Dramatische werken. Medea. De bron der jeugd. De gijzelaars
(1913)–Bernard Canter– Auteursrecht onbekend
[pagina 241]
| |
Eerste Tooneel.Hertog Francesco Dalbelli, Graaf Reni
FRANCESCO
't Is ongeloofelijk, een graaf van Tosca,
Afstammeling van het befaamd geslacht,
Dat in geheel Europa staat bekend,
Als de bevorderaar der schoone kunsten,
Die zelfs zijn eigen naam niet teeknen kan!
GRAAF RENI
Ziet hier 't bewijs, drie lompe, dikke kruisjes,
Op d'acte van ôtage, dien 'k u breng.
(Hij overhandigt den acte)
| |
[pagina 242]
| |
FRANCESCO
Maar daar staan nogmaals kruisjes onder, graaf.
RENI
Ja heer, en die zijn van Gravin di Tosca.
FRANCESCO
En ook Beata zelve schijnt geen schrijfster,
't Zijn allemachtig kromme hanepooten,
‘Beata, hertoginne van Toscanna,’
Ziet eens, ze schrijft Toscane met twee nn's.
En wie schreef hier haar naam zoo vlot en schoon,
Met flinke letters, kloek en fraai van lijn,
(hij leest) Sirenetta, de dochter van Alfonso...RENI
Dat is de dienstmaagd van de hertogin,
Een drommels bij de hande meid, die men
Niet wagen moet te na te komen, want
De feeks deelt klappen uit als andren kussen,
Daar kan uw zoon Umberto wat van melden...
FRANCESCO
Hahahaha, nu die verdient zoo'n lesje,
RENI
Hij dacht, gewoon aan zijn succès, bij haar,
Gemakk'lijk spel te hebben, nadert haar,
En knijpt haar in de wang, meteen zij flap,
Slaat met de volle hand hem om de ooren,
Ei juffie, zegt hij, weet je, wie je slaat?
| |
[pagina 243]
| |
Wel zeker, zegt zij, 'k sla een hoofschen jonker,
Een meisjesgek, een Don Juan, een pronker.
FRANCESCO
Hahaha, en wat deed onze zoon?
RENI
Zoo'n oorvijg schijnt een slecht remedie tegen
De liefde, als hij komt van zulk een handje,
Want sedert zweert uw zoon bij hoog en laag,
Dat hij wel slagen zal heur hart te winnen.
Maar 't is vergeefs, ze houdt zich flink de meid,
Geschenken en bedreigingen ten spijt!
FRANCESCO
Ik ben nieuwsgierig om die vier te zien,
Ik hoop, dat zal een vroolijk gastmaal worden,
Is alles voor het feest gereed gemaakt?
RENI
Ja heer, Umberto zelf heeft het geregeld,
En om 't geslacht van Tosca eer te doen,
Zijn alle maestro's heden uitgenoodigd,
De schrijver Demipho, de schilder Crito,
Beeldhouwer Regio, dansmeester Davus,
Wiens nieuw ballet, gedanst door zeven nimfen,
Begleid wordt door den muzikant di Venio.
FRANCESCO
Dan kunnen wij dees' acte teekenen,
En door een vroolijk avondfeest bezeeglen.
(beiden af)
| |
[pagina 244]
| |
Tweede Tooneel.Umberto, Beata als Sirenetta.
UMBERTO
Een kus... een kusje, toe ik smeek je kind,
Wat is een kus, dat is toch niemendal!
(hij vervolgt haar, zij gaat achter een tafel staan)
BEATA als Sirenetta
Als 't niemendal is heer, wel zoen dan lucht,
Omarm de lucht, ga wandlen in den wind,
En kom terug en zeg je hebt gevrijd,
Met een Toscaansche meid - in eenzaamheid!
UMBERTO
Ik dank je voor je raad, ik ga al heen,
(hij doet alsof hij weg gaat)
(Terugkeerend). Maar neen - want dan blijf jij, lief kind, alleen,En 'k heb toch een getuige noodig buiten.
SIRENETTA
Als vrijer en als vrijster samen koozen,
Dan doen getuigen hen alleen maar blozen...
UMBERTO
Ei.. Ei.. hoe weet de preutsche juffrouw dat?
Mij dunkt, je bent niet zonder ondervinding?
SIRENETTA
Dat 's waar, maar 'k zocht ze enkel bij mijn stand...
En wie mijn hart vraagt, dien vraag ik zijn hand...
| |
[pagina 245]
| |
UMBERTO
Sta mij dan toe uw schoone hand te kussen,
SIRENETTA
(Zij bemerkt, dat de Graaf en de gravin di Tosca naderen)
Pas op mijn meesteres... 'k ga er van tusschen...
(Sirenetta af, vervolgd door Umberto).
| |
Derde TooneelGraaf en Gravin di Tosca
GRAAF DI TOSCA
Doorluchte vrouwe, zijn wij hier alleen?
GRAVIN DI TOSCA
Het schijnt van wel, wat heb je op je hart?
GRAAF DI TOSCA
Ik ben vandaag voor 't eerst zoo heerlijk nuchter,
En 'k wou, ik mocht het blijven, want zoowaar,
Ik ben zoo ziek van dat gedurig drinken,
Chianti, Asti spumanti, jongen landwijn,
Dat toen voor 't eerst vandaag ik water dronk,
Ik 't godendrank vond en ik wou besluiten.
Het met geheelonthouding te probeeren.
GRAVIN DI TOSCA
Waar denk je aan? Blijf in je rol mijn vriend,
't Is voor ons aller toekomst, je moet drinken.
(zij schenkt hem aan het buffet een glas in)
GRAAF DI TOSCA
Ik ril er van... vooral van 't eerste glas,
(Hij wipt 't glas om)
| |
[pagina 246]
| |
Het tweede gaat al beter en bij 't derde,
Daar komt de oude smaak al weer terug.
(hij zet het derde glas geledigd neer)
GRAVIN DI TOSCA
(geeft hem het vierde glas)
Zoo... zoo... hij wil al weer, mijn beste Fonsje,
Zoo gaat het goed - nu ben je 't oude sponsje,
Vandaag vooral moet je je stevig houden,
't Is feest, de roep is je vooruit gesneld,
Dat jij de grootste drinker bent uit Pisa,
En 't zou wel sneû zijn, als je je liet kennen.
GRAAF DI TOSCA
Kijk nou zoo'n wijf, in Pisa heeft ze mij,
Den bezem op mijn harsens stuk geslagen,
Wanneer ik soms een enkel drupje dronk,
En te Modena giet ze zelv' mij vol.
