van haar paard
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 40×55; inv. A 4858
Het lukte Maximiliaan en Maria uiteindelijk om de orde enigermate te herstellen. Zij werden in de meeste steden dan ook plechtig gehuldigd. (...)
Maria overleefde de vestiging van haar gezag echter niet lang.
Toen zij in hoogzwangere toestand bij Brugge een rit op haar paard maakte, bezeerde zij zich bij een val zo deerlijk dat zij na enkele dagen, op 27 maart 1482, in die stad overleed.
| |
59. Anno 1482
De heldendood van Jan van Schaffelaar
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 60×43; inv. A 4899
In het Sticht bestreden de Hoeken en de Kabeljauwse bisschop David van Bourgondië elkaar met wisselend succes. Daarbij wordt vooral de heldendaad van Jan van Schaffelaar, een van 's bisschops ruiterhoofden, roemrijk vermeld. Jan van Schaffelaar had zich met een handvol krijgsknechten in de kerktoren te Barneveld verschanst tegen de Amersfoorters, die het gebouw bestormden. Toen alle hoop verloren was, werd er over een overgave onderhandeld. De belegeraars wilden van geen voorwaarden weten, tenzij de belegerden hun aanvoerder van de toren zouden werpen. Dezen weigerden dit, maar de edele Jan van Schaffelaar zag geen ander redmiddel.
Hij betrad de torentrans en met de woorden Spitsbroeders ik moet toch eenmaal sterven, ik wil u niet in ongelegenheid brengen, sprong hij naar beneden. (...)
| |
60. Anno 1483
Bisschop David van Bourgondië gevankelijk op een mestwagen naar Amersfoort gevoerd
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 60×43; inv. A 4900
De bewoners van Utrecht werden de strijd moe en verlangden naar een verzoening met de verdreven bisschop. Toen het meeste krijgsvolk zich buiten de stad bevond en de Hoekse aanvoerder Jan van Montfoort met de stadsbestuurders ter kerke was, overmeesterden de burgers de poorten. Zij sloten de kerkdeuren en namen Montfoort gevangen. De bisschop keerde naar de stad terug. Nog geen maand later wist de heer van Zuylen van Nijevelt, een zoon van Montfoorts zuster, de stad binnen te dringen. Na een fel gevecht nam hij deze in. Hij overleed daarbij aan zijn wonden. De gevangen David van Bourgondië werd door zijn verbitterde vijanden tot op 't hemd uitgekleed en op een mestwagen naar Amersfoort gevoerd, waar hij in het Sint-Aagtenklooster gevangen werd gezet.
| |
| |
| |
61. Anno 1490
De dood van jonker Frans van Brederode
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 60×43; inv. A 4901
De oude Hoekse en Kabeljauwse twisten eindigden in de Jonker Fransenoorlog, genoemd naar jonker Frans van Brederode.
Na de herovering van Utrecht door Maximiliaan hadden de alom verdreven Hoeken zonder leider rondgezworven. Zij zagen door troebelen in Vlaanderen hun kans schoon en kozen jonker Frans van Brederode tot aanvoerder. Hij was een moedige en onversaagde jongeling wiens geslacht altijd aan het hoofd der Hoeken had gestaan. Jonker Frans (...) zeilde op 20 oktober 1488 met 48 schepen en tweeduizend krijgsknechten naar Rotterdam, maar vond bij Delfshaven de rivier toegevroren. Hij ontscheepte zich en maakte zich van Rotterdam meester door een koene en welberaden overal. Vanuit deze stad stroopte en plunderde hij de gehele omliggende streek. Aanslagen op Schoonhoven, Schiedam en Leiden mislukten, maar Geertruidenberg, Overschie, Poelgeest en het slot van Woerden vielen wel in zijn handen.
De krijgskans keerde toen de vloot van jonker Frans op de Lek bij Streefkerk werd verslagen en Rotterdam belegerd werd. Brederode zag geen uitkomst meer en gaf Rotterdam in ruil voor een vrije aftocht over. Hij begon echter dadelijk weer met zeeschuimen, terwijl Montfoort het land plunderde. Stadhouder Albrecht van Saksen belegerde hierop IJsselstein en Montfoort. Hij sloot een overeenkomst waarbij deze steden zich overgaven en aan alle oproerlingen vergiffenis werd geschonken.
