Aan het volk van Nederland
(1981)–Joan Derk van der Capellen tot den Pol– Auteursrechtelijk beschermdHet democratisch manifest
De persoonlijkheid van Joan Derk van der CapellenOp 6 juni 1784 stierf Joan Derk, nog pas drie en veertig jaar oud. Hoe kunnen wij hem als politieke figuur kenschetsen? Het kost nogal wat historici kennelijk moeite, er begrip voor op te brengen, dat een figuur uit adellijke kringen als leider kon optreden van een typisch-burgerlijke democratische beweging. Toch is dit, historisch en sociologisch gezien, minder verwonderlijk - en minder uitzonderlijk! - dan het schijnt. Terwijl burgerlijke hervormers op het eind van de achttiende eeuw gewoonlijk sterk aan hun eigen stad gebonden waren, kon een figuur uit adelskringen, als Van der Capellen, makkelijker via correspondentie een uitgebreid net van contacten ook buiten zijn woongebied onderhouden. Hij kon contacten leggen met buitenlandse staatslieden en diplomaten; maar evengoed had zo iemand een voorsprong op stedelijke hervormers door zijn aanzien onder de boeren. Joan Derk heeft zich een grote mate van sociaal prestige in het hele land verschaft door zijn strijd tegen de onwettige drostendiensten in zijn gewest. Zijn ‘patriottisme’ verschilde ook principieel van dat van zijn tijdelijke bondgenoten in Holland. De handelsbelangen van de Hollandse steden kwamen voor hem niet op de eerste plaats. Zijn patriottisme was veel meer principieel democra- | |
[pagina 52]
| |
tisch, ook al hield hij bij zijn strijd als bekwaam staatsman het mogelijke en bereikbare steeds in het oog. Hij behoorde tot het type, telkens in de wereldgeschiedenis opdoemende figuren uit adelskringen, die leiders worden in een verzet tegen een vermolmd ancien régime - maar niet om de partij van de opkomende handelsbourgeoisie te kiezen, maar om uit weerzin tegen de zelfgenoegzame burgerij leiders te worden van radicale, en soms ultra-radicale bewegingen. De Jong toont op tal van bladzijden van zijn biografie veel begrip en sympathie voor Joan Derk's streven en ideeën. Maar door de voortdurende nadruk, die hij legt op een gespletenheid, op innerlijke tegenstrijdigheden in diens persoon en wezen, heeft De Jong toch de betrekkelijke rechtlijnigheid in Van der Capellen's denken en handelen miskend; een eigenschap, die al bij eerste kennismaking opviel. Zo schreef Pieter Paulus: ‘Te Zwolle heb ik ook kennis gemaakt met den Heere van der C., een man, op wiens aangezigt de candeur en onverzettelijke eerlijkheid te lezen zijn.’Ga naar eind77 In onze voorgaande uiteenzetting menen wij deze rechtlijnigheid en innerlijke consistentie in Joan Derk's staatkundig handelen, althans vanaf de publikatie van Aan het Volk van Nederland, te hebben aangetoond. Natuurlijk zat er in Van der Capellen's interpretatie van begrippen als volkswil en democratie een zekere dialektiek. Maar deze dialektiek lag meer in de begrippen ‘democratie’ en ‘volkswil’ dan in zijn persoonlijkheid.Ga naar eind78 In de discussies over democratie is er altijd een zekere polariteit, en vaak een potentiële tegenstelling, te constateren tussen doel en middelen. Iedere democraat komt in een innerlijk conflict terecht, wanneer hij bemerkt dat langs een democratische procedure een resultaat wordt bereikt, dat niet overeenstemt met wat voor hem het wezen is van een democratische ordening. Men was op het eind van de achttiende eeuw nog lang niet toe aan het toekennen van volledige democratische rechten en van een | |
[pagina 53]
| |
volwaardig kiesrecht aan alle staatsburgers of ingezetenen. Afschaffing van ‘censuskiesrecht’, en invoering van vrouwenkiesrecht waren ook in ons land late veroveringen. Men had bovendien veel ervaring hoe gemakkelijk het ‘gewone volk’ kon worden gemanipuleerd door conservatieve machthebbers, bij gebrek aan politieke scholing. Ook in Van der Capellen's brieven en geschriften komen zulke voorbehouden ten aanzien van een echte ‘volksregering’ telkens voor. Ook bij de verwezenlijking van zijn eigen denkbeelden kon Joan Derk wel eens op problemen stuiten. De Jong behandelt uitvoerig ‘het geval-Deventer’, waarbij Joan Derk zich keerde tegen de door hemzelf zo gepousseerde ‘burger-requesten’ toen deze een keer, hoewel naar de inhoud gerechtvaardigd, zich richtten tegen een stadsbestuur dat hij als ‘een goede regering’ zag. De Jong bestrijdt de speciale ‘belangstelling van enkele