GRAVIN DI TOSCA
Het wordt een prachtig feest, maar ik ben bang,
Te midden van zoovele echte grooten,
Wel heeft het meisje mij geleerd hoe men,
Een buiging maakt en hoe zijn vork gebruikt,
Hoe men moet opstaan, hoe men moet gaan zitten,
Wien men de hand reikt en wien niet, wie men
Laat staan, wien men een stoel aanbiedt, en wie
Men voor laat gaan, wie niet...
GRAAF DI TOSCA
Hou op... die grooten hebben zooveel wetten,
Dat zij als kindren in de luren al,
De baker van de voedster onderscheiden,
| |
[pagina 247]
| |
Ik dank den hemel, dat mijn dronkenschap
Mij voor die grappemakerij behoedt,
Waar jij en Sirenetta onder lijden.
GRAVIN DI TOSCA
Maar hoe het heden gaan zal weet ik niet,
Er komen hoofsche juffers, knappe heeren,
Geleerde koppen, die het a, b, c,
Van achteren naar voren kunnen zeggen,
En hoe sla ik mij door die conversatie?
GRAAF DI TOSCA
Dat 's makkelijk spul. Wie niet geleerd kan spreken,
Die zwijgt geleerd... dat staat nog eens zoo goed,
Knikt met het hoofd, zegt 'mmm of jajaja,
Kijkt uit de hoogte of mimeert verveling,
Zoo kom je al een eind en ieder zegt,
Wat heeft die een verfijnden smaak en eischen.
GRAVIN DI TOSCA
Ja wel, maar zeg mij eens, wie was toch Dante?
Da Vinci en Petrarca, Michel Angelo,
Waarvan 'k zoo vaak nu al hier hoorde spreken?
GRAAF DI TOSCA
Wel weet je dat niet?... Dante is... mmmm,
Eerlijk gezegd een beetje erg vervelend,
Petrarca... jajaja... Petrarca... hmhm,
Ik voor mijn part, ik houd niet van Petrarca,
Die heeft niet zoo dat ick en weet niet wat,
Da Vinci, dat is al wat meer mijn smaak,
En Angelo bewonder ik van harte,
| |
[pagina 248]
| |
Maar kom mij niet met Michel aan... o nee,
Dien kerel, heb'k nou nooit goed kunnen zetten!
GRAVIN DI TOSCA
Man je bent nuchter... doodlijk nuchter ben je,
Want zoo alleen spreekt slechts een nuchter mensch.
Hier neem die kan, het is bourgonder wijntje,
En drink daar buiten... drink mijn best, lief zwijntje!
(Graaf Tosca met de kan wijn af)
| |
Vierde TooneelDe kunstenaars. Gravin di Tosca.
(De kunstenaars dringen elkaar op)
CRITO
Daar is gravin di Tosca... laat mij voorgaan...
DEMIPHO
Neen ik, 't eerst komen toch de dichters...
HEGIO
Ga uit den weg, de beeldhouwers vooraan!
GIUSEPPE
Muziek voorop, muziek die hoort voorop!
DAVUSIO
Wacht, ik zal jelui allen leeren dansen!
(Zij dringen twistend om den voorrang tot voor de gravin, maken dan allen plotseling verschrikt op een rijtje, een diepe buiging, en blijven zoo zwijgend en eerbiedig staan)
| |
[pagina 249]
| |
GRAVIN DI TOSCA
Gegroet, mijn heeren...
(Ze blijven onbewegelijk staan)
GRAVIN DI TOSCA
(ietwat luider)
Gegroet mijn heeren, weest gegroet...
(Zij verroeren zich niet)
Gegroet mijn heeren...
(ter zij) wien groet ik nu het eerst?Waar is Sirena, dat zij mij kan zeggen,
Hoe zulke ruggen worden opgericht...
(Luid roepend) Gegroet, mijn heeren, gegroet...(de kunstenaars stooten elkaar aan om zich 't eerst tot haar te richten)
Ach, wat vertooning!!!
DEMIPHO
(opspringend)
Vertooning, dat is vast bedoeld voor mij,
CRITO
(opspringend en hem wegduwend)
Vertooning... zeg, wie schildert de coulissen?
HEGIO
(wegduwend Crito)
Beeldende kunst... ze roept bepaald om mij!
GIUSEPPE
(wegduwend Hegio)
Zij roept natuurlijk 't eerst om het orkest!
DAVUSIO
(wegduwend Giuseppe)
Vertooning zegt ze, denkend aan 't ballet...
GRAVIN DI TOSCA
Wie heeren heeft van u den voorrang hier,
| |
[pagina 250]
| |
En 't allermeeste recht op d' eersten aanspraak?
DEMIPHO
De dichtkunst vrouwe is de allerhoogste,
Een blad papier, een pen en zie men schept.
Een kunstwerk vol gedachten en gevoelens,
Dat nog na eeuwen alle menschen dwingt,
Tot eerbied en bewondring voor den schepper.
En zooals men nog heden spreekt van Dante,
Spreekt men na eeuwen wis van Demipho.
GRAVIN DI TOSCA
Hm... Dante... hmm... niet meer dan Dante... hm... hm...
Oprecht gezegd, 'k vind Dante wat vervelend.
(Zij geeft hem een wenk om ter zijde te gaan)
CRITO
De allerhoogste kunst mevrouw is schildren,
Palet, penseel, wat verf, een tooverstuk
Gelijk, verschijnt uw beeltnis op het doek,
Maar schooner dan natuur u zelve schiep,
Want onze hedendaagsche kunst gaat ver,
Breng ons een knoflookwijf der groentemarkt,
Wier oogen tranen van haar sterke waar,
Wier mond van 't schreeuwen wijd is uitgedijd,
Zoodat haar oorlel twist krijgt met haar mondhoek,
En middenin een neus als een charlotje,
Wij schildren haar op het geduldig doek,
Met oogen schuldeloos als van een engel,
Een kersrood mondje en een Griekschen neus,
Met zooveel kunstzin, waarheid en couleur,
| |
[pagina 251]
| |
Dat zij verrukt is over 't schoon gelijken,
Het fraai portret in den salon moet prijken,
Ja, na een eeuw zegt nog een kleinzoon, schouw,
Dat was mijn grootmama, de schoonste vrouw!
GRAVIN DI TOSCA
Als gij da Vinci evenaardt mijn vrind,
Ben'k tot een opdracht aan u welgezind.
GIUSEPPE
Muziek mevrouw, is d' allerhoogste kunst,
Daar kan elkeen van meegenieten, want
Zíj stelt alleen maar eischen aan 't gevoel,
Vraagt geen ontwikkeling en geen gedachten,
Men kan als violist zeer vaardig spelen,
En toch een groote domoor zijn, mevrouw.