Brederode had inmiddels een vloot van 38 schepen in zee gebracht en maakte daarmee de Zeeuwse eilanden onveilig. Op 23 juli trof hij bij Brouwershaven een vloot die de stadhouder tegen hem had uitgestuurd. Aan beide kanten werd kloekmoedig gestreden, en toen het 's avonds eb werd en enkele schepen op 't droge raakten, werd de strijd te land voortgezet. De zege liet lang op zich wachten, maar toen jonker Frans eerst aan 't voorhoofd gewond werd en hij in zijn been geschoten, de vijand in handen viel, sloegen de Hoeken op de vlucht. Jonker Frans van Brederode werd in zegepraal naar Dordrecht gevoerd en in de stadsgevangenis geworpen. Hij overleed daar op 10 augustus aan zijn verwondingen. Met zijn nederlaag en dood was de Hoekse partij vernietigd en sedertdien werd hun naam in Holland nauwelijks meer gehoord.
| |
| |
| |
62. Anno 1492
Het Kaas- en Broodvolk te Haarlem
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 60×43; inv. A 5012
Het land was door de voortdurende oorlogen uitgeput. Schaarste had de levensmiddelen driemaal zo duur als normaal gemaakt. Om de krijgskosten te dekken werden de belastingen verhoogd met het zogenaamde ruitergeld. Ja, de rentmeester van Kennemerland kreeg zelfs de bevoegdheid om desnoods dwang te gebruiken. Dit had in april 1492 een oproer tot gevolg.
De boeren verenigden zich en plunderden in Hoorn het huis van de rentmeester. (...) Zij verdeelden zich in benden en schilderden in hun vanen een stuk kaas en een brood, waarmee zij te kennen wilden geven dat zij slechts ter verkrijging van levensmiddelen de wapens hadden aangegord. Zo ontstond de benaming van Kaas- en Broodvolk. Van Hoorn trokken de boeren over Alkmaar naar Haarlem, na onderweg de kastelen Nieuwburg en Middelburg verwoest te hebben. Het Haarlemse stadsbestuur weigerde de poorten te openen, maar door het grauw binnengelaten, vielen de opstandelingen het stadhuis aan. Zij doodden twee schepenen en schout Klaas van Ruyven. Zij sneden hem aan stukken en stuurden het verminkte lijk in een mand aan zijn vrouw. Daarna werd de stad geplunderd.
Toen gingen de oproerlingen naar Leiden, waar zij teruggeslagen werden. Hertog Albrecht bracht de boeren twee bloedige nederlagen toe, eerst bij Beverwijk en niet lang daarna bij Heemskerk. De boeren onderwierpen zich toen. De steden die hen binnengelaten hadden werden met zware boeten gestraft, ook al waren zij niet bij machte geweest om het Kaas- en Broodvolk te weerstaan.
Het oproer brak in 1491 uit.
| |
63. Anno 1512
Wassenaer wordt in een ijzeren kooi tentoongesteld
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; 60×43; inv. A 5013
Na de dood van Adolf van Gelre werden diens erflanden verbeurd verklaard. Zijn zoon Karel werd aan het hof van keizer Maximiliaan opgevoed, waar hij echter meer bewaakt werd dan dat hij vrij was. Eén gedachte bezielde hem slechts: zijn hertogdom te herwinnen. Nadat hij in 1487 door de Fransen krijgsgevangen was gemaakt, werd Karel van Gelre door hen vrijgelaten. De Fransen speculeerden op zijn vijandigheid ten opzichte van Maximiliaan. En inderdaad, nauwelijks in Gelderland aangekomen, bracht Karel een vrij aanzienlijke krijgsmacht tegen Maximiliaan bij elkaar.
Tiel, Bommel en Harderwijk vielen Karel van Gelre in handen en hij maakte zelfs strooptochten tot in Holland toe. Na een gedeeltelijk geslaagde expeditie tegen Amsterdam, trokken zijn troepen naar Utrecht terug, en verschansten zich daar in 't Karthuizer klooster. De heer van Wassenaer poogde de Geldersen te verdrijven, maar werd verslagen en in gevangenschap naar Hattem gebracht, waar Karel hem in een ijzeren kooi opsloot en tentoon liet stellen.
| |
| |
| |
64. Anno 1513
De verrassing van Arnhem
Barend Wijnveld Jr. (Amsterdam 1820 - Haarlem 1902)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 60×43; inv. A 5129
In 1513 werd Arnhem door hertog Karel met een molenaarskar bij verrassing ingenomen. In de meelzakken zaten krijgslieden, die zich van de poort meester maakten en deze voor de Geldersen openden. Daardoor was het grootste gedeelte van Gelderland in Karels macht. Het lukte hem een bestand voor vier jaar te sluiten.
