Aan het volk van Nederland
(1981)–Joan Derk van der Capellen tot den Pol– Auteursrechtelijk beschermdHet democratisch manifest
Democratisch staatsmanschap: Capellen of Paulus - wie van de twee?In historische werken over de Patriottenbeweging wordt Joan Derk van der Capellen vrij algemeen ten tonele gevoerd als een leider - en vaak zelfs als dé leider - van de ‘Democratische’ tak van deze beweging. Geschiedschrijvers uit zo verschillende hoek als Blok, Colenbrander, Romein, Geyl, Palmer en zelfs Kossmann kenschetsen Joan Derk van der Capellen, ondanks een zeer uiteenlopende beoordeling van zijn staatsmanskwaliteiten, als een ‘democratisch’ leider; en ook bij De Jong valt geen twijfel aan deze kenschets van de held in zijn levensverhaal te bespeuren. Twijfel, en later zelfs bestrijding van deze karakteristiek van Van der Capellen vinden wij pas in het werk van de historicus | |
[pagina 26]
| |
C.H.E. de Wit. Al in zijn proefschrift uit 1965Ga naar eind23 werd aan de rol van Van der Capellen als democratisch leider in de jaren tachtig opvallend weinig aandacht besteed. Als echte democratische leiders op nationaal niveau springen in deze dissertatie slechts twee figuren naar voren: Pieter Paulus en S. Iz. Wiselius. Dit is enigszins te begrijpen; immers, het grote belang van De Wit's studie was in de eerste plaats gelegen in een nieuwe, van de in onze geschiedschrijving gebruikelijke afwijkende, visie op de politieke ontwikkelingen tijdens de Bataafse republiek, en op de herkomst van de in die jaren geformuleerde staatkundige denkbeelden. In afwijking van het vooral door Colenbrander geijkte beeld van een volkomen op Franse leest geschoeid staatkundig systeem, heeft De Wit aangetoond, dat met name de ‘unitarissen’ wel degelijk een oorspronkelijk Nederlandse vormgeving voor het staatkundig bestel hebben ontworpen. Het is daarom begrijpelijk, dat De Wit aan de twee vernieuwers Paulus en de zestien jaar jongere Wiselius een belangrijke plaats inruimt. Misschien was daaruit te verklaren dat De Wit probeerde de bron van Pieter Paulus' staatkundige denkbeelden al terug te vinden in diens jeugdwerken uit de jaren zeventig. Veel verder gaat De Wit echter in zijn werk uit 1974: De Nederlandse Revolutie van de Achttiende Eeuw 1780-1787, gevolgd door het in 1978 verschenen: Het ontstaan van het moderne Nederland 1780-1848 en zijn geschiedschrijving.Ga naar eind24 Want in deze werken wordt Joan Derk van der Capellen tot den Pol, evenals trouwens zijn neef Robert Jasper van der Capellen van de Marsch, volkomen van de lijst van democratische leiders afgevoerd en op één lijn met de Hollandse ‘matadors’ De Gijselaar en Van Berckel bij de ‘Oud-Patriotten’ ingedeeld - zij het dat Joan Derk wordt gekenschetst als ‘een regent van de radicale vleugel der oud-patriotten’. Als enige democratische leider van niveau wordt Pieter Paulus naar voren gehaald: ‘Terwijl | |
[pagina 27]
| |
in andere landen dikwijls uit adel en soms uit het patriciaat leiders van een hervormingsbeweging voortkwamen, leverde de regentenklasse in Nederland maar één hervormer van betekenis op’: Pieter Paulus.Ga naar eind25 Tegen Joan Derk van der Capellen wordt door De Wit aangevoerd, dat hij alleen binnen het bestaande staatkundige bestel (de Unie van Utrecht) wilde opereren en zich alleen maar richtte tegen ‘insluipsels’; dat hij nooit heeft laten blijken, te streven naar een ware hervorming van het staatsbestel. Nu moeten wij ons allereerst rekenschap geven van het feit, dat Joan Derk al in juni 1784 overleden is. Het is merkwaardig dat De Wit, kennelijk zonder dit te beseffen, de reden waaròm Van der Capellen dit, zolang hij leefde, niet deed en ook niet kòn doen, heel scherp aangeeft: ‘Om de uitdrukkingen en de handelwijze der patriotten te verstaan, mag men het absolutistische karakter der stedelijke en rurale regeringen, ook al waren ze oudpatriots, niet uit het oog verliezen. Al kon men ongehinderd de stadhouder aanvallen, democratische uitingen, mondeling of schriftelijk, bleven in de eerste jaren zwaar strafbaar. Daarom gebruikten de burgers aanvankelijk dezelfde uitdrukkingen als hun herenbondgenoten, soms met nuanceverschillen, maar voldoende ambivalent om zich bij een mogelijk proces te kunnen verdedigen. Pas toen de burgers door hun vrijcorpsen sterk waren, zich landelijk hadden georganiseerd en de oudpatriotten een vrijmoedig auteur niet meer durfden arresteren, gebruikten ze begrippen als representatie, republiek, volksregering en andere in moderne zin.’Ga naar eind26 Laten we, uitgaande van deze analyse, achtereenvolgens de prestaties van Pieter Paulus, en die van Joan Derk van der Capellen in de jaren tachtig bekijken; waarbij het uiteraard niet alleen gaat om de staatkundige theorieën, maar ook om het politieke handelen. |
|