| |
| |
| |
4. Onaangename ontmoetingen te Calecuta. Terugreis naar Portugal.
Den volgenden morgen liet de gama den Cutwal en den Faktoor verzoeken by hem te komen, om de geschenken te zien, welke hy voor den Samorin hadgeschikt. Deeze bestonden in vier stukken scharlaaken, zes hoeden, vier koraal-struiken, een stuk kooper, een kist zuiker, twee vaten oly, twee vaten honig en eenige andere zaaken van even zo weinig belang. De Cutwal en de Faktoor begonnen spytig te lagchen, toen zy deeze dingen zagen, en zeide den Admiraal ronduit, dat dit geen geschenk was voor eenen koning. De armste koopman, die de haven van dit land inliep, gaf zelfs betere zaaken. Wanneer hy den Samorin een geschenk wilde aanbieden, moest dit in goud bestaan; dat 'er geen ander geschenk zou aangenomen worden.
De Gama was verleegen, en zeide met eenige drift: dat hy geen koopman, maar | |
| |
een gezant was, en dat het geschenk van hem kwam, en niet van zynen Koning, die niet eens wist, dat 'er een Vorst, als de Samorin, in de waereld was, anderszins zou hy, zo hy een geschenk had willen maaken, zekerlyk goud, zilver en andere kostbaarheden gezonden hebben. De Gama vergat, toen hy dit zeide, zyne verzeekering, welke hy gisteren had gedaan, dat zyn Heer hem uitdrukkelyk had gezonden, om met den Samorin een verband van vriendschap te sluiten : eene gewoone uitwerking van de drift, welke gemeenlyk veroorzaakt, dat men zonder overleg spreekt.
Men antwoordde hem: dat dit wel kon plaats hebben; maar dat de gewoonte des lands het zo met zich bragt, dat elke vreemdeling, die den Koning begeerde te spreeken, hem een aan zynen rang gepast geschenk geeven moest; en wanneer de Admiraal hierop zeide, dat hy zyn geschenk, zo men hetzelve langer mogt versmaaden, wederom aan boord zou laaten brengen, verzeekerde men hem, dat hy 'er zeer wel aan zou doen. Hy verklaarde vervolgens met nog meerder drifts, dan te vooren, dat hy- | |
| |
zelf by den Samorin gaan, en van het geheele geval kennis geeven zou. De Cutwal en de Faktoor namen hierin genoegen; verzochten hem echter, om zo lang te wachten, tot dat zy weder kwamen dewyl zy nog zekere bezigheid hadden te verrichten.
En deeze bezigheid was geen andere, dan den Admiraal by den Samorin zwart te maaken, waartoe zy, gelyk de Gama daarna ontdekte, van de zogenaamde Mooren waren omgekocht. Deeze waren naamelyk op de gedachten gevallen, dat de komst der Portugeezen op deeze kust voor hunnen eigen handel in 't vervolg van tyd zeer nadeelige gevolgen zou kunnen hebben, en zy hadden dus den toeleg gemaakt, om het eensdeels door omkoopingen, anderdeels door hen verdacht te maaken, zo verre te brengen, dat men den Admiraal met al zyn volk van kant zou helpen, om te verhoeden, dat 'er niet een van hen naar Portugal wederkeeren, en van de gemaakte ontdekking bericht brengen kon.
Tot dat einde wierd aan den Samorin voorgesteld, dat de Gama geen gezant, maar een zeeroover was, tegen wien men op | |
| |
zyne hoede zyn moest; en om dit gezegde waarschynelyk te maaken, verhaalden zy hem de geweldenaaryën, welke hy op de Afrikaansche kust had gepleegd, waarvan hunne kooplieden hen kennis hadden gegeeven. Als een tweede bewys voor de waarheid deezer kwaadspreekendheid, deeden zy verslag van het slecht geschenk, het welk hy hem had willen doen, en vroegen: of het wel waarschynelyk was, dat de ééne Koning den anderen zulke armhartige dingen zou aanbieden?