De letters B en W op de meelzak kunnen als een aardigheidje van de schilder B[arend] W[ijnveld] beschouwd worden.
| |
65. Anno 1514
Graaf Edzard verdedigt zijn rechten in de Groningse vroedschap
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 60×43; inv. A 5139
[De stad Groningen had bij haar strijd met de Friese stadhouders graaf Edzard van Oost-Friesland als heer aangenomen. Edzard betaalde Karel van Gelre voor hulp, die hij niet kreeg. De Gelderse hertog kocht de Groningse stadsbestuurders zelfs om, waarna zij hem de stedelijke regering opdroegen. Edzard protesteerde daar in de Groningse vroedschap tegen.]
Hij schilderde de vroedschap Karels bedrog af, vertelde van het geld dat hij Karel had betaald, van de hulp die hij niet van Karel had ontvangen en dat dit alles slechts was gebruikt om hem te verraden. Hij herinnerde er de vroedschapsleden ook aan hoe hij hen had gered en ten koste van zijn eigen land had verdedigd. Edzard eindigde met te zeggen dat hij niet als een vorst beschouwd wilde worden die bij het eerste gevaar zijn gelofte verbreekt.
Deze fiere taal had geen resultaat. En toen de vroedschap in Edzards aanwezigheid ook nog de eed aan Karel van Gelre aflegde, vertrok Edzard, zonder voor dit schandelijke gedrag wraak te nemen.
Hij keerde naar Oost-Friesland terug.
| |
| |
| |
66. Anno 1516
De dapperheid van Grote Pier
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; 59×42,5; inv. A 2166
Toen Karel van Gelre graaf Edzard uit de Groninger Ommelanden had weggewerkt, vergrootte hij in het noorden op geduchte wijze zijn macht. Hij veroverde Sneek, Bolsward, Sloten, Dokkum en nog enkele andere plaatsen.
De krijgsknechten van de Friese stadhouder George van Saksen werden door Friese boeren achtervolgd. Aan hun hoofd stond een reusachtige, dappere en ondernemende man, Grote Pier genaamd. Grote Pier verklaarde zich tot bondgenoot van Karel van Gelre.
Hij werd door hem als bevelhebber over enkele schepen aangesteld om op de Zuiderzee alle toevoer van de stadhouder af te snijden. Zijn eerste onderneming bestond uit het opbrengen van zesendertig voorraadschepen.
Grote Pier breidde zijn tochten tot in de Noordzee uit en roofde al wat hem voor handen kwam. Niet minder dapper dan wreedaardig liet hij zijn krijgsgevangenen in zee gooien.
Hij werd in 1517 door de Hollandse vlootvoogd Antonis van Houte verslagen, verliet daarop de krijgsdienst en stierf in 1520 in Sneek.
Er deden verschillende verhalen de ronde over Grote Pier. Zo zou hij eens alléén een aantal vijanden met een ploegijzer verslagen hebben. In Leeuwarden bewaart men nog een groot zwaard, waarvan gezegd wordt dat het Grote Pier heeft toebehoord.
Het schilderij heeft betrekking op De Vos' laatste zinnetje, dat refereert aan het verhaal dat de krijgslieden van George van Saksen waren uitgestuurd om Grote Pier in hechtenis te nemen. Zij vroegen aan een ploegende boer of hij wist waar deze woonde. De boer was Grote Pier in eigen persoon. ‘Daar is zijn woning en hier is hij zelf’ zei deze toen en ging de krijgslieden vervolgens met een ploegschaar te lijf. Het 213 centimeter lange en 6, 6 kilo wegende zwaard van Grote Pier is in het Fries Museum in Leeuwarden te zien.
| |
67. Anno 1525
De marteldood van Jan de Bakker
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 60×43; inv. A 4902
De hervorming maakte reeds kort na haar ontstaan ook in ons land grote indruk. Zelfs de bisschop van Utrecht, Filips van Bourgondië, verklaarde zich tegen de misbruiken die in de kerk geslopen waren. Nadat de leer van Luther echter op de Rijksdag te Worms was veroordeeld, werden tegen haar aanhangers in alle staten van Karel plakkaten uitgevaardigd, waarbij met boete en dood werd gedreigd. In het begin werden zij met mildheid, later echter met kracht nageleefd. Jan de Bakker, een priester te Woerden, was de eerste die wegens ketterij in Den Haag geworgd en verbrand werd.