GRAVIN DI TOSCA
Der dommen kunst, ik wis niet minnen zou!
HEGIO
Wat zijn de andre kunsten bij de mijne?
De eedle beeldhouwkunst, stage herhaling,
Van 't hoog moment, toen God de menschen schiep,
Door 's kunstenaars âam, de steen bezield tot leven,
Pygmalion verliefd op Galathee,
(hij dringt zich verliefd aan de Gravin op)
De kunst van Phidias, Angelo Michel,
En die van mij...
GRAVIN DI TOSCA
(hem afwerend)
O neen, ga wat op zij,
| |
[pagina 252]
| |
Want als 'k ook Angelo heel goed kan lijden.
Die Michel vriend, bevalt mij 't minst van beiden.
DAVUSIO
(na een paar sierlijke danspassen en reverenties)
Ziet, alle kunsten zijn vereend in 't dansen,
Gedachte, kleur, gestalte, zoete tonen,
Bevalligheid, natuurlijkheid en vorm.
GRAVIN DI TOSCA
Schoon is het vriend, maar is het ook wel zeedlijk?
Het dansen maakt wat meer dan licht te voet...
DAVUSIO
O neen mevrouw, dat 's tegenwoordig anders,
De heele danskunst is thans omgekeerd,
Zij dansen niet meer gedecolletteerd,
Maar 't is hoog dicht hier... bloot zijn slechts de voetjes,
En allen hebben zij thans kuische snoetjes!
GRAVIN DI TOSCA
Mij dunkt, ik kan hier al heel moeilijk kiezen,
Daarom mijn vrienden weest te saam gegroet,
En helpt elkander om de kunst te dienen,
De hooge kunsten, alle saam vereend,
Die zullen zeker d' allerhoogste vormen...
(Gravin af)
| |
Vijfde TooneelDe kunstenaars.
DEMIPHO
Mij koos ze uit, ze vond mij meer dan Dante!
| |
[pagina 253]
| |
CRITO
Mij koos ze uit, ze noemt mij met da Vinci!
GIUSSEPPO
Der dommen kunst! Ik ga met strijken staken,
Laat dan geleerden het ballet begleiden!
HEGIO
Van Michel niet... Maar veel van Angelo,
Hoe geestig en vernuftig is die vrouw,
Om door een kiesch gezegde aan te duiden,
Dat van 's mans werk de helft haar maar bevalt,
En d' andre helft lijdt aan te plompe vormen.
DAVUSIO
Mijn heeren, heb ik wel haar wil verstaan,
Dan moet gij heden allen fluks er aan,
Neemt vedels, luiten, fluiten en partitie,
En volgt mij voor een groote repetitie.
(Kunstenaars met hun instrumenten af)
| |
Zesde Tooneel.Beata-Sirenetta, Sirenetta-Beata.
BEATA
(in feestgewaad)
Mijn meisje, hoewel ik je dankbaar ben,
Voor al je wijze lessen, graag erken,
Dat jij uitstekend weet, hoe men zich moet
Gedragen in de allerhoogste kringen,
Ervaar ik van jou zulke vreemde dingen,
Speelt zoo hoog spel met 's hertogs een'gen zoon,
Dat als jij voortaan niet je wat betoomt,
| |
[pagina 254]
| |
Ik tot mijn spijt je moet ontslaan. Want weet,
Mijn zending is geen spel, het lot van 't land,
Hangt af van ons gedrag, wanneer 't ons lukt,
Den Hertog voor ons gijzlaars in te nemen,
Geeft hij ons zeker fluks de vrijheid weer,
Wanneer 't gerecht mijn vaders recht erkent.
SIRENETTA
Heeft u van uwen vader reeds bericht?
BEATA
Ja, de koerier is heden aangekomen,
Mijn vader meldt, hij 's doodelijk ongerust,
Omtrent het lot van zijn verdwenen dochter.
En liever hadd' hij heel zijn rijk verloren,
Zijn rang, zijn staat, zijn troon en zelfs zijn schepter
Dan dat zijn eenigst kind hem waar' ontnomen,
Hij slaapt des nachts niet en hij weent des daags,
Loopt krijtend rond en zweert dat hij wil zelf,
Zich als een gijzelaar hier komen melden,
Opdat men hem zijn eenigst kind hergeev'.
SIRENETTA
Die arme vader - hoe hij haar bemint!
BEATA
Gij ziet daaruit, het is van hoog belang.
Dat wij zoo snel het gaat weer wederkeeren,
Bemoei je hier wat minder met de heeren.
SIRENETTA
'k Beloof het u, maar ach 't ligt niet aan mij,
Umberto is gestadig aan mijn zij,
| |
[pagina 255]
| |
Dan is het kussen, dan weer is 't bedreigen,
Dan weer beloften, daarna smachtend zwijgen,
Hoe meer ik hem van mij tracht af te stooten,
Hoe meer zichzelf hij aan mij op wil dringen.
BEATA
Maar heb je hem dan wel je stand verraden?
SIRENETTA
Dat zeker - en dat ziet hij mij toch aan,
Ik draag toch niet, als u, zoo schoone kleeren,
En geen juweelen en geen parelsnoeren,
Zooeven nog zei ik, mijnheer ik ben,
Niets anders dan een heel eenvoudig meisje,
Mijn moeder is een marktvrouw en mijn vader,
Een werkman - ik ben slechts een bloemenmeisje,
BEATA
En wat zei hij?
SIRENETTA
Hij sprak zoo wondervreemd als ik nooit hoorde.
Mijn hart, zei hij, wat doet het kleed er toe,
Wat afkomst en wat ouders of geboorte.
Ik zweer je, dat ik je bemin mijn kind,
Geen stand die niet mijn liefde hief,
Ver boven 's hertogs dochter zelv', mijn lief.
BEATA
Dus hij zou zelfs een bloemenmeisje trouwen?
SIRENETTA
Met andre woorden liet hij mij dat voelen.
| |
[pagina 256]
| |
BEATA
Pas op mijn kind, hoor naar mijn wijzer woord,
Zoo spreken al die hooge heeren tot
't Eenvoudig meisje door hen is bedot,
Als hertogin ken ik ze door en door,
En fluistert hij je weer wat in het oor,
Zeg dan - mijnheer, bemoei u met uw stand,
Wanneer u minnen wilt, welnu dan mint,
Een dame van uw rang, de hertogin....