Door deeze en andere soortgelyke voorwendselen bereikten zy hun oogmerk. De Samorin wierd toornig; en de Cutwal liet den Admiraal wachten tot den volgenden middag, eer hy weder by hem kwam. De Admiraal wilde hierover zyn misnoegen te kennen geeven, maar men sloeg 'er geen acht op. Inmiddels voldeed men aan zynen wensch, om by den Samorin gebragt te worden.
Maar de Samorin liet hem, nadat hy aangediend was, drie geheele uuren wachten, en vroeg hem, toen hy eindelyk binnen gelaaten wierd, met een vry onvriende- | |
| |
lyk gelaat: waarom hy gisteren niet was gekomen? De Admiraal wilde zich verschoonen; maar de Koning viel hem in het woord, en begeerde te weeten, waarom hy, indien hy van zulk een groot en magtig Koning als een gezant gezonden was, geen geschenken had medegebragt? Op het antwoord, dat dezelven in 't vervolg van tyd zouden medegebragt worden, hernam de Samorin: dat hy dan nu voor ditmaal het gouden Maria beeld begeerde, 't welk men hem had gezegd, dat de Admiraal by zich had. De Admiraal, die door het bygeloof van zynen tyd wederhouden wierd, om zich van dit gewaand heiligdom te ontdoen, antwoordde met eenige verleegenheid: dat het beeld, waarvan hy sprak, niet van goud, maar slechts van hout en verguld was, maar dat hy aan hetzelve zyne behoudenis op de zee had te danken, en het uit dien hoofde niet geeven kon. Hierop bragt hy zyne geloofs-brieven te voorschyn, waarvan de een in de Portugeesche, de ander in de Arabische taal geschreeven was, en begeerde, dat, dewyl men de overige Mooren niet kon vertrouwen, zyn vriend Bon- | |
| |
taybo dezelven zou vertolken. Nu wierd den Samorin het volgende voorgeleezen: ‘dat de Koning van Portugal had vernomen, dat de Koning van Calicuta de magtigste onder de Indiaansche Vorsten, een Christen was; dat hy uit dien hoofde wenschte, een verbond van vriendschap en koophandel met hem te sluiten, om Portugeesche waaren of ook goud en zilver tegens Indiaansche speceryën te verruilen. Dat de Admiraal, zyn gezant, breedvoeriger naricht daarvan zou geeven.’
Zyne Indiaansche Majesteit schepte in den inhoud van dien brief groot genoegen, dewyl hy zich uit den koophandel met de Portugeezen voordelen beloofde. Zyn gelaat klaarde op het oogenblik op; hy onderzocht, wat het voor waaren zyn zouden, welke men dacht derwaards te brengen; en dewyl de Gama te kennen gaf, dat hy van alle deeze waaren eenigen voor eene proef had medegebragt, moedigde hy hem aan, om dezelven aan land te brengen, en zo voordeelig te verkoopen, als hy kon.
De Mooren zagen zich hierdoor onverwachts te leur gesteld. Zy zetten dus den | |
| |
Cutwal door voorstellingen en omkoopingen aan dat hy den Admiraal onder eenig voorwendsel zou gevangen neemen. De Cutwal voldeed aan hunne begeerte, en volgde den Adrniraal, die reeds naar de haven Padarane op weg was, spoedig. Toen hy hem achterhaald had, berispte hy hem over den grooten haast, welken hy in zyn vertrek maakte, 't welk schynen kon alsof hy wilde ontvluchten; en wanneer de Admiraal by zyne komst te Padarane, terstond een schuit begeerde, om nog denzelfden avond aan boord te gaan, raadde hy hem zulks af onder het voorwendsel, dat de schepen verre van land waren, en dat hy ze in de duisternis van den nacht niet ligtelyk vinden zou.
