Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 272] [p. 272] Boomen in bergen De duinen, waàr ons oog zich ook wendt en van zee het ver geruchten, tegen diepe zomer-luchten; - een Japansche prent - de boomen. Zij rijzen vreemd-gedrocht'lijk omhoog en vervormd door ruige winden, machtig en als éensgezinden onder hemelboog: de boomen. Gesproten uit het zandig duin en gegroeid tot stoere stammen, beurend boven witte kammen een verwrongen kruin: de boomen. Verlaten lijnt hun scherp silhouet, overheerschend allerwegen, eenzaam midden storm en regen zijn ze neergezet: de boomen. En wij bij 't schouwen van dit geweld zijn verbijsterd door hun krachten, stijgend in een trotsch verwachten, en door géén geveld: de boomen. Een bede als tijd's donkere druk heeft gekwetst ons kleine leven, dat wij tòch weer opwaarts streven als het sterk geluk dier boomen. (E.M. 1925) Vorige Volgende