Jan de Bakker was geen lutheraan, maar sacramentariër.
| |
| |
| |
68. Anno 1528
Maarten van Rossum plundert Den Haag
Charles Rochussen (Kralingen 1814 - Rotterdam 1894)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd, 1853; 71×50,5; inv. A 777
Bij een nieuwe twist tussen de bisschop en de stad Utrecht, riep de stad de hulp en de bescherming van Gelderland in. Karel van Egmond, hertog van Gelre, stuurde een leger, hij bezette de stad en bedreigde van die kant Holland. Daar was men wel van de noodzaak van een gemeenschappelijk verdediging overtuigd, maar iedere stad wilde slechts geld voor de eigen defensie en niet het algemene nut uitgeven. Daardoor kwam niets tot stand. Men zag er pas het verkeerde van in toen het te laat was, en een drieste overval der Geldersen de Hollandse steden voor hun dralen strafte. Onverwacht rukten in mei 1528 tienduizend Gelderse ruiters en voetknechten met enkele Utrechtse burgers Holland binnen. Zij werden aan- gevoerd door Maarten van Rossum, een van Karels wekkerste bevelhebbers. De Geldersen voerden Oostenrijkse banieren om de Hollanders te misleiden. Pas in Rijswijk ontrolden zij hun eigen banieren en met de oorlogskreet Gelre! Gelre! stormden zij 's-Gravenhage binnen. Deze niet-ommuurde plaats kon geen tegenstand bieden en werd geplunderd. De burgers moesten voor twintigduizend gulden een algehele verwoesting afkopen.
Na gijzelaars ontvangen te hebben trok Maarten van Rossum ongemoeid langs dezelfde weg terug, links en rechts nog enkele plaatsen brandschattende.
De schrik leidde er toe dat er in Holland geld werd opgebracht om algemene verdedigingsmaatregelen te nemen en een leger onder Floris van Egmond, graaf van Buren, op de been te brengen.
Deze veroverde Overijssel en het Sticht en nam Utrecht bij verrassing in. De verdreven en weer teruggekeerde bisschop nam geduchte wraak op zijn stad en liet verschillende burgers ter dood brengen.
Utrecht moest als straf voor zijn aandeel in Van Rossums tocht jaarlijks een beer - een mannetjesvarken - aan Den Haag sturen.
De stad heeft dit ongeveer honderd jaar lang gedaan.
| |
69. Anno 1534
Jan van Leiden in Munster
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 41×55; inv. A 4898
De volgelingen van Luther en Zwingli stonden niet als enigen de hervorming van de kerk voor. Er was ook een nieuwe en gevaarlijke sekte van volslagen geestdrijvers, die een algehele omwenteling der maatschappelijke orde op het oog hadden. Ze noemden zich wederdopers, omdat zij beweerden dat de doop aan volwassenen en niet aan kinderen moest worden toegediend. Zij gaven ook voor, geroepen te zijn om het Rijk van Christus op aarde te stichten.
Daarmee verwekten de wederdopers onlusten en verwarring. Eén van hun zendelingen, Jan Beukelsz. van Leiden, die vroeger vaak in de toneelstukken der rederijkers rollen had vervuld en daardoor een zekere vaardigheid in 't spreken had gekregen, predikte in Munster met zoveel succes dat hij grote aanhang kreeg. Hij verdreef de bisschop van Munster en noemde zich profeet en koning. Zijn bewind - als men dit die naam mag geven - was woest, wreed en zedeloos. Hij stond veelwijverij toe, nam zelf vijftien vrouwen, liet de nonnen uit de kloosters halen en huwde deze openlijk aan zijn volgelingen uit.
Als Jan Beukelsz. uitreed hulde hij zich altijd in koninklijk gewaad, met kroon en staf. Hij werd dan door een grote stoet vergezeld en voorafgegaan door twee knapen die de bijbel droegen, en een zwaard waarmee iedereen die niet neerknielde onmiddellijk werd gedood: De verdreven bisschop van Munster keerde terug en belegerde de stad. Er ontstond hongersnood en verdeeldheid, waarna de bisschop zich op 28 juni door list meester van Munster maakte. Jan Beukelsz. van Leiden streed moedig en viel met zijn twee belangrijkste aanhangers, Krechting en zijn beul Knipperdolling, de bisschop levend in handen. Jan Beukelsz. werd in een ijzeren kooi opgesloten. De bisschop liet hem zeven maanden lang door het land voeren en voor geld bekijken. Daarna bracht hij hem ter dood.
Munster werd niet door Jan van Leiden, maar door Jan Mathijsen veroverd. Jan van Leiden noemde zich koning van Sion. Ook Krechting en Knipperdolling werden in een kooi rondgevoerd.
| |
| |
| |
70. Anno 1535
De aanslag der wederdopers op Amsterdam
Paul Constantin Dominique Tetar van Elven (Antwerpen 1823 - Scheveningen 1896)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 40×55,5; inv. A 4991
Ook in Amsterdam veroorzaakten de wederdopers grote onlusten. Hun leer sprak daar zelfs de aanzienlijkste burgers aan, of kon tenminste op hun bescherming rekenen. Om deze reden werd de schout, Jan Huybertsz., afgezet door de stadhouder. (...) Amsterdam was ook de toevluchtsplaats van Jan van Geelen, die in Friesland rooftochten had ondernomen en daar verjaagd was. Hij smeedde met een zekere Hendrick Goedbeleed een plan om de stad in handen te krijgen. Zij verzamelden een kleine bende in de Pijlsteeg en bezetten de Dam. Door het luiden der alarmklok op de toren van 't stadhuis wilden zij aan andere samenzweerders buiten de stad het teken geven om Amsterdam binnen te vallen. Zij konden echter het klokketouw niet vinden, omdat dit door een dronken dienaar van de schout verborgen was. De benden die buiten Amsterdam klaar lagen vertoonden zich dus niet, want zij dachten dat de aanslag mislukt was. In de stad was de schrik algemeen, temeer omdat burgemeester Colijn die met een vendel optrok, door zijn mannen in de steek gelaten werd en de dood vond. Hoewel men geen nachtelijke aanval meer waagde, lukte het burgemeester Reecalf nog wel om met enkele krijgsknechten de toegangen tot de Dam te versperren. Bij het aanbreken van de dag begon hij de strijd.
Hij nam het stadhuis in en versloeg de wederdopers.
Goedbeleed en Van Geelen sneuvelden. Iedereen die de overwinnaars levend in handen viel of zelfs alleen maar wederdopers gehuisvest had, werd wreed ter dood gebracht. Ook Jacob van Campen die door Jan van Leiden tot bisschop van Amsterdam verheven was, onderging dit lot. Dit was de laatste aanslag der wederdopers. Hun macht was overal vernietigd.
| |
71. Anno 1536
De dappere daad van een Dordtse schipper
Hendrik Jacobus Scholten (Amsterdam 1824 - Heemstede 1907)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 40×55; inv. A 4980
Tijdens de oorlog die in 1536 tussen keizer Karel V en koning Frans I van Frankrijk was uitgebroken, namen de Fransen Hollandse koopvaarders in beslag. Twee van hun oorlogsschepen kruisten voor de monden van de Maas en lieten geen vaartuig door. Er waren geen schepen om de Fransen te verdrijven, maar daar vond een Dordtse schipper iets op. Hij verborg een aantal gewapende mannen in een klein vaartuig en zeilde de Maas uit. Hij werd al spoedig geënterd door de Fransen, die dachten met een koopvaarder te maken te hebben. Na schijnbare tegenstand liet de Dordtse schipper de Fransen aan boord komen. Terwijl zij aan 't plunderen waren, sprongen de verborgen manschappen uit hun hinderlaag. Zij sloegen de overweldigers dood, namen zonder moeite de twee Franse schepen in en brachten deze in zegepraal naar Dordrecht op.
| |
| |
| |
72. Anno 1548
Het sterven van Maximiliaan van Egmond
Hendrik Jacobus Scholten (Amsterdam 1824 - Heemstede 1907)
Doek, olieverf; 40×55; inv. A 4981
Toen Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren, zijn einde voelde naderen, wenste hij te sterven zoals hij geleefd had: als wakker krijgsoverste en staatsman. Hij beval dat men hem het harnas zou aangespen, de mantel en de ordeketen van het Gulden Vlies omhangen, de helm opzetten, het zwaard aangorden en de strijdhandschoenen aantrekken. Hij nam eerst afscheid van zijn twee meest vertrouwde vrienden, de bisschop van Atrecht en de graaf van Aremberg, en voorts van zijn bekenden en dienaren, die hij allen had laten ontbieden. Na tenslotte zijn arts voor diens trouwe diensten bedankt te hebben, ledigde Egmond een beker wijn op het welzijn van de keizer en gaf direct daarna de geest.
Egmond was de vader van Anna van Buren, vrouw van Willem van Oranje.
| |
73. Anno 1555
De troonsafstand van Karel V
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 70×50; inv. A 4903
De laatste jaren van het bestuur van Karel V waren minder gelukkig dan de eerste. Oorlogsverliezen, de afgedwongen religievrede van Passau met de Duitse vorsten, zijn ziekelijke toestand en voortdurende aanvallen van jicht maakten hem regeringsmoe. Daarom besloot de keizer afstand van de troon te doen. Hij liet zijn zoon Filips uit Spanje komen.
Op 25 oktober 1555 was er een drukbezochte vergadering van de Staten-Generaal in Brussel. Op de arm van Willem van Oranje steunend, bracht Karel V in een lange rede zijn loopbaan in herinnering en alles wat door hem was verricht. Hij betoogde altijd de godsdienst en de eer van zijn land voor ogen te hebben gehad. Omdat hij zich nu echter door ouderdom en ziekte niet meer in staat voelde om voor het welzijn van zijn land te zorgen en een jongere man daarvoor geschikter zou zijn, vond Karel V dat hij het gezag over zijn Nederlandse staten aan zijn zoon moest overdragen, aan wie hij nog in vurige taal de belangen van zijn onderdanen aanbeval.
Filips knielde neer, hij kuste de hand van zijn vader, en liet, omdat hij zelf niet in het Frans bedreven was, de bisschop van Atrecht uit zijn naam antwoorden. De dag daarna werd Filips als graaf gehuldigd. Een jaar later stond Karel V Spanje aan Filips af en Duitsland aan zijn broeder Ferdinand.
Karel ging naar zich in het klooster van San Yuste in Estramadura, waar hij tot aan zijn dood in 1563 verbleef.
Karel V overleed niet in 1563, maar in 1558. Deze vergissing kan verklaard worden uit preocupatie met het volgende tafereel, dat zich in 1563 afspeelt.
| |
| |
| |
74. Anno 1563
Spotleuzen tegen Granvelle
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 40×55; inv. A 4859
Toen Filips II naar Spanje terugkeerde stelde hij zijn zuster, Margaretha van Oostenrijk, als landvoogdes aan. Hij voegde haar een staatsraad toe, met bisschop, later kardinaal Granvelle aan het hoofd. Twee zaken hielden de koning in het bijzonder bezig: de handhaving van de katholieke kerk en oorlogsvoorbereidingen tegen Frankrijk. Deze laatste verliepen gunstig, want de overwinningen bij Saint-Quentin en Grevelingen leverden Filips de voordelige vrede van Cateau-Cambrésis op. De kerkelijke situatie lag gecompliceerder, omdat de hervorming tot in alle lagen van het volk was doorgedrongen.
Granvelle werd bovendien gehaat. Door de aanzienlijken wegens zijn invloed, door het volk om de strenge plakkaten en door de geestelijkheid wegens nieuwe bisdommen waarvan de inkomsten voor een groot deel uit de goederen der abdijen moesten komen. Alle pogingen om Granvelle kwijt te raken waren vruchteloos.