De Gama, die thans zeer wel merkte, wat men met hem voorhad, stond 'er nu te sterker op, dat men hem een schuit zou bezorgen, en dreigde, dat hy 'er by den Samorin over zoude klaagen, zo men hem de minste hinderpaalen in den weg mogt leggen. Vervolgens veinsde men, alsof men aan zyn verlangen wilde voldoen, en zond volk uit om een schuit, maar dit was vruchteloos. De Cutwal had reeds vooraf alle | |
| |
schippers laaten aanzeggen, dat zy zich met hunne schuiten of booten zouden verwyderen. Dus keerden de gezondenen onverrichter zaak weerom, en de Gama moest tegen wil en dank aan land blyven.
Den volgenden morgen ligtte de Cutwal het momäangezicht ten eenemaal af, en belastte den Admiraal met eene gebiedende stem: dat hy zyne schepen nader aan land zoude laaten komen, vermits men hem anderszins niet zou toelaaten aan boord te gaan. Deeze eisch had niets anders ten doel, dan de overige Portugeezen en de schepen even zo, als den persoon van den Admiraal, te bemagtigen.
De Gama, dien dit oogmerk niet kon verborgen blyven, toonde over de wyze, waarmede men hem hier behandelde, zyn groot misnoegen, en herhaalde de bedreiging, dat hy naar den Samorin gaan, en klaagen zou. Men liet zulks zo het scheen in zyne keuze; maar toen hy wilde heen gaan, vond hy de deur van zyn vertrek geslooten, en men had 'er eene wacht met ontblootte zwaarden voor geplaatst.
De omstandigheden, waarin de Gama
| |
| |
en zyne reisgenooten waren, was indedaad thans niet zeer gemakkelyk: maar hy had vast beslooten, om liever alles, zelfs zyn leven te waagen, dan te voldoen aan de begeerte van den Cutwal dewyl zyn eigen behoud voor hem niet van zo veel belang was, als het behoud van de schepen. Hy bleef dus onverzettelyk, en by de bedreigingen van den Cutwal onverschrokken en standvastig. Dit was de reden, dat deeze zynen eisch eenigzins verzachtte, en begeerde alleenlyk, dat het scheeps-gereedschap, gelyk zeilen, touwwerk, roer enz. – aan land zouden gebragt worden. Maar ook dit wierd hem standvastig geweigerd, dewyl het ligtelyk te begrypen was, dat de schepen zelven in zyne magt zouden zyn, zodra men het tot de scheep-vaart vereischte gereedschap aan hem had overgegeeven.
Zulk een standvastig besluit had de Cutwal nu niet verwachr. Hierom verminderde hy andermaal zynen eisch, en begeerde thans niets anders, dan dat de Admiraal de waaren, welke hy aan boord had, aan land zou laaten brengen, om handel daarmede te dryven. Hy voegde 'er by, | |
| |
dat men hem, zodra dit geschiedde, niet meer zou wederhouden, om naar zyne schepen wedertekeeren. De Gama bewilligde in deeze begeerte, omdat hy daardoor gelegenheid ontving, zynen broeder van 't geen 'er gebeurd was, te verwittigen, en hem zynen wil bekend te maaken. Deeze bestond daarin, dat hy een gedeelte van de lading aan land zou zenden; en, dat, indien de Cutwal hem nog langer mogt gevangen houden, zyn ernstige wil was, dat de schepen buiten hem naar Portugal zouden terug keeren, om verslag te doen van de gelukkige ontdekking, en den Koning te beweegen, eene sterkere vloot herwaards te zenden, en van deeze gewigtige ontdekking gebruik te maaken. Men ziet, dat de man zich-zelven hierby uit het oog verloor, dewyl de eer, welke hy, en het voordeel, het welk zyn vaderland uit de door hem volbragte ontdekking van eenen nieuwen weg naar Oostindië kon verwachten, voor hem van meerder belang waren, dan zyne eigene vryheid, ja dan zyn eigen leven. Ziet hier, myne jonge Leezers! eenen trek, waaraan men een wezenlyk groot man kennen kan.