Bedenk wat schoone toekomst ginds je wacht,
Je krijgt van mij een uitzet en een bruidschat,
Mijn vader zal je aad'len en dan ver,
In een vreemd land, waar geen je afkomst kent,
Leef je, alsof je hooggeboren bent.
SIRENETTA
O, wat bent u toch goed, mijn hertogin,
Nu heb 'k reeds recht in Berto niets geen zin!
(Sirenetta af)
| |
Zevende Tooneel.Umberto. Beata.
UMBERTO
Gegroet Signora... Reeds in feestkleedij?
BEATA
Der vorsten deugd bestaat in stiptheid, heer!
UMBERTO
Dank voor uw les - ik wist ze heusch niet meer,
U zijt bekoorlijk - waarlijk zeer bekoorlijk,
| |
[pagina 257]
| |
Dat fraaie kleed, die schoone spang, maar zie
Past wel die bruine steen bij 't zwart coiffure?
BEATA
Dat is al weer een domheid van dat meisje,
Dat dwaze ding is werklijk niet te houden,
En na het feest stuur ik haar zeker weg.
UMBERTO
Vergeef het haar en houd haar nog een poosje,
Ze is nog jong en kan nog heel veel leeren,
In dienst van zulk een hoogstbeschaafde vrouwe.
BEATA
Ja, als ze dat maar eind'lijk wou beseffen.
Van vroeg tot spa geef ik haar onderricht,
Maar zulke meisjes nemen alles licht,
Zij leven bij den dag en weten niet,
Van al de plichten, die ons, eedlen, drukken.
Een kus, een koozerij, een grap, een dans,
Een minnaar en des Zondags een mooi kleedje,
Dan is ze in haar sas, - 't is me een feetje!
UMBERTO
En 't is misschien verkeerd, dat men meer eischt,
Van andre meisjes, want daardoor ontstaan,
De hoofsche nuffen, half geleerde vrouwen,
Blauwkousen zonder smaak en zonder hart,
Waarvan het tegenwoordig helaas wemelt.
Wanneer een vrouw het zoenen goed verstaat,
Verdient ze voor mathesis hoogsten graad.
| |
[pagina 258]
| |
BEATA
O foei, u bent vandaag al heel ondeugend,
UMBERTO
Daar heeft u drie bewijzen voor mijn stelling.
| |
Achtste Tooneel.Vorigen, Lavinia, Pia, Eleonore.
LAVINIA
(Tot Pia)
Nu fladdert hij weer om de hertogin....
PIA
(Tot Eleonore)
Straks in den tuin ging 't om een kamermeisje.
ELEONORE
Hij schijnt alleen verliefd op domme vrouwen.
LAVINIA
De hertogin kan zelfs geen briefje schrijven.
ELEONORE
Zij kent niet eens het boek van Demipho.
LAVINIA
Zij dacht, dat Regio met beeldjes ventte...
UMBERTO
Die hebben nu al samen meer bekonkeld,
Dan tien bedaagde dames op 't salet,
Signora, dag signora, dag signora,
Suo servo divotissime, mag
| |
[pagina 259]
| |
Ik vragen om een kruimpje van uw disch?
Een korstje van uw geestigheids-pasteitjes?
ELEONORE
O, heeft u Demipho's sonnet gelezen?
PIA
Dat heerlijke sonnet van Demipho!
LAVINIA
Wij drieën zijn er vol van, Demipho
Ach zanger waarlijk bij der goden gratie!
UMBERTO
't Sonnet van Demipho, welk nummer meent u?
Uit d' eersten tijd, als hij de vrouwen mint,
Ze roemt de parels aan de kroon des levens,
Of uit den tweeden tijd als hij ze haat,
Dan heeten ze handlangsters van den satan,
Of uit zijn derde... bui... dan is het weer,
Verachting zijn ze waard, geen greintje meer.
PIA
O neen... Wij hebben thans weer zijne gunst herwonnen,
UMBERTO
Den hemel dank... dat lucht mij op voor jelui.
LAVINIA
In 't laatst sonnet, zegt hij, vol diep berouw,
Begin en eind, 't blijft altoos toch de vrouw.
BEATA
En in dien tusschentijd dan moeten wij,
| |
[pagina 260]
| |
Afwisslend duivelin of engel spelen?
UMBERTO
Daar trek ik tusschen uit, dat geeft krakeelen,
En 'k zoek beschutting bij die kleine kat,
Die beiden is te saam... nog meer... maar wat?
Tot straks mijn dames aan het feestlijk maal,
En veel genoegen met de dichterstaal.
(Umberto af).
| |
Negende Tooneel.Vorigen, Beata.
PIA
Veroorloof jonkvrouw mij een enkle vraag,
Wie staat te Pisa aan het hoofd der dichters?
BEATA
Het zijn bij ons thans allen nieuwe-lichters,
En elk erkent zichzelven slechts als hoofd.
LAVINIA
Ach, wat dat voor de littratuur belooft!
ELEONORE
Maar wat is dan wel het voornaamste tijdschrift?
BEATA
Wèl, 't geen geleid wordt door 't voornaamste hoofd.
PIA
Ach, welk een schoone overvloed van gidsen!
| |
[pagina 261]
| |
LAVINIA
Geen sterveling behoeft daar zelf te zoeken.
Wat of hij mooi kan vinden en wat niet.
ELEONORE
En wijzen al die gidsen éénen weg?
BEATA
O neen, elk kent een andren weg naar 't schoone.
PIA
O hoe heerlijk!
LAVINIA
O, hoe begeerlijk!
ELEONORE
O, hoe eerlijk,
Als elk zijn eigen ronde meening zegt,
Zoodat je nooit je zelve kunt vergissen,
Want wat j' ook zegt, ten slotte is 't altijd,
De meening van één gids-autoriteit.
| |
Tiende Tooneel.Vorigen, Graaf di Tosca.
GRAAF DI TOSCA.
Ik heb hem al half staan, 'k ben nog half wijs,
Zoo speelt men d' edelman wel naar den eisch.
Signora wees gegroet,... gegroet mijn dames!
BEATA
Gegroet mijnheer, hoe vaart uw gemalin?
| |
[pagina 262]
| |
GRAAF DI TOSCA
Zij heeft het hier volkomen naar heur zin,
De vormen aan het hof hier te Modena,
Bevallen haar te goed....
LAVINIA
En u mijnheer?
Hoe voelt u zich aan het Modeensche hof?
GRAAF DI TOSCA
Wel kleine meid - het is me hier wat grof.
PIA
Te Pisa heer, is men ook zoo verfijnd,
Geen and're stad kan Pisa's fijnheid volgen.
