Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 347] [p. 347] Adieu De zomer is al haast voorbij, adieu, mijn lief verloren... de wind jaagt achter wolken aan, adieu, mijn uitverkoren... Het is een vriendlijk spel geweest van wederzijdsch behagen, adieu,... de nachten waren lang al die voorbije dagen. De wolken worden grijzer en de avonden zijn kouder en eigenlijk moest je slapen gaan aan mijnen warmen schouder. De goede zon gaat op recès, de sterren blijven achter; daar kijk je naar, daar kijk ik naar; het leven wordt wat zachter. En grijs wordt ook de groote zee achter de grauwe duinen; de laatste asters staan in bloei in kleine vale tuinen. De stad steekt al haar lichten aan, adieu, mijn lief verloren... en met de zomer is 't gedaan, adieu, mijn uitverkoren... (H. 1934) Vorige Volgende