| |
| |
Paul de Gama, des Admiraals broeder, deed terstond 't geen hem belast, was, en zond eenige goederen aan land, maar schreef zynen broeder tevens daarby, dat hy zonder hem niet wederkeeren, maar veelmeer gewaapenderhand verschynen zou, om hem te bevryden. Maar deeze geweldige bevryding was niet noodig, want zodra de goederen aan land waren, vervulde de Cutwal zyne belofte, en de Gama ging aan boord. De Mooren hadden naamelyk hun plan veranderd. Dewyl het hen niet zo zeer te doen was om den persoon van den Admiraal, als wel veelmeer om zyne schepen wegteneemen, en zy wel zagen, dat zy door list hun oogmerk niet zouden bereiken, hadden zy beslooten, de Portugeezen zeker te maaken, en hen, was 't mogelyk, zo lang optehouden, tot dat 'er eene vloot, welke van Mekka verwacht wierd, terug zoude komen, welke zich dan met eenige andere vaartuigen, die de Samorin in 't geheim deed uitrusten, vereenigen en de Portugeesche schepen bemagtigen zoude.
Tot dat einde zochten zy den verkoop van de aan land gebragte waaren, zo veel | |
| |
mogelyk was, te vertraagen. Hierom liet de Gama dezelven naar Calicuta brengen, omdat hy geloofde, dat het te Padarene ontbrak aan koopers; maar ook hier was de verkoop zeer gering. Inmiddels naderde de tyd, welke tot het vertrek bepaald was. Hy zond uit dien hoofde twee van zyne schepelingen, Diäz en Braga naar den Samorin, die, met het bericht van de voorstaande terugreis, een geschenk aan hem overgeeven, en hem tevens verzoeken moesten, om eenen gezant aan den Koning van Portugal mede te zenden. Maar deeze afgezondenen wierden niet zeer wel ontvangen. De Samorin, dien men middelerwyl nog meer had overreed, dat de Portugeezen zeeroovers waren, vroeg hen met een donker gelaat: wat zy begeerden? En wanneer zy hem vervolgens het geschenk, 't welk bestond in gordels, zyden stoffen en andere zaaken, wilden overreiken, keerde hy het gezicht daarvan weg, en gaf last, om hetzelve aan één van zyne bedienden overtegeeven. Hy voegde 'er even zo gemelyk by: dat de Admiraal reizen kon zo schielyk als hy wilde, maar dat hy alvorens | |
| |
naar de wetten des lands zekere som moest betaalen voor het gebruik van de haven. Hiermede hadden de afgezondenen hun afscheid.
Zy gingen weder naar de schepen terug. Maar voor dat zy nog den oever konden bereiken, bemagtigde men onverwachts hunne persoonen, en bragt dezelven in eene zekere plaats.
De Admiraal, die door zynen vriend Bontaybo van dit voorval bericht ontving, wederhield zyn misnoegen, in de hoop, dat het hem mogelyk zou gelukken, om eenige voornaame Indiaanen magtig te worden, en dat hy voor de vrygeeving van dezelven, zyn eigen volk uit de gevangenis wederom vry koopen kon. Het geluk bcgunstigde zyn plan. Zes voornaame hovelingen, die uit het vriendelyk onthaal, welke eenige geringe Indiaanen op de schepen gevonden hadden, opmaakten, dat de Admiraal nog geen kennis moest hebben van de gevangenneeming zyner afgezondenen, waagden het, om, verzeld van vyftien gemeene Indiaanen, hem een bezoek te geeven, en men ontving ze, als gasten, die | |
| |
buitengewoon welkom waren. Maar naauwelyks waren zy aan boord of men nam ze gevangen; en de admiraal schreef aan den Samorin: dat hy deeze Indiaanen niet wederom op vrye voeten zou stellen, voor dat men hem zyn eigen volk wederom zou toegezonden hebben.
Drie dagen waren 'er reeds verloopen, zonder dat hy antwoord had ontvangen. Eindelyk verscheen 'er een schuit met naricht, dat zyn volk in het paleis van den Koning was, en den volgenden dag tot hem zou wederkeeren. Maar de Gama antwoordde met een toornig gelaat: dat hy begeerde, dat zyne afgezondenen zonder uitstel moesten wederom terug gegeeven worden, en dat hy, indien zulks niet geschiedde, de Indiaanen, die hy in zyne magt had, de hoofden zoude voor de voeten laaten leggen.