GRAAF DI TOSCA
Ja juffie, zeg dat wel, bij ons is 't al,
Berekend op 't effect van de verfijning,
De toren staat er scheef, alleen opdat,
Men niet zal zeggen, wij zijn achterlijk.
LAVINIA
O hoe heerlijk!
PIA
O, hoe begeerlijk!
ELEONORE
O, hoe eerlijk,
Een toren schuin in plaats van recht te bouwen!
GRAAF DI TOSCA
't Heeft ook zijn nadeel juffer, als je wat,
| |
[pagina 263]
| |
Te vol van zoeten wijns naar huis komt en
Je ziet den toren schuin, dan denk je licht,
Mij dunkt, ik ben wat dronken, als je dan,
In een portiek je dutje doet en frisch
Gelijk een hoentje opstaat, zie je weer,
Den toren uit het lood.... dan denk je wàt,
'k Ben nog mijn roes niet kwijt, je gaat weer slapen,
Totdat je eindelijk je zelf bezint,
En denkt, een van ons is doorloopend vet,
Ik - of die daar dien toren heeft gezet....
LAVINIA
En wat is d'allernieuwste schildersrichting,
In 't centrum der Toscaansche kunstnaarsveste?
ELEONORE
Is aquarel of olieverf thans mode?
PIA
Voor-Rafaëlsche school? Na-Rafaëlsch?
GRAAF DI TOSCA
Ze hebben nu van allebei genoeg,
En schildren weer precies als Rafaël.
LAVINIA
Ach hoe heerlijk!
PIA
Ach hoe begeerlijk....
ELEONORE
Hoe eerlijk,
Om nu weer Rafaelo na te schilderen!
| |
[pagina 264]
| |
LAVINIA
Dus alle schilders zijn bij u nu Rafaëls?
GRAAF DI TOSCA
Neen allen niet, er zijn er ook die ruiten,
En stopverf voor hun nuttge kunst gebruiken.
PIA
Ach.... ruiten zegt u.... ruiten.... zijn 't nu ruiten?
Hoe of ze toch in Pisa altoos weer,
Wat nieuws verzinnen.... eerst waren het punten,
Wie niet met ronde punten schildren wou,
Was tweederangs.... en, nu, ach ruiten,
O heerlijk, 't carrérisme in de mode,
'k Ben volbloed carrériste.... zoete kunst,
Van stip tot vierkant.... heerlijk carrérisme....
(af)
LAVINIA
Stopverf-techniek, dat is dus thans het nieuwste?
Geen olieverf, geen waterverf, pastel
Dekverf, sanguine, sepia en ets,
Verouderd, ach nu dweep ik al met stopverf,
Hoe nieuw, hoe fraai, de stopverf-ruit-techniek!
(af)
ELEONORE
Gegroet mijnheer, ik dank u voor uw woord.
Nu weet ik weer, wat men te prijzen hoort!
(af)
| |
Elfde Tooneel.Graaf di Tosca, Beata later gravin di Tosca.
GRAAF DI TOSCA
'k Geloof, 'k moet nog een fleschje gaan verschalken,
| |
[pagina 265]
| |
Bij die drie ben ik nog bepaald dood-nuchter,
BEATA
Neen graaf, dat is de smaak der hoogre standen,
Dat is de hooge kunstbeoefening,
Waarvan wij menschen toch geen steek begrijpen.
GRAAF DI TOSCA
Sjt... je beleedigt de gravin di Tosca
(Gravin op)
Die heeft het in de kunst al ver gebracht,
De kunstnaars vechten om haar kunstcritiek,
En zijn op haar protectie als verzot.
GRAVIN DI TOSCA
Dag kindlief... zijn we hier alleen... och zeg
Me gauw, wat staat er op dees brief geschreven,
't Werd mij gestuurd door Maestro Demipho.
BEATA
(leest)
Sonnet...
GRAVIN DI TOSCA
Wat is dat kind?
BEATA
Ik weet het niet... weet jij het wellicht vader?
GRAAF DI TOSCA
Kijk aan... daar vliegt het mij juist door het hoofd,
Flap... daar is 't... neen... het is al weer weg,
(hij doet alsof hij een kapel najaagt)
Daar heb ik 't weer.. neen.. niet.. mis.. raak.. nu daar..
| |
[pagina 266]
| |
GRAVIN DI TOSCA
Gelukkig, nu is hij al weer goed dronken,
GRAAF DI TOSCA
Sonnet... dat is een vluchtig vlindertje,
Met mooie vleugels, die je met een speld,
Door 't lichaam opprikt in een glazen kastje,
Daar staat die schoone smart voor elk te kijk!
BEATA
(leest)
Opgedragen aan de doorluchte vrouwe,
Gravinne Amalia di Tosca, kenster van,
En beschermster van de kunsten en wetenschappen..
GRAAF DI TOSCA
Dat ben jij wijf...
GRAVIN DI TOSCA
(geërgerd)
Dat ben ik zeker...
BEATA
(leest)
't Doorlucht geslacht heeft eenmaal nog gebloeid,
Om d'allerzoetste vruchten te vertoonen...
GRAAF DI TOSCA
Wij zijn verraden... dat slaat op de uien!!
BEATA
(voortgaande met lezen)
Modena voelt zich fier nu kwamen wonen,
In hare vest wat allen hield geboeid
In Pisa, dat van kunsten overvloeit,
Beata, uitverkoren van al schoonen,
| |
[pagina 267]
| |
Beheerscheres in 't rijk van tinten, tonen,
Wier kunst en kennis ons houdt vast geboeid.
GRAAF DI TOSCA
Wat zeit-ie van mij, den graaf di Tosca?
BEATA
(voortlezend)
Gegroet Beata, kind van vorstenbloed,
Neem aan de huldiging der fraaie kunsten,
Die zich verheugen om uw gijzellot,
Want met u gijzelde Modena vroed,
Der Muzen en Fortunas milde gunsten,
Daar schoonheid rijst, den kluisteren ten spot.
GRAAF DI TOSCA
Hij richt het vers aan de gravin di Tosca,
En 't is bestemd voor onze hertogin,
Let op... die snuiter ruikt wat van de waarheid,
De dochter wil hij en hij vleit de moeder...
BEATA
Neen vader, dat is zoo een hoofsche zede,
Zoo'n dichter wil ons maar alleen beduiden,
Dat hij wel gaarne mijn protectie had.
GRAVIN DI TOSCA
Dat 's jammer, het zou anders aardig wezen,
Kwam je nu maar meteen hier aan den man,
En trouwde met zoo'n hooggeleerden schrijver,
GRAAF DI TOSCA
Waarachtig niet, ze is nu hertogin,
| |
[pagina 268]
| |
En als zoodanig heeft ze aanspraak op,
Des hertogs zoon - geen sikkepitje minder,
Mijn dochter trouwt niet onder haren stand.
