Aan het volk van Nederland
(1981)–Joan Derk van der Capellen tot den Pol– Auteursrechtelijk beschermdHet democratisch manifest
[pagina 28]
| |
Pieter Paulus als patriot en democratisch denkerPieter Paulus was een begaafd jurist, en in de jaren 1775-1777 verscheen van zijn hand een vierdelige Verklaring der Unie van Utrecht. Aan de ene kant was Paulus vol bewondering voor de bestaande constitutie: ‘Eene grondwet, die ik nooit dan met aandoening beschouw, en die ik nimmer lees, of ik voel mij over de doorstralende wijsheid en voorzichtigheid harer opstelleren opgetogen.’ Maar aan de andere kant begreep Paulus ook, dat een grondwet niet voor eeuwig kan worden geschreven: ‘Niettegenstaande dat de Unie van Utrecht de waaragtige grondslag is, waarop deze gantsche Republiek berust, moet men, egter, zig wel wagten, van dezelve te beschouwen, als eene wet, even zo geschikt voor de tijden, welke wij thans beleven, als zij was voor die, waarin zij gemaakt wierd.’ Uit zulke passages leidt De Wit af, dat Pieter Paulus al vroeg denkbeelden koesterde omtrent de noodzaak van een vernieuwing van ons staatsbestel in democratische richting. Maar in de jaren tachtig ging Paulus' belangstelling een andere richting op: hij bouwde aan zijn carrière. Pieter werd een succesvol advocaat. Als zodanig trad hij wel in het krijt ten behoeve van oude stadsprivileges en tegen uitzonderlijke machtsaanspraken van de Stadhouder die hier een inbreuk op maakten - zoals toen hij een Memorandum opstelde ten behoeve van de stad Alkmaar.Ga naar eind27 Hij stond bekend als een aanhanger van patriottische denkbeelden - maar bleef toch voor de Hofpartij aanvaardbaar: in 1785 werd hij benoemd tot Advocaat-Fiscaal bij de Admiraliteit op de Maas, een functie die hij kennelijk met uitzonderlijke bekwaamheid vervulde. Hij werd meer dan eens ontvangen door Prinses Wilhelmina van Pruisen - ‘Madame Roiale’, zoals Joan Derk haar in zijn brieven noemde - en probeerde via haar vergeefs de Stadhouder er toe te bewegen, door toe te stemmen in zekere hoognodige hervormingen, de democraten voor zich te winnen. Het | |
[pagina 29]
| |
is juist deze neiging van Paulus tot een verzoening, en indien mogelijk samenwerking met Oranje die hem, in de ogen van De Wit, tot een typische vertegenwoordiger maakte van de monarchistisch-democratische richting die pas met de door Thorbecke doorgevoerde grondwetsherziening van 1848 tot volle wasdom zou komen. Maar op een bepaald moment ondersteunde Paulus toch, naar het schijnt, het idee om de Prins van zijn ambt te ontheffen en de Prinses tot regentes te benoemen. Pieter Paulus ging in de provincie Holland tot de vooraanstaande patriottische leiders behoren, en wordt door Colenbrander zelfs met de ‘matadors’ in één adem genoemd. Mèt De Gijselaar was hij in 1787 voorstander van ‘remotie’ van verstokte aristocratische regenten in de Hollandse steden. In 1787 zou hij ook nog een belangrijke rol spelen bij pogingen om, met een beroep op de met Frankrijk gesloten Alliantie, van de bondgenoot militaire steun te krijgen tegen de dreigende Pruisische invasie. Het is waarschijnlijk vooral déze stap, die de machtige Britse gezant James Harris aanleiding gaf, er ná de Pruisische inval bij de in haar macht herstelde Hofpartij op aan te dringen, Pieter Paulus te ontslaan. Terwijl tal van patriottische leiders moesten vluchten - Van der Capellen van de Marsch werd zelfs bij verstek ter dood veroordeeld - bleef Paulus tot 1788 in functie; toen volgde pas zijn ‘remotie’ - volgens Van der Spiegel's latere bekentenis ‘eene groote sottise’.Ga naar eind28 Zó gevaarlijk was hij blijkbaar niet, en bovendien: zijn bekwaamheden hadden heel goed gebruikt kunnen worden, ook na de Oranje-restauratie. Wij zien dus, dat Pieter Paulus zich in de jaren tachtig steeds in de hogere kringen van de patriottenwereld bewoog. Van enige belangstelling voor, of contact met vrijcorpsen of stedelijke burger-commissiën hebben wij geen enkele aanwijzing gevonden. De Wit schrijft over deze periode in Paulus' loopbaan op | |
[pagina 30]
| |
vergoelijkende manier: ‘Aangezien hij de gevaren die politiekbedrijven in een oligarchie meebracht, op de toppen van zijn vingers aanvoelde, ondersteunde hij de democratische beweging met uiterste voorzichtigheid, maar toch krachtig en op het juiste moment, terwijl hij de interne en Europese mogelijkheden daartoe in zijn handelen betrok.’Ga naar eind29 De Engelse historicus Schama zegt het in minder vleiende bewoordingen: ‘Tot het tijdstip dat hij zijn Verhandeling (uit 1793) zou schrijven, had Pieter Paulus gezweefd in de marge van de Patriottische revolutie. Als succesrijk advocaat in Den Haag, had hij praktisch elke gradatie van politiek standpunt doorlopen vóórdat hij bij de meest radicale terechtkwam... Hij had het ambt van Admiraal(?)-Fiscaal op de Maas verworven door voorzichtig te vermijden zich met extreemdemocratische stromingen te vereenzelvigen. Maar hiermee kon hij niet voorkomen dat hij deze baan kwijtraakte in 1788, ondanks een hevig achterhoedegevecht dat hij leverde met als inzet de juridische finesses van zijn ontslag.’Ga naar eind30 En De Jong schrijft over Pieter Paulus: ‘Paulus, die graag de veilige kant hield, die met Leden van Hunne Hoogmogenden dineerde, en die zeer verheugd was, dat de Stadhouder gunstig over hem dacht, bleef wel graag goede vrienden met Van der Capellen maar wilde zich de vingers niet branden aan diens “nieuw systema”, de democratische ideeën van Hutcheson en Price.’Ga naar eind31 Pas na zijn eigen ‘remotie’ kwam Pieter Paulus er toe, de gebeurtenissen, zowel in zijn eigen land als in Frankrijk en Amerika, consequent door te denken. Het resultaat was zijn Verhandeling, als inzending op een door het Teyler Genootschap uitgeschreven prijsvraag, Over de Gelijkheid.Ga naar eind32 Publikatie van dit geschrift in 1793, ten tijde van het Stadhouderlijkaristocratisch bewind, was stellig een daad van politieke moed. De schrijver plaatste het gelijkheidsprobleem in een godsdienstig kader. ‘Christus zelf predikte gelijkheid.’ De | |
[pagina 31]
| |
Stadhouder werd tot de schare van de Anti-Christ gerekend; daarentegen werd Joan Derk van der Capellen geëerd als ‘Mozes, Jozua en David’ in enen.Ga naar eind33 Waar moeten we, in die Bijbelse rij, de schrijver zelf plaatsen? In dezelfde testamentische stijl doordenkende, kunnen we vaststellen dat pas in 1793 Saulus Paulus is geworden. |
|