Den anderen dag verscheenen 'er zeven kleine vaartuigen, in één van welke men met veel genoegen Diäz en Braga ontdekte. Maar de Indiaanen, die hen bragten, dorsten niet tot aan de schepen komen. Men moest hen een boot te gemoet zenden, aan welken de twee afgezondenen overgele- | |
| |
verd wierden, en de Indiaanen roeiden vervolgens zeer bedeesd wederom terug.
Diäz bragt uit naam van den Samorin voor den Koning van Portugal een beschreeven palmblad mede, van den volgenden inhoud: ‘Vasco de Gama, een edelman van uw huis, kwam in myn land, en ik verheugde my in zyne komst. In myn land is overvloed van kaneel, kruidnagelen, peper en edele gesteenten. De dingen, welke ik uit uw land begeer, zyn zilver, goud, koraalen en scharlaken.’
De Admiraal liet vervolgens de zes Nayren, of voornaame Indiaanen, los; de overige gevangenen behield hy tot een onderpand voor de waaren, welke nog aan land waren. Middelerwyl kwam ook de vriend Bontaybo aan boord, en verzocht, dat men hem mede mogt neemen naar Portugal, omdat hy by zyne landslieden, de Mooren, wegens de aan de Portugeezen betoonde vriendschap zo gehaat was geworden, dat zy hem, zo hy daar bleef, waarschynelyk het leven zouden beneemen, gelyk zy hem thans reeds van alle zyne goederen beroofd hadden. De Gama ont- | |
| |
ving hem met blydschap, en gaf hem de verzeekering, dat men hem in Portugal het verlies van zyne goederen rykelyk vergoeden, en voor de aan de Portugeezen beweezene diensten op eene betaamelyke wyze beloonen zou.
Nadat men nu eenige dagen vruchteloos had verwacht, dat de aan het land terug gebleevene waaren zouden wederom gebragt worden, gaf de Admiraal sein tot het vertrek, en men ligtte de ankers.
Hunne terugreis was wel langkzaam, maar evenwel vry voorspoedig, en 'er gebeurden op dezelve juist geene gevallen, welke verdienen hier verhaald te worden. Dus vergenoeg' ik my, om 'er alleenlyk nog bytevoegen: dat Vasco de Gama in de maand September van het jaar 1499, na eene afweezigheid van twee jaaren en twee maanden, terzelfder plaatse wederom ten anker ging liggen, vanwaar hy afgevaaren was; en dat hy van honderd-en zestig koppen, die hy had medegenomen, niet meer dan in de vyftig wederom mede terug bragt. De overigen waren door ziekten vernield. Onder deezen was ook zyn eigen broeder Paul de
| |
| |
Gama, die kort voor het einde van de reis op Tercera, een van de Azorische eilanden, aan eene uitteering overleed.
De gelukkige terugkomst van den Admiraal en het naricht van de door hem volbragte groote ontdekking, veroorzaakte aan het hof en door het geheele land eene uitsteekende vreugde. De Koning zond hem verscheidene lieden van rang te gemoet, die hem met de uitsteekendste eerbewyzingen ontvangen, en hem, onder een onbeschryflyk gedrang van aanschouwers, naar het hof leiden moesten. Hier wierd hy voor de diensten, welke hy aan het koningkryk had beweezen op de plegtigste wyze bedankt, en men stond hem, behalven den eertytel van Don eene jaarwedde van drieduizend dukaaten toe, het welk in dien tyd eene aanzienelyke som was. Elk zyner overgebleeven schepelingen wierd naar evenredigheid beloond. De Koning zelf vermeerderde wegens deeze gewigtige ontdekking zyne tytels, en noemde zich Heere van de verövering en Scheepvaart van Ethiopië, Arabië, Perzië en Indië.
Door het geheele Koningkryk wierden | |
| |
dank- en vreugde-feesten aangesteld; en de Geschiedenis schreef den naam Vasco de Gama, naast dien van Kolumbus, op de lyst van de merkwaardigste mannen deezer eeuw.
|
|