GRAVIN DI TOSCA
Dan heeft ze hoogstens rechten op een graaf.
GRAAF DI TOSCA
Een graaf... nu goed dan als het moet,
Maar lager daal ik niet den ladder af,
Stand hoort bij stand, gepeupel bij gepeupel...
GRAVIN DI TOSCA
Man drink nog wat, je bent zoo nuchter als
Een zuig'ling zonder baker... pas toch op,
Straks loopt het in het oog wie of we zijn,
Hier... neem die mee... Falerno is 't van Capri,
En die nog, Nebiolo van Piemont,
Dat 's oude Ghemme... en dat is Toscaansche...
(Graaf af, zijn arm vol flesschen, die hij met weerzin bekijkt).
| |
Twaalfde Tooneel.Gravin di Tosca. Beata.
GRAVIN DI TOSCA
En heb je in 't geheel geen hoop op hem?
Of is hij nog verkikkerd op dat meisje?
BEATA
Ik heb haar straks gesproken en 'k heb hoop,
Dat zij zich nu wat netter zal gedragen.
| |
[pagina 269]
| |
GRAVIN DI TOSCA
We deden dom om haar hier mee te nemen,
En waar' ik jou, 'k joeg haar heden weg.
BEATA
En wie zal mij dan bij het gastmaal helpen?
Mij wijzen hoe ik mij gedragen moet,
Het antwoord fluistren op geleerde vragen,
De hoofsche woorden leeren, waarmee men,
Een hertog aan het einde van een feestmaal dankt?
Neen moeder, 'k heb die deern nog heden noodig,
Hoe zeer zij ook mijn huwlijksplannen kruist.
GRAVIN DI TOSCA
Wij grooten staan wat uit met knechts en meiden,
Ik wist het nooit, maar waarlijk, 't is een ramp,
Kom mee mijn kind, ik moet je vader helpen,
Die man is niet meer tot een roes te krijgen,
En komt hij niet beschonken reeds aan 't maal,
Dan schept hij in zijn nuchterheid kabaal.
(beiden af).
| |
Dertiende Tooneel.Hertog Francesco. Graaf Reni.
HERTOG FRANCESCO
Ik ben waarachtig bang, die heethoofd zal,
Dat meisje meer beloven dan hij houdt.
GRAAF RENI
Zij zorgt wel zelv', dat 't bij beloven blijft,
Daar zijn ze... let nu op... ai... die was raak,
| |
[pagina 270]
| |
Klap... klap... die was niet voor de poes, signor!
(In de verande Umberto met Sirenetta die hem klappen uitdeelt, terwijl hij een kus wil stelen).
HERTOG FRANCESCO
Hahaha,... niet voor de poes, heel juist,
Maar van de poes en pijnlijk voor den kater!
GRAAF RENI
Het is een drommels aardig snoetje... wat?
HERTOG FRANCESCO
Kleed zulk een deern in kostbare gewaden,
En zij steekt edelvrouwen naar de kroon.
GRAAF RENI
Een mooi idee... heer hertog, als wij 't deden,
Dan hadden wij een grap te meer aan tafel,
Wij trekken haar wat mooie kleeren aan,
Dan zetten wij haar bij de hoofsche juffers,
En stellen haar als een gravinne voor,
Uit het gevolg van hertogin Beata,
Daar zullen wij tooneeltjes van beleven,
Dat frissche kind, vol humor en natuur,
Te midden van die dweeperige nuffen...
HERTOG FRANCESCO
Maar heeft de hertoginne daarmee vree?
GRAAF RENI
Wij laten door Umberto het heur vragen,
| |
[pagina 271]
| |
Die krijgt bij vrouwen nog al gauw zijn zin!
HERTOG FRANCESCO
Hahahaha.... Let op hoe hij daarginds zijn zin krijgt,
In heel den slag kreeg hij niet zooveel klappen,
Van de Modeensche helden als nu hier,
Van 't kamerfeeksje van de gijzelaarster!
(Beiden lachend af).
| |
Veertiende Tooneel.Umberto, Sirenetta-Beata.
UMBERTO
Ik zweer Sireentje, 't is geen grapje meer,
Ik heb je lief, ik zweer je 't bij mijn eer.
SIRENETTA-BEATA
Is 't waar?... U zegt het met iets in uw toon,
Dat mij wat anders schijnt dan vrouwenhoon.
UMBERTO
't Is zoo waarachtig, dat ik je beloof,
Al waar 't in dezen stond met je te vluchten,
En rang en stand en troon te laten varen,
Om jou geheel in liefde te bezitten.
SIRENETTA
Daar waait de wind weer uit den slechten hoek,
Want is Umberto met Sireentje zoek,
Dan zal Umberto wel gevonden worden.
Maar Sirenetta voert men niet terug,
Zij blijft verloren - evenals haar eer.
UMBERTO
Wat wil je dan mijn lief?
| |
[pagina 272]
| |
SIRENETTA
Ik? Niets mijn heer,
Wat zou ik anders willen dan mijn rust?
UMBERTO
Maar ik wil meer, ik laat je niet met rust,
Niet rusten zal ik voor 'k je heb verworven,
Zeg wat je eischt, noem op, noem op, wat wil je,
Een koffer vol gewaden van satijn?
Een kist kleinooden, parels en juweelen,
Een beurs met goudgeld, en een eigen huis?
Bedienden, paard en rijtuig, alle rijkdom...
SIRENETTA
Dat is geen rijkdom heer... 't is zonder eer,
En rijkdom zonder eer, blijft arme schande.
UMBERTO
Ik schenk je titels, wapens en zelfs landen...
SIRENETTA
Dan had het armste meisje op mijn land,
Toch noch iets meer dan ik, ik waar de armste,
Van heel mijn rijk... signor ik dank je zeer,
Houd titel en houd land... ik houd mijn eer...
(Sirenetta af).
| |
Vijftiende Tooneel.Umberto, later graaf Reni.
UMBERTO
(alleen)
Zij heeft gelijk... wie zooveel deugd bezit,
| |
[pagina 273]
| |
Is rijker, dan wie kisten heeft vol schatten,
Bezit een echter adel dan van brieven,
En hoogren rang dan zelfs een kroon verleent.
De eer der maagd... ziedaar een bloesemkroon,
Waarmee natuur in hare mildste bui,
Elk meisje bij 't geboren worden tooit,
En zou ik dan, die de natuur zelv' kroonde,
Mijn kroon, een werk van handen en van menschen,
Onwaardig achten? Ziet, dat waar dan toch,
Verkrachtiging der natuur ter wille van,
Begrippen, die zeer onnatuurlijk zijn...
GRAAF RENI
Daar zit de minnaar nu in duizend nooden,
Zoo doffer, is het duifje weer ontsnapt?
UMBERTO
Lach niet mijn vriend, ik ben het lachen moe,
GRAAF RENI
'k Geloof je graag, we speelden kiekeboe,
Mijn heer je vader en je trouwste vriend,
En zagen hoe dat heksje daar flip-flap,
Je leerde hoe van Don Juan die lacht,
Men ras een Don Juan die huilt kan maken...
Maar 'k heb een middel om je op te vrool'ken,
En dat meteen je van de liefde heelt.
UMBERTO
Onmogelijk...
GRAAF RENI
Zeg niet onmooglijk vriend,
Want in de liefde is er niets onmooglijk.
| |
[pagina 274]
| |
UMBERTO
Dat woord is meer waar dan je zelf vermoedt.
GRAAF RENI
Wie heden je in vuur en vlammen zet,
Wordt morgen nauwlijks nog maar opgelet.
'k Begrijp, dat jij dat kamerkatje mint,
't Is een natuurlijk, frisch en vroolijk kind,
En dat heeft voor ons lieden veel bekoring,
Die steeds gewend aan vormen en vernuft,
Te dikwijls overslaand tot onnatuur,
Ons aan des harten eenvoud laven, als
Een drinker soms aan de teug regenwater.
Maar daarom is het water niet te stellen,
Als drank verkoren boven fijnen wijn,
Kleed nu zoo'n volkskind eens in mooie kleeren,
En breng haar in het midden van een groep
Beschaafde vrouwen, aad'lijk van geboorte.
Dan is ze links, onhandig, plomp en dom,
En toont de keerzij van eenvouds medaille.
UMBERTO
Dat's theorie - praktijk zou 't anders leeren.
Ik wed, waarom je wedden wilt, dat zij,
Al waar zij heden aan ons feestmaal gast,
Aan edelvrouwen lesjes uit kon deelen.
GRAAF RENI
De weddenschap is aangenomen vriend,
Wij wedden om een Florentijnsche rusting.
UMBERTO
Hier is mijn hand...
| |
[pagina 275]
| |
RENI
Ik zorg voor hare kleeren,
UMBERTO
En ik vraag aan heur meesteres 't verlof,
Voor 't vroolijk spel.
| |
Zestiende Tooneel.Vorigen, Beata.
BEATA
Stoor ik u hier mijnheeren
UMBERTO
Niet in het minst... mijn vriend sprak juist van u.
BEATA
Hoe vleiend...
GRAAF RENI
Kan het anders zijn signora,
Waar geest en schoonheid heerlijk zijn vereend,
Met goede vormen, aangeboren adel,
Zoo onderscheiden van het pratte doen,
Der nieuwe rijken, die men thans vaak ziet,
Bij feest en spel en die door hun manieren,
Hun plompen aard, hun opgeblazenheid,
Maar al te duidlijk hunne afkomst melden,
Wij hadden 't juist nu over echten adel,
Die nooit zich kan verloochnen, waar 't ook zij.
Want kleed een edelman in beedlaarspij,
De wijze, waarop hij de hand ophoudt,
| |
[pagina 276]
| |
Zal nog zijn adelijke afkomst konden,
En evenzoo, kleed iemand uit het plebs,
In vorstenpurper, steeds zal de proleet,
Al waar 't ook door den plooival, zich vertoonen,
Umberto nu bestrijdt dit, 'k nam als voorbeeld,
Uw kamerjuffrouw, Sirenetta, die
Den Hertog 't hoofd op hol probeert te brengen.
BEATA
Ik heb het meisje al reeds streng vermaand.
GRAAF RENI
Wanneer zij heden aan het gastmaal zich,
In 't kleed van een gravinne zou bewegen,
Zal het den hertog zeker toonen, zei ik,
Wanneer hij haar gedrag en 't uwe ziet,
Wat ware adel is en wat geleende.
BEATA
O neen... tot zulk een spel leen ik mij niet.
Gij zoudt mij als een dienstbô willen kleeden?
GRAAF RENI
O neen, 't is ver van ons dit spel te drijven,
Wij weten, welken eerbied wij u zijn
Verschuldigd hertogin, maar zie de deern,
In het gravinne-kleed te midden van
Een groepje zeer beschaafde, hoofsche juffers,
Zal door haar linksche woorden en manieren,
Ons allen, u en mij, den Hertog en
Umberto zelf, een bron zijn van vermaak.
| |
[pagina 277]
| |
BEATA
Neen heer... mij schijnt dat spel wat te onwaardig.
UMBERTO
Wij zijn hier niet zoo stijf als in Toscane,
En daar 'k het u als gunstbewijs verzoek,
Meen ik, dat u mij dat niet weigren moogt....
BEATA
Maar als zij nu eens niet zich links gedraagt,
En d' edelvrouwen in de schaduw stelt?
UMBERTO
Dan is de vreugd nog grooter en het feit,
Dat uwe dienstbôo meer beschaving heeft,
Dan een Modeensche freule, eert Toscane.
GRAAF RENI
Mij dunkt, u moogt ons dat plezier niet afslaan.
UMBERTO
Jonkvrouw, u moogt u zelv dees eer niet weig'ren,
Tot uwe schand kan 't vroolijk spel nooit zijn.
BEATA
Ik weet niet heeren of ik wel het recht heb,
Een meisje, dat mij, gijzelaarster volgt,
Tot zotskap van een feestmaal uit te leev'ren.
GRAAF RENI
En als zij zelve wil... daar is ze juist,
Dan bent u toch van alle zorg bevrijd...
(Sirenetta op.)
| |
[pagina 278]
| |
GRAAF RENI
(tot Sirenetta)
Mejuffrouw, neemt u aan het gastmaal deel?
SIRENETTA
Het deel, dat mijn bescheidenheid bedeeld is,
Dat neem ik... neen dat krijg ik, nemen is
Te veel... ik zal mijn meesteresse dienen,
En achter haar, ook van het feest genieten.
UMBERTO
Wat zou je zeggen als wij je voor heden,
Eens plaatsten aan de zij der edelvrouwen?
SIRENETTA
Ik niets, maar wat de edelvrouwen zeiden,
Dat zou ik hier niet al te graag verbeiden.
GRAAF RENI
Zoo is het niet gemeend, wij geven je,
Ook mooie kleeren en een fraaien naam,
Bijvoorbeeld burchtgravinne di Amaro,
En als je aan de tafel je gedraagt,
Zooals een edelvrouw en niemand merkt,
Dat jij maar een vlug kamerkatje bent,
Dan mag je al je mooie kleeren houden...
SIRENETTA
(tot Beata)
Wat denkt mevrouw?
BEATA
Ik laat de keus aan jou.
| |
[pagina 279]
| |
SIRENETTA
Dan top, voor mooie kleeren ben 'k te vinden,
En 'k heb genoeg van u geleerd, jonkvrouw,
Om tusschen freules niet te dom te schijnen...
(allen af, behalve Beata)
BEATA
Zoo'n feeks, zoo'n duivelin, zoo'n valsche kat,
Wat moet ik nu aan 't feestmaal gaan beginnen?
Want aller oog is nu op ons gericht,
Zoo'n heks, zoo'n mormeldier, krijg ik haar hier,
Ik krab haar beide oogen uit 't gezicht...
| |
Zeventiende Tooneel.Beata, graaf en gravin, Sirenetta.
GRAVIN DI TOSCA
Wat deert u hertogin, ik zie u grient,
Verlangt u naar uw diepbedroefden vader,
Die ginds om zijn verdwenen dochter treurt?
GRAAF DI TOSCA
Daar ben ik weer, nog altijd ben 'k niet zat,
't Is met dien drank een duivelsch werk - als ik,
In Pisa maar een enkel fleschje dronk,
Was ik al in de stemming en nu hier,
Kan ik met flesschen niet mijzelf bedriegen,
'k Blijf nuchter denken, 'k moet mij nu bedrinken,
Dat zweer ik je, keer ooit ik weer naar honk,
Dein word ik vaste klant der regenpomp.
| |
[pagina 280]
| |
BEATA
Ik vrees, die pomp zal u nooit nuchter zien,
Want als van avond niet verraden wordt,
Dat wij maar doodgewone menschen zijn,
Dan vader staat de wereld op zijn kop.
GRAVIN DI TOSCA
Wat is er nu weer aan de hand mijn kind?
BEATA
Zij hebben 't in hun hoofd gekregen om
De dienstmaagd, die ons zoo van hulp kan zijn,
Gelijk een edelvrouw te kleeden en,
Als een gravin van oud Toscaansch geslacht,
Uit ons gevolg wordt zij thans voorgesteld,
En zoo zit zij bij edelvrouwen aan.
GRAVIN DI TOSCA
Dat sta 'k niet toe, dat lijdt mijn adel niet,
Ik zit niet met mijn dienstmaagd aan één disch.
BEATA
't Is 's hertogs zoon, die haar het zelf verzocht,
Ik deed al wat 'k vermocht het te verhoeden,
Maar 't mocht niet baten en hoe zal ik nu,
Aan tafel weten, hoe 'k mij moet gedragen?
GRAAF DI TOSCA
Gedraag je naar je aard, dat is het best,
En als ze zeggen, dat je dat niet staat,
Dan vraag je maar hier aan je moeder raad,
| |
[pagina 281]
| |
Die zegt het je misschien nog wel in rijmen,
Zij kent het heele vers al uit haar hoofd,
En heeft je vader straks een kool gestoofd,
Toen zij 't Sonnet met luider stemme zei,
Alsof ze het van het papier kon lezen.
GRAVIN DI TOSCA
Wel zeker zal ik zorgen voor mijn kind,
Ik heb een plan... wanneer men ons beduidt,
Dat wij niet de Modeensche vormen volgen,
Dan zeggen wij, wij zijn Toscaansche eedlen,
En dat zijn zoo in Pisa de manieren.
BEATA
't Is 't laatste middel, zij het dan aanvaard,
Men is alleen gelukkig in zijn aard!
(alle drie af)
| |
Achttiende Tooneel.Reni, Umberto, Sirenetta.
Beata-Sirenetta in edelvrouwen-gewaad. GRAAF RENI
Uitstekend meisje, een volleerde dame,
Umberto, ik begin nu al te vreezen,
Dat jij het Florentijnsche harnas wint.
UMBERTO
Ik wist niet, dat jij zoo een dame waart,
Mij dunkt 't zou zonde zijn als jij ooit weer,
Je kleedde in je daagsche meidenpakje...
| |
[pagina 282]
| |
BEATA-SIRENETTA
Mijn heer, ik meen elk kléedje staat ons goed,
Dat wij met eere dragen...
GRAAF RENI
Dat is waar,
Maar toch de vogel schat men naar zijn veeren.
BEATA-SIRENETTA
En naar zijn zang, de nachtegaal is grauw,
Maar hij zingt mooier dan de bronzen pauw.
GRAAF RENI
Op elk woord heeft zij 't slagwoord al van pas,
Ik ga de rusting reeds bestellen vriend.
(Reni af)
UMBERTO
Beloof mij één belofte, schoon sireentje,
Zorg dat je niet te dartel wordt van avond,
Het vroolijk spel kan wellicht ernstig worden,
Wanneer je zoo mijn vader ook bekoort,
Dan durf ik hem daarna een voorstel doen,
Je met het kleed meteen je naam te laten.
En van een burchtgravin tot hertogin,
Is dan de weg niet ver... wat denk je daarvan?
BEATA-SIRENETTA
Ik denk, dat ik zal zijn zooals ik ben,
En ben ik dartel, dat uw vader dan,
In hemelsnaam mijn dartelheid ontziet.
| |
[pagina 283]
| |
Mishaagt het hem, welnu trouw mij dan niet,
Dat is een mooie reden voor een minnaar,
Wanneer hij van zijn liefje afstand doet,
Omdat haar geest zijn vader niet bevalt,
Of wijl zijn tante haar te vroolijk vond,
Of omdat grootmama haar niet kan lijden.
De ware liefde kent alleen zichzelf,
Die liefheeft, hij verlate vader, moeder,
Wanneer hij daardoor grootren schat verwint,
Een vrouw, die hem van ganscher hart bemint.
UMBERTO
Je hebt mij lief? Beloof mij wederliefde!
SIRENETTA
Het deurtje van mijn hart staat op een kier...
UMBERTO
En voor het deurtje staat een man te smachten.
SIRENETTA
Des harten deur staat open of is dicht,
UMBERTO
Dan snel de klink van 's harten deur gelicht...
(hij kust haar
SIRENETTA
Pas op, laat nog je kussen niet zoo klinken,
Je zoudt mijn dartelheid te gauw verdrinken!
(Zij omarmen elkaar. Scherm
Einde van het tweede bedrijf.
|
|