Om Granvelle te bespotten, liet de graaf van Egmond zijn dienaren narrenkappen op de kleren borduren, waarmee hij zinspeelde op de kardinaalshoed. Egmond werd hiervoor door de landvoogdes berispt en verving de narrenkap toen door een bundel pijlen, wat door velen werd nagevolgd. Volgens Egmond symboliseerde dit de eenheid in 's konings dienst, maar de kardinaal zag er niet ten onrechte een samenzwering in. Toen hij merkte dat iedereen zich steeds verbitterder tegen hem opstelde, vertrok de kardinaal naar Bourgondië. (...)
| |
75. Anno 1565
Het verbond der edelen
Paul Constantin Dominique Tetar van Elven (Antwerpen 1823 - Scheveningen 1896)
Doek, olieverf; gesigneerd; 40×55; inv. A 4992
Het vertrek van Granvelle bracht geen gewetensvrijheid. Integendeel, de koning was slechts op strenge maatregelen bedacht. Hij droeg (...) op om aan alle ketterij een eind te maken. Een voorstel hierover werd in de Raad van State voorgedragen, maar leek Oranje, Egmond, Hoorne en Mansfeld te streng. Zij weigerden erover te stemmen, terwijl de koning het daarentegen te mild vond. Een aantal edelen besloot zich tegen het eind van 1565 [tegen de plannen te verenigen. Hun voorstel is bekend als het] Compromis. Brederode, Lodewijk van Nassau, Bergen, Mansfeld en ongeveer vierhonderd andere edelen tekenden. Oranje, Egmond en Hoorne raadden dit af en bleven bij de landvoogdes op verzachting en toegevendheid aandringen.
| |
| |
| |
76. Anno 1566
Het smeekschrift der edelen
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 40×54,5; inv. A 4860
De gemoederen begonnen te gisten. Meer dan driehonderd edelen verschenen op een audiëntie, waar Brederode Margaretha een verzoekschrift ter hand stelde, waarin om intrekking der geloofsplakkaten werd verzocht. De landvoogdes antwoordde dat zij niet bij machte was om de plakkaten in te trekken, maar dat zij de koning zou benaderen. In de tussentijd zou zij er zorg voor dragen dat maatregelen slechts gematigd werden uitgelegd. De edelen dienden hierop een geschrift van gematigder inhoud in, maar de landvoogdes die inmiddels van haar eerste schrik bekomen was, gaf te kennen dat er geen vrees voor oproer bestond, tenzij dit van de kant der edelen kwam. Zij maande hen niet meer mensen in het verbond te betrekken. De pogingen der edelen om afschaffing of zelfs maar verzachting der plakkaten te krijgen, bleken uiteindelijk vruchteloos.
| |
77. Anno 1566
Een prediking in 't open veld
Karel Frederik Bombled (Amsterdam 1822 - Chantilly 1902)
Doek, olieverf; 41×55; inv. A 4861
Ondanks de strenge verordeningen ging de prediking der hervormde leer door, en wel in 't open veld, waar de gemeente gewapend bijeenkwam, en voor overvallen beducht, schildwachten uitzette. De prediker stond veelal op een met een zeil overspannen wagen. Weldra stoutmoediger geworden, hield men ook godsdienstoefeningen in de steden. Floris van Pallandt, graaf van Culemborg, was de eerste die deze in zijn stad toeliet. Spoedig volgden andere plaatsen. Een deel van de bestuurders begunstigde de bijeenkomsten. Anderen stonden deze oogluikend toe, maar er waren ook verboden. De predikanten vergaten dat zij vrijheid van geloof begeerden.
Zij twistten onderling en waren elkaars vijanden, omdat sommigen de leer van Calvijn en anderen die van Luther toegedaan waren.
| |
78. Anno 1566
De beeldenstorm
Johannes Hinderikus Egenberger (Arnhem 1822 - Utrecht 1897)
Doek, olieverf; gemonogrammeerd; 69×50; inv. A 4904
Misschien hadden alle onlusten nog opgelost kunnen worden, omdat de koning beloofde over te komen en hij toestond dat men hem een ontwerp van matiging aanbood.
Een onvoorziene gebeurtenis bedierf echter alles en veroorzaakte groot onheil. Het grauw dat door blinde ijveraars was opgestookt, drong plotseling overal de kerken binnen en verbrijzelde daar de beelden, altaren en alle sieraden der rooms-katholieke eredienst. Deze beeldenstorm, zoals men zei, begon in Vlaanderen en Artois en vond vervolgens bijna gelijktijdig in alle gewesten plaats. Alléén in Brabant en Vlaanderen al werden in vier dagen tijds meer dan vierhonderd kerken verwoest. |
|