historici, die overigens in Van der Capellen niet veel meer zien dan een ijdele en onbezonnen dwaas, die zich aan holle theorieën vergaapte, voor zekere gebeurtenis uit het laatst van zijn leven, waaruit blijken zou, dat hij genoeg van de demokratie begon te krijgen.’Ga naar eind79 De Jong ontleedt, wat er in Deventer gebeurd was, op een rustige en weldoordachte manier. ‘Er was een conflict, dat viel niet te ontkennen, maar het was niet van principiële aard. Ontdaan van alle stemmingsmotieven, van de aanleiding en het onderwerp des geschils, is het niet anders dan de in elke demokratie voorkomende wrijving tussen leider en volgers, daar de laatsten zich niet altijd schikken naar de ‘taktiek’.Ga naar eind80 Het is jammer dat De Jong deze stijl van rustige analyse niet steeds op andere voorvallen heeft toegepast, waar er in Van der Capellen's handelen een schijnbare innerlijke tegenspraak viel op te merken. Met zijn overtrokken beeld van een steeds maar ambivalente Joan Derk, die telkens heen en weer geslingerd werd tussen een geestesneiging tot radicalisme, en een uit zijn afkomst af te leiden ‘aristocratisch conservatisme’, | |
[pagina 54]
| |
heeft hij de figuur van Van der Capellen ingewikkelder gemaakt dan nodig was. Hiermee heeft hij niet tot een helder inzicht in diens persoonlijkheid en de motieven van diens politieke handelen bijgedragen - hoewel de juiste uitleg, bij goed en aandachtig lezen, telkens weer uit De Jong's levensverhaal zelf te halen was! Maar nu die onderstelde ‘ambivalentie’ zich eenmaal bij de geschiedschrijvers over Joan Derk heeft vastgezet, kunnen wij in de recente literatuur over hem telkens weer nogal grillige en fantastische karakteristieken tegenkomen - waarvan bij een aandachtige bestudering van zijn leven, zijn brieven en zijn werken maar weinig overeind blijft. Zo schildert KossmannGa naar eind81 hem af als ‘een fel agitator ten bate van de door half-feodale lasten geplaagde boeren in zijn provincie maar een man zonder een duidelijk sociaal gevoel; een revolutionair temperament geprikkeld door Engelse politieke theorieën maar ten slotte conservatief in zijn streven naar herstel van de oude constitutie; een demokraat die volkswapening eiste maar vrede had met de oprichting van vrijcorpsen van burgers gericht tegen het Orangistische lagere volk.’ En als retorische vraag aan het slot: ‘Zou zijn nationalisme, als het kans gekregen had zich te verwerkelijken, niet de versplintering van de natie in lokale patriottismen hebben veroorzaakt?’ De pertinente uitspraken, die wij cursief hebben weergegeven, kloppen allerminst met het beeld van Joan Derk's persoon en ideeën zoals dit uit de talrijke authentieke bronnen oprijst. Hierbij ook nog één opmerking, gezien de Hollando-centrische visie van vele van onze erkende geschiedschrijvers: in de Oostelijke provincies was ‘het lagere volk’ allerminst overwegend Orangistisch. De door Joan Derk's bemoeienis opgerichte vrijcorpsen in Overijsel waren dan ook bepaald niet tegen ‘het lagere volk’ gericht! En ook J.W. Schulte Nordholt, schrijver van een interessant boek over de Amerikaanse Revolutie als inspiratiebron voor Nederlandse hervormingsgezinden, is in de valkuil van | |
[pagina 55]
| |
Joan Derk's zogenaamde ambivalentie gevallen. Na zich bij De Wit's kenschets van Joan Derk's politieke denkbeelden min of meer te hebben aangesloten (Joan Derk's ideeën waren ‘gemiddeld gematigd en vaak tegenstrijdig’) vermeldt Schulte Nordholt met waardering De Jong's biografie waarin ‘met veel begrip zijn innerlijke wezen, zijn diepere ambivalentie beschreven’ is. ‘Er was in hem, aldus De Jong, een dualisme tussen traditie en vernieuwing, historie en ethiek, en dat was het gevolg van de tegenstrijdigheid tussen zijn conservatieve instinct en zijn radicale temperament. Deze psychologische verklaring klinkt niet onaannemelijk.’Ga naar eind82 En verderop: ‘Redelijk gesproken mag Van der Capellen wel een conservatief genoemd worden, die hecht aan het verleden, die trots is op zijn adellijke titel,Ga naar eind83 die bang is voor “te veel reformeeren”.’ Wij menen, dat het tijd wordt, een zekere legendevorming over Van der Capellen's persoonlijkheid door te prikken door hem, als vèrziend en voorzichtig staatsman, en als een der ‘erflaters van onze beschaving’, zijn rechtmatige plaats in onze vaderlandse geschiedenis terug